• No results found

Mededingingswet en prijzen

In document Jaarverslag 2002 NMa en DTe (pagina 54-58)

De verwachtingen over de economische invloed van de in 1998 van kracht geworden Mededingingswet zijn altijd hoog gespannen geweest: toenemende concurrentie, sterkere economische groei, een beter en adequater productaanbod en vooral een betekenisvol prijsdrukkend effect.

Zoals aangegeven in het jaarverslag over 2001 is het voor de verantwoording van hetgeen de NMa doet nuttig dergelijke verwachtingen geregeld te toetsen. Het meten van effecten van de Mededingingswet brengt de doeltreffendheid ervan in kaart en draagt bij aan optimalisering van de beleidsinstrumentatie. Daarom wordt economisch onderzoek uitgevoerd naar de effecten van het kartelverbod en fusiecontrole.

Dit onderzoek past in een internationale trend economische effecten van mede-dingingsbeleid te concretiseren.1

Het potentiële prijsverlagende effect van het Nederlandse mededingingsregime is onderwerp van tal van verkennende econometrische analyses. Onderzoekers berekenen dat de inflatie tot ruim 1 procentpunt per jaar lager kan uitpakken door betere marktwerking.2Naast het eenmalige effect van bovencompetitieve prijzen die naar het lagere evenwichtniveau dalen, onderkennen zij een dynamische doorwerking, bijvoorbeeld omdat concurrentie de productiviteitsgroei stimuleert zodat kosten per eenheid product dalen. Zo kan concurrentie – mogelijk langdurig – zorgen voor een neerwaartse druk op de inflatiecijfers.

Er is echter nog onvoldoende tijd verlopen sinds het van kracht worden van de Mededingingswet om nu al uitspraken te kunnen doen over het al dan niet optreden van een permanent inflatieverlagend effect. Wel kan op basis van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek worden geconstateerd dat de gemiddelde prijs-kostenmarge van ondernemingen in Nederland na 1997 significant is gedaald en 4 procentpunt onder het langjarig gemiddelde ligt.3De gemiddelde prijsstijging viel gedurende de eerste drie jaren dat de Mededingingswet van kracht was 2 procent-punten lager uit dan geïndiceerd door feitelijke kostenstijgingen en vraagfactoren. Van de nieuwe concurrentieverhoudingen in Nederland lijkt derhalve een prijs-drukkend effect te zijn uitgegaan.

Een effect in deze orde van grootte mag worden verwacht op basis van inter-nationaal wetenschappelijk onderzoek en de ervaringen van andere mededingings-autoriteiten.4Analyses van beschikbare gegevens in concrete mededingingszaken tonen dat verstoringen van de mededinging op de desbetreffende relevante markt leiden tot prijzen die gemiddeld 5 tot 10 procent boven het competitieve niveau liggen. Het einde van het Nederlandse ‘kartelparadijs’ in 1997 heeft dit bovencompetitieve prijsniveau als het ware deels vrijgemaakt.

Deze inflatiewinst is derhalve het gevolg van spontane naleving van de nieuwe mededingingsregels. Dit moet niet worden verward met de ontwikkeling van prijzen op specifieke markten waar mededingingsrechtelijk is ingegrepen. Hier moet immers door de benodigde opsporingstijd en de duur van de juridische procedures worden verwacht dat in het algemeen geen directe relatie kan worden gemeten tussen

overtreding en afzetprijs. Zelfs de volgtijdelijkheid van veranderende marktparameters en een vaststelling van de inbreuk kan contrair zijn, bijvoorbeeld indien marktpartijen hun gedrag reeds gedurende of in anticipatie van een procedure in meer markt-conforme richting aanpassen.

1 S. Davies en A. Majumdar, The

development of targets for consumer savings arising from competition policy, OFT discus-sion paper, Londen, 2002.

2 H. Nieuwenhuijsen en J. Nijkamp, Competition and Economic Performance, EIM, Zoetermeer, 2001, P.A.D. Cavelaars, Does Competition Enhancement Have Permanent Inflation Effects?, Kyklos 2003, jrg. 56, nr. 1 blz. 69-94.

