• No results found

CONCLUSIE, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN

Dit onderzoek houdt zich bezig met het digitale mediagebruik van jongeren. Het richt zich specifiek op het zoeken en beoordelen van informatie over gezondheid. Veel gezondheidsorganisaties hebben problemen met het bereiken van de jongeren in de samenleving, omdat deze steeds meer tijd op het internet doorbrengen. Gezondheidsorganisaties als de GGD hebben het idee dat de folders met risico-informatie en de informatiebrieven die zij versturen niet genoeg zijn om de jongeren te voorzien van betrouwbare informatie. De jongeren hebben namelijk, via de digitale media, een grote hoeveelheid gezondheidsinformatie tot hun beschikking. Deze informatie is alleen niet altijd even betrouwbaar en het is aan de jongeren zelf om te bepalen hoe betrouwbaar de informatie is die zij van het internet afhalen. Een gezondheidsorganisatie wil de jongeren helpen aan betrouwbare informatie, maar de jongeren kiezen zelf welk digitaal medium zij inzetten en in welke informatie zij genoeg vertrouwen hebben om beslissingen over hun gezondheid op te baseren.

De betrouwbaarheid van informatie speelt daarom een grote rol in dit onderzoek. Het vertrouwen van de informatie en het geloven in de informatie zijn echter ook van belang. Het begrip betrouwbaarheid dekt de lading daarom niet helemaal. In dit onderzoek wordt daarom de voorkeur gegeven aan het begrip credibility. Dit begrip beschrijft de perceptie van de ontvanger van de informatie beter en omvat onder andere ook het vertrouwen, de geloofbaarheid en de deskundigheid van de informatie.

Voor een gezondheidsorganisatie als de GGD is het handig als zij weten waar de jongeren hun gezondheidsinformatie vandaan halen, hoe zij de betrouwbaarheid ervan bepalen en of de jongeren bepaalde voorkeuren hebben bij het gebruik van de digitale media voor risicocommunicatie. De onderzoeksvraag in dit onderzoek is dan ook als volgt geformuleerd:

Welke digitale media gebruiken jongeren om informatie over gezondheid te vinden en hoe bepalen zij de credibility van deze informatie?

Deze onderzoeksvraag is niet in een keer te beantwoorden en daarom zijn er een aantal deelvragen en hypothesen geformuleerd. Door antwoorden te zoeken op de deelvragen wordt er een antwoord gezocht op de onderzoeksvraag.

Het antwoord op deze vragen moet van de jongeren zelf komen. Zij weten het beste welke digitale media zij wel of niet gebruiken en waar zij op letten bij het bepalen van de credibility van de gevonden informatie. Er is in dit onderzoek daarom gekozen om een enquête onder een groep jongeren te houden. Deze enquête is online beschikbaar gemaakt en een aantal jongeren zijn via hun school of huiswerkinstituut benaderd met het verzoek de enquête online in te vullen. Door hun medewerking kunnen de onderstaande deelvragen beantwoord worden.

- Welke digitale media gebruiken jongeren voor risicocommunicatie?

o Welke media gebruiken zij om meningen en ervaringen van anderen te vinden en welke voor feiten over de risico’s?

o Met welk medium vinden jongeren snel én betrouwbare informatie?

o Wanneer jongeren een zoekmachine gebruiken, wat voor zoekwoorden gebruiken zij dan?

- Kunnen de jongeren beoordelen of de gezondheidsinformatie credible is? o Waar baseren ze de credibility op?

o Wanneer zij een medium vaker gebruiken zien zij het dan ook als meer credible dan media die zij weinig gebruiken? (H1)

o Zorgt meer ervaring met de digitale media voor het beter kunnen inschatten van de credibility? (H2)

- Zijn er verschillen waar te nemen onder de verschillende deelgroepen van jongeren? o Deelgroepen: geslacht, leeftijd, provincie en opleidingsniveau

H1: Een jongere vindt een digitaal medium waar hij meer tijd aan besteedt meer ‘credible’ dan een digitaal medium waar hij minder tijd aan besteedt.

H2: Een jongere die meer tijd besteedt aan een digitaal medium zal

a. denken dat hij beter is in het inschatten van de credibility van digitale informatie

b. beter zijn in het inschatten van de credibility van digitale informatie dan een jongere die het digitale medium minder gebruikt.

H3: Oudere jongens en meisjes gebruiken de digitale media meer voor risicocommunicatie dan jongere.

Uit de antwoorden van de jongeren is gebleken dat niet alle acht digitale media in dezelfde mate gebruikt worden om gezondheidsinformatie te zoeken. Wanneer jongeren feitelijke informatie willen, gebruiken zij een zoekmachine of gaan naar specifieke websites als Wikipedia. Voor meningen en ervaringen gebruiken zij de chat, een forum, een SNS of een zoekmachine. E-mail en weblogs worden door de meeste jongeren niet gebruikt om gezondheidsinformatie mee te verkrijgen. Jongeren verkiezen feitelijke informatie boven meningen en ervaringen, maar de meeste jongeren hebben liever een combinatie van de drie soorten informatie. Zij denken dat een zoekmachine het snelst informatie levert en dat deze ook credible is. Wanneer zij dit medium gebruik om informatie te zoeken, zoeken zij met behulp van eenvoudige zoekquery’s. Als zij bijvoorbeeld informatie over de gevolgen van roken willen, gebruiken zij een zoekquery als ‘gevolgen van roken’. Bij het zoeken naar de gevolgen van overgewicht wordt de fantasie iets meer gebruikt. Bij deze zoektocht wordt het woord ‘overgewicht’ gecombineerd met diverse woorden, bijvoorbeeld met ‘gevaren van’ of ‘aanpakken’.

De jongeren hebben zo hun eigen voorkeuren met betrekking tot het digitale medium en het soort informatie. Zij zoeken elk op hun eigen manier. De credibility van de informatie moeten zij ook zelf bepalen. Dit kan door op verschillende factoren te letten. De meeste jongeren baseren de credibility van de digitale informatie op de manier waarop de informatie gepresenteerd wordt, de nauwkeurigheid van de informatie, de bron en de bruikbaarheid van de informatie. Soms wordt de gevonden informatie ook vergeleken met een andere bron om te kijken of de informatie overeenkomt.

De media die volgens de jongeren de meeste credible informatie leveren zijn zoekmachines en specifieke websites. De minst credible informatie komt van een weblog of een SNS. De cijfers die door de jongeren aan de credibility van informatie worden gegeven liggen voor de meeste digitale media onder de zes. Alleen de beeld- en geluidsite (een 6,1), de specifieke websites (een 6,9) en de zoekmachine (een 7,4) krijgen een voldoende.

De eerste hypothese in dit onderzoek behandelt de vraag of een medium dat vaker gebruik wordt ook als meer credible wordt gezien. Dit lijkt zo te zijn. Bij de zoekmachine, beeld- en geluidsite, specifieke websites, chat en forum is er een zwakke, positieve, relatie tussen het gebruik van een medium en het cijfer voor de credibility van informatie van dat medium. Wanneer deze media door een jongere meer gebruikt wordt zal het cijfer dat hij geeft hoger worden. De eerste hypothese wordt hiermee bevestigd.

De tweede hypothese bestaat uit een a- en een b-gedeelte. Het a-gedeelte gaat ervan uit dat een jongere die meer tijd besteedt aan een digitaal medium zichzelf beter zal inschatten dan een jongere die er minder tijd aan besteedt. Uit de resultaten blijkt dat voor bijna alle

media geldt dat de kans dat een jongere zichzelf als niet goed inschat kleiner wordt naarmate de tijd die aan het medium wordt besteedt toeneemt. De resultaten zijn echter alleen significant voor de zoekmachine en de beeld- en geluidsite. Dit deel van de hypothese wordt alleen voor deze twee media bevestigd. Het b-gedeelte van de hypothese heeft betrekking op het daadwerkelijk bepalen of een bron credible is of niet. De hypothese gaat ervan uit dat meer gebruik van een medium zal leiden tot het beter kunnen inschatten van de credibility. Dit is bij een aantal media wel het geval maar deze resultaten zijn niet significant. Het enige significante resultaat voorspelt dat bij meer gebruik van een Social Network Site de kans op het inschatten van een niet credible bron als niet credible kleiner wordt. De tweede hypothese wordt hiermee dus niet bevestigd.