3 F. Warzynski, The Dynamic Effect of Competition on Price Cost Margins and Innovation, Dissertatie Universiteit van Leuven, 2003, Hoofdstuk 3, i.h.b. blz. 51-57, P.A.G. van Bergeijk en M. Verkoulen, Heeft de Mededingingswet al effect?, ESB, april 2003

4 Ook de praktijkervaring van de NMa is in overeenstemming met deze gegevens; zie hierna over ‘Prijsopdrijving in de bouw’.

Deze complicatie doet zich niet voor bij het concentratietoezicht, de controle van fusies en overnames door de NMa, aangezien de gunstige effecten van het concentratie-toezicht alleen kunnen optreden nadat het ontstaan van een economische machts-positie als gevolg van een concentratie is voorkomen. De NMa kan een vergunning voor een concentratie eisen en weigeren, maar ook door het stellen van aanvullende voorwaarden is ervoor te zorgen dat de transactie wordt aangepast.

Het is van belang te onderkennen dat het bij het voorkomen van anticompetitieve concentraties niet alleen gaat om fusies die worden tegengehouden nadat de betrokken ondernemingen een concentratie bij de NMa hebben gemeld (de bestuursrechtelijk af-gedwongen naleving). Immers, er zijn ook bedrijven die bij afwezigheid van

concentratietoezicht een fusie zouden zijn aangegaan, maar nu voorzien dat de NMa desbetreffende fusie niet zal goedkeuren en er daarom van afzien (de spontane naleving). Het is lastig deze verdrongen fusie-intenties te kwantificeren. Daarom is het internationaal gebruikelijk een conservatieve schatting te maken door zich te beperken tot louter effecten van die concentraties die niet, althans niet in voorgestelde vorm, zijn goedgekeurd.5

Een concentratie die het ontstaan of versterken van een economische machtspositie tot gevolg heeft, vindt door het concentratietoezicht niet plaats. Hierdoor treden ook de ongunstige effecten van de voorgenomen concentratie niet op. De kosten en baten van het toepassen van het concentratietoezicht kunnen derhalve alleen via

model-berekeningen inzichtelijk worden gemaakt. Met behulp van een door mededingings-autoriteiten in onder meer de Verenigde Staten en Scandinavië gebruikte

simulatiemethode zijn de concentratiezaken uit de afgelopen vijf jaar onderzocht. Dit model6wordt gevoed met gegevens die de NMa voor de desbetreffende beoordeling verzamelt. Daarbij gaat het onder meer om prijzen, afgezette hoeveelheden en vraag-en substitutie-elasticiteitvraag-en.

De analyse is gericht op het simuleren van de verwachte marktevenwicht nadat een aantal marktpartijen gefuseerd is en de resulterende onderneming met een econo-mische machtspositie de prijzen van meerdere goederen kan bepalen. Door deze situatie te vergelijken met de feitelijke marktuitkomsten op het moment van de concentratiemelding, kunnen onder meer de effecten van de fusie op prijzen en volumes worden bepaald en daarmee samenhangend de veranderingen in consumentensurplus en de netto toe- of afname van de welvaart.

Onderzochte concentratie Uitkomst ingrijpen NMa

• SEP – EPON – EPZ –EZH – UNA verzoek ingetrokken

• RAI – Jaarbeurs verbod

• Internatio- Müller – Brocacef verzoek ingetrokken • Staatsloterij – Lotto – Bank-giroloterij verbod

• FCDF – De Kievit goedkeuring onder voorwaarden

• PNEM/Mega – Edon goedkeuring onder voorwaarden

• The Greenery – Fruitmasters verzoek ingetrokken

• Wegener Arcade – VNU Dagbladen goedkeuring onder voorwaarden • De Telegraaf – De Limburger goedkeuring onder voorwaarden • Rémy Cointreau – Bols goedkeuring onder voorwaarden • Gran Dorado – Center Parcs goedkeuring onder voorwaarden

5 P. Nelson en S.Sun, Consumer savings from merger enforcement: a review of the antitrust agencies’ estimates, Antitrust Law Journal, jrg. 69, 2001