De derde hypothese heeft betrekking op de vraag of oudere jongens en meisjes de digitale media meer voor risicocommunicatie gebruiken dan de jongere respondenten. Voor deze hypothese zijn de respondenten opgesplitst in twee groepen. Een jongere groep met respondenten van twaalf tot en met veertien jaar en een oudere groep met de respondenten van vijftien tot en met zeventien jaar. Bij beide groepen kiezen de meeste respondenten, wanneer zij op zoek zijn naar feiten, voor een zoekmachine. De specifieke websites worden daarna het meest gekozen. Hierin verschillen de twee groepen niet van elkaar. Bij het zoeken naar meningen en feiten zijn er wel verschillen waar te nemen tussen de groep jongeren van 12 t/m 14 jaar en de groep van 15 t/m 17 jaar. De jongere groep gebruikt hiervoor de SNS, de beeld- en geluidsites en de weblogs. Door de oudere groep worden de zoekmachine, het forum en de chat het meest gebruikt. De digitale media waarvan het hoogste percentage jongeren aangeeft dat ze die niet gebruikt voor risico-informatie zijn: forum, email en specifieke websites voor de 12 t/m 14 jarige respondenten en e-mail, weblog en SNS voor de 15 t/m 17 jarige respondenten. Wanneer de resultaten van beide groepen naast elkaar worden gelegd lijkt het erop dat de jongere doelgroep de digitale media meer gebruikt dan de oudere doelgroep. Dit houdt in dat de derde hypothese niet bevestigd kan worden. Het is echter niet zozeer het verschil in de mate van het gebruik wat opvalt, als wel het feit dat de jongere en oudere respondenten elk hun voorkeur lijken te hebben voor het gebruik van andere media bij het zoeken naar gezondheidsinformatie zoals hierboven al werd beschreven.

In dit onderzoek is er op verschillende manier geprobeerd onderscheid te maken tussen de verschillende respondenten. Dit onderscheid is gemaakt op basis van het geslacht en de leeftijd van de respondenten, maar ook op basis van de provincie waarin zij wonen en de opleiding die zij volgen. De enquête laat zien dat er tussen mannen en vrouwen kleine verschillen waar te nemen zijn. De mannelijke respondenten geven hogere cijfers voor de credibility van informatie die zij via digitale media ontvangen. Het kan zijn dat zij de informatie meer credible vinden dan de vrouwen, maar het kan ook zijn dat zij sneller een hoger cijfer geven. De mannen letten bij het bepalen van de credibility op andere factoren dan vrouwen, waardoor zij misschien eerder geneigd zijn om een hoger cijfer te geven. Zij letten op de bruikbaarheid, de bron en de nauwkeurigheid van informatie. De vrouwen kijken ook naar de nauwkeurigheid, maar laten daarnaast de begrijpelijkheid en presentatie meespelen. Beide groepen zijn het er wel over eens dat de zoekmachine en de specifieke websites het snelst voor gezondheidsinformatie zorgen. Er is tevens niet veel verschil waar te nemen tussen hun voorkeuren voor het soort gezondheidsinformatie. Ze willen beide een combinatie van feitelijke informatie, meningen en ervaringen. Het verschil in leeftijd van de respondenten is bij het bespreken van de derde hypothese al aan bod gekomen. Bij de andere vragen zijn er maar kleine verschillen waar te nemen, zoals bij het geven van een cijfer voor de credibility van digitale informatie. Dit kan komen door het lage respondentenaantal, dat er ook voor heeft gezorgd dat het niet goed mogelijk is om onderscheid te maken tussen respondenten afkomstig uit verschillende provincies. Over respondenten met verschillende opleidingen is wel wat te zeggen. Zo geven jongeren met een hogere opleiding een lager cijfer voor de

credibility van de gevonden informatie en letten zij minder op de hoeveelheid informatie om de credibility te bepalen. Zij hechten meer waarde aan de bron en het taalgebruik dan de respondenten met een lagere opleiding. Bij het inschatten van de informatie op de afbeeldingen in de enquête zijn er ook verschillen waar te nemen. De vmbo- en havoleerlingen denken dat de informatie op de afbeelding van ‘Goeie vraag’ meer credible is dan de eerste (vraag 16), terwijl de vwo-leerlingen de informatie op de afbeelding van ’Alcohol de Baas’ meer credible vinden. Wanneer aan de respondenten gevraagd wordt hoe goed zij denken te zijn in het inschatten van de credibility zijn er weinig verschillen waar te nemen tussen de leerlingen met verschillende opleidingen.

Nu de deelvragen uit dit onderzoek beantwoord zijn kan er ook een antwoord gegeven worden op de onderzoeksvraag. Deze vraag ziet er als volgt uit:

Welke digitale media gebruiken jongeren om informatie over gezondheid te vinden en hoe bepalen zij de credibility van deze informatie?

De jongeren zoeken de gezondheidsinformatie vooral met een zoekmachine, op specifieke websites en via een chat. De zoekmachine en specifieke websites worden voornamelijk ingezet om feitelijke informatie te vinden, terwijl de chat gebruikt wordt om meningen of ervaringen van anderen te krijgen. De credibility van de informatie die zij via de digitale media krijgen baseren zij vooral op de manier waarop de informatie gepresenteerd wordt en de nauwkeurigheid van de informatie. Daarnaast spelen de bron en de bruikbaarheid van de informatie een rol.

5.1 Discussie

Door het tegenvallende aantal respondenten was het lastig om onderscheid te maken op basis van leeftijd, opleiding en provincie. Er was een groot aantal scholen en huiswerkinstituten benaderd. Het bleek voor hen meestal een probleem om aan het onderzoek mee te werken. Dit kan gekomen zijn doordat de vraag om mee te werken bij hun binnenkwam tegen het einde van het schooljaar. Bij een volgend onderzoek moet hier meer rekening mee worden gehouden, aangezien er in andere periodes misschien meer medewerking wordt verleend en er dan een groter aantal respondenten beschikbaar is. Dit kan ervoor zorgen dat er van elke leeftijd meer respondenten zijn en er meer conclusies getrokken kunnen worden over verschillen tussen jongeren van verschillende leeftijden. Dit geldt ook de voor jongeren uit de verschillende provincies. Op het gebied van het digitale mediagebruik voor risicocommunicatie door jongeren is namelijk nog meer onderzoek nodig. Dit onderzoek is slechts een begin. Veel onderzoeken naar het mediagedrag van jongeren kijken alleen naar het gebruik van internet en niet specifiek naar hoe de jongeren naar gezondheidsinformatie zoeken. Ze concluderen dat jongeren naar gezondheidsinformatie zoeken met behulp van de digitale media, maar niet via welke media. In dit onderzoek is er ook geconcludeerd dat jongeren de digitale media inzetten tijdens hun zoektocht naar gezondheidsinformatie. Het onderzoek levert echter ook meer inzicht in welke media zij gebruiken en hoe ze deze inzetten. Het onderzoek laat zien dat jongeren niet allemaal dezelfde media gebruiken, dat zij een eigen voorkeur hebben voor wat voor informatie zij willen en dat zij voor de verschillende soorten informatie verschillende media gebruiken.

Uit eerdere onderzoeken bleek dat de leeftijd en het geslacht van invloed is op het mediagebruik. Jongeren van vijftien tot en met zeventien jaar zouden meer gezondheidsinformatie zoeken dan jongeren jongens en meisjes. Uit dit onderzoek is gebleken dat eerder het omgekeerde het geval is en dat het verschil in gebruik vooral zit in welke media zij gebruiken. Oudere jongeren gebruiken andere media om te zoeken dan de jongere. Het

geslacht is ook van invloed op het mediagebruik, zoals bij het bepalen van de credibility. De credibility van digitale informatie werd in eerdere onderzoeken niet in relatie gebracht met jongeren en gezondheidsinformatie. Er werd wel gezegd dat de credibility zou samenhangen met het gebruik van de media. Tijdens dit onderzoek kwam naar voren dat dit voor de meeste digitale media inderdaad geldt. Wanneer iemand meer gebruik maakt van een medium vindt hij de informatie die hij via dat medium krijgt meer credible dan een medium waar hij minder tijd aan besteedt.