6 De kern van de exercitie wordt gevormd door een Bertrand-Nash model voor heterogene goederen, waarin bedrijven winst optima-liseren op basis van de hun beschikbare informatie. L. Froeb en S. Tschantz, How Much Information is Required to Accurately Predict Merger Effects?, Vanderbilt University, 2001

De onderstaande figuur illustreert de methode aan de hand van modeluitkomsten voor vier verschillende relevante markten. Per marktpartij is het marktaandeel en de verwachtte prijsstijging weergegeven. Gezien de dikwijls omvangrijke prijsstijgingen blijkt uit dit nadere onderzoek ten minste dat destijds terecht is besloten de fusie niet in voorgestelde vorm te laten plaatsvinden. Op basis van aanvullende simulaties is de voorzichtige conclusie gerechtvaardigd dat met het concentratietoezicht door de NMa in de onderhavige gevallen prijsstijgingen van gemiddeld 5 tot 10 procent zijn voorkomen.

zaak 1 zaak 2 zaak 3

voorkomen prijsstijging 0 % 10 % 20 % 30 % 40 % 50 % 60 % 70 % 5 % 10 % 15 % 20 % 25 % 30 % 35 % 40 % 45 % marktaandeel Modeluitkomsten

Prijsopdrijving in de bouw: een economisch perspectief

Om inzicht te krijgen in de, inmiddels openbaar gemaakte, schaduwadministratie van de bouwonderneming Koop Tjuchem, heeft de NMa de gegevens van de 3465 daarin geregistreerde afspraken van ruim 300 ondernemingen over de periode 1985-1998 elektronisch ontsloten en geclassificeerd.

De NMa heeft twee methoden gehanteerd om prijsopdrijving te schatten. Ten eerste zijn de in de schaduwadministratie geregistreerde (toezeggingen van) onderlinge betalingen van de karteldeelnemers bekeken. Een nadeel van deze methode is dat deze de extra winstgevendheid voor de uitvoerder niet bepaalt. Deze methode leidt dus tot een onderschatting. De NMa kwam met deze berekening op een gemiddelde prijs-opslag van 9 procent voor de in de schaduwadministratie geregistreerde werken in het jaar 1998.

Ten tweede analyseerde de NMa de biedingen waarbij het kartel niet won. Voor deze aanbestedingen zijn het (onderboden) kartelbod en de winnende inschrijfprijs bekend. De winnende inschrijfprijs is het (blijkbaar rendabele) bedrag waarvoor de opdracht is gegund aan een concurrerende ‘niet-karteldeelnemer’. Achteraf kan met behulp van deze gegevens worden bepaald met hoeveel men de prijs ten minste beoogde op te stuwen. Deze voorgenomen opslag loopt op van gemiddeld 9 procent in 1995 tot 12 procent in 1998.

Deze mate van prijsopdrijving is qua orde van grootte vergelijkbaar met

bevindingen van wetenschappelijk onderzoek voor andere landen en marktsegmenten. Het interval waarbinnen de schattingen door de NMa liggen, loopt niet uit de pas met die bevindingen en de praktijkervaring van andere mededingingsautoriteiten. Des-ondanks zijn in de media vragen gerezen naar het realiteitsgehalte van de prijs-opdrijving door kartels, omdat geen sprake lijkt te zijn van een opvallend hoge winsten in de bouwsector.

Prijsopdrijving vertaalt zich echter niet altijd ondubbelzinnig in hogere winsten. Het prijseffect leidt tot maatschappelijke doelmatigheidsverliezen die niet in de resultatenrekening terug zijn te vinden. Daarbij gaat het niet alleen om afname van productie, maar ook om inefficiënt produceren en om onderlinge betalingen buiten de boeken om. Deze inefficiënties komen uiteindelijk als kosten in de officiële boek-houdingen terecht. Slechts de netto-kartelwinst, de daadwerkelijke prijsopdrijving, leidt tot een waarneembaar hogere winst. Voor de afnemers is dit allemaal overigens van weinig belang: zij hebben gemiddeld ruwweg 10 procent te veel moeten betalen.

Regulering van de energiemarkten

In document Jaarverslag 2002 NMa en DTe (pagina 54-58)