De credibility van informatie is belangrijk, want een jongere kan via de digitale media veel gezondheidsinformatie krijgen, maar deze informatie kan pas ten goede gebruikt worden als die credible is. Veel jongeren geven ook aan dat zij gezondheidsinformatie via het internet zoeken, al besteden ze hier, in vergelijking met hun andere online bezigheden, nog weinig tijd aan. Wanneer de informatie die zij vinden niet credible is, kan dit van invloed zijn op de gezondheid van een jongere. Gezondheidsorganisatie als de GGD willen de jongeren daarom via de digitale media credible informatie geven. Zij hebben alleen problemen om de jongeren op deze manier te bereiken. Meer inzicht in het digitale mediagebruik van jongeren voor risicocommunicatie is voor hen dan ook van belang. Wanneer zij weten welke digitale media jongeren wel en welke zij niet gebruiken, wat voor soort informatie zij willen, hoe zij de credibility van informatie bepalen en welke digitale media als credible worden gezien, dan kunnen zij hier rekening mee houden wanneer zij met de jongeren communiceren over risico’s. Een gezondheidsorganisatie moet er onder andere rekening mee houden dat de jongeren niet allemaal gelijk zijn. Jongens en meisjes gebruiken de digitale media anders en zijn in andere onderwerpen geïnteresseerd. Daarnaast speelt ook de leeftijd van een jongere een rol. Jongere en oudere jongeren moeten op een andere manier benaderd worden. Wanneer er bijvoorbeeld informatie over een gezondheidsrisico naar meisjes toe moet, kan ervoor gekozen worden om te letten op de presentatie van de informatie, de nauwkeurigheid en de begrijpelijkheid van de informatie, terwijl informatie die voor jongens van belang is vooral bruikbaar moet zijn en een duidelijke bronvermelding moet bevatten. Het is ook aan te bevelen om de jongeren onder elkaar te laten communiceren over het risico, aangezien zij, naast feitelijke informatie, meningen en ervaringen van anderen op prijs stellen. Het digitale medium of de media die hiervoor gebruikt worden hangt weer af van de doelgroep van de risicocommunicatie. Simpelweg een website opzetten is niet genoeg, er moet meer aandacht geschonken worden aan de jongeren en de manier waarop zij de digitale media inzetten voor risicocommunicatie.

Dit onderzoek was gericht op één aspect van het gebruik van digitale media voor risicocommunicatie, namelijk het zoeken van gezondheidsinformatie met behulp van de digitale media. Het onderzoek kan in de toekomst nog verder uitgebreid worden door te kijken of de jongeren zelf ook gezondheidsinformatie verspreiden via deze media. Zetten zij bijvoorbeeld hun eigen ervaringen of die van familieleden online? Of delen ze hun meningen met andere leeftijdsgenoten? Dit zijn interessante vragen om een antwoord op te zoeken nu bekend is dat jongeren de digitale media gebruiken om gezondheidsinformatie te zoeken.

Literatuur

Adams, T.L. & Clark, N. E. (2001), The internet. Effective online communication, Forth Worth: Harcourt College Publishers

Atkinson (2010), The Backchannel: How Audiences Are Using Twitter and Social Media and Changing Presentations Forever. Berkeley, California: New Riders Press,

Berg, van den K. (2009), Uitlegparty: De jeugd van tegenwoordig, BRIGHT,

http://www.bright.nl/uitlegparty-de-jeugd-van-tegenwoordig, (05-11-2009) boyd, d. m. & Ellison, N. B. (2007), Social network sites: Definition, history, and

scholarship. Journal of Computer-Mediated Communication, 13(1), article 11

http://jcmc.indiana.edu/vol13/issue1/boyd.ellison.html

Brookshear, J. Glenn (2005), Computer Science: An overview. Eight Edition. USA: Pearson Addison Wesley

Cantoni, L.& Tardini, S. (2006), Internet. London and New York: Routledge CBS (2003), Jeugd 2003, cijfers en feiten, Centraal Bureau voor de Statistiek,