• No results found

De Mechelse drukpers voor 1800

In 1895 publiceerde Henri Cordemans de Bruyne (1866-1956) in het Bulletin van de Mechelse oudheidkundige kring het eerste deel van zijn Bibliographie malinoise.1

Het bleef echter bij één artikel over de drukpers te Mechelen in de vijftiende eeuw en het ‘a suivre’ op het einde van het artikel bleef zonder gevolg.2

Enkele jaren later werd in hetzelfde Bulletin een Bibliothèque malinoise. Catalogue spécial uitgegeven door de toenmalige stedelijke archivaris en bibliothecaris Victor Hermans

(1820-1912).3

Deze catalogus van de Mechelse stedelijke bibliotheekcollecties waarin Mechelse en andere drukken in thematische hoofdstukken werden ondergebracht, werd na een drietal afleveringen eveneens onvoltooid afgebroken. Een bibliografisch repertorium van Mechelse edities - zoals wel bestond voor steden als Gent en Ieper - kwam dus niet tot stand en na een aantal jaren ebde ook de golf van

wetenschappelijke interesse voor de lokale boekproductie langzaam weg.4

Tussen september 2007 en augustus 2008 werd de Mechelse stedelijke

boeken-collectie, die bewaard wordt in het Stadsarchief Mechelen, beschreven in de Short Title Catalogus Vlaanderen (STCV). De collectie bleek - vooral dankzij de verzamelwoede van enkele Mechelse bibliofielen uit de negentiende en twintigste eeuw5

- een unieke vindplaats van Mechelse drukken. Het aantal Mechelse edities in deSTCVsteeg van 101 naar 824.6

De opzet van dit artikel is niet om alsnog een repertorium van Mechelse drukken

1 Met dank aan al diegenen die met hun kritische advies hebben bijgedragen tot de totstandkoming van dit artikel, in het bijzonder Goran Proot.

2 H. Cordemans de Bruyne, ‘Bibliographie malinoise. Histoire de l'art typographique à Malines et bibliographie raisonnée de ses productions’, in: Bulletin du Cercle Archéologique Littéraire

et Artistique de Malines 6 (1895-1896), 1-111.

3 V. Hermans, ‘Bibliothèque malinoise. Catalogue spécial’, in: Bulletin du Cercle Archéologique

Littéraire et Artistique de Malines 12 (1902), 185-316; 13 (1903), 395-546; 14 (1904),

261-311.

4 Deze interesse vond vooral zijn neerslag in het Bulletin, later Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen in het begin van de twintigste eeuw. Zie: A. Callewaert, Thematische index op de eerste honderd jaargangen van de

Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen 1889-1997. Mechelen 2000.

5 Een niet-exhaustief overzicht van de belangrijkste Mechelse verzamelaars is terug te vinden in: P. Verheyden, ‘Het boekwezen’ in: R. Foncke (red.), Mechelen de heerlijke. Mechelen 1949, 511-519.

6 Toestand op 31 augustus 2008. In de voetnoten zal naar de in deSTCVopgenomen werken verwezen worden met hetSTCV-recordnummer. Met dit nummer kan via de startpagina (www.stcv.be) elke beschrijving vlot worden opgezocht.

uit te geven. Daarvoor is deSTCVnog te veel een work in progress. De voortgang van het project zou in de toekomst al snel verplichten tot de uitgave van onhandige addenda. Maar het grote aantal Mechelse drukken uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw maakt van deSTCV-databank nu wel een geschikt instrument om de Mechelse drukpers te verkennen en zo een case study rond een lokaal drukkerscentrum uit te voeren. In een eerste deel van de bijdrage worden de belangrijkste feiten en namen uit de geschiedenis van het Mechelse boek op een rij gezet. Na een korte toelichting bij het corpus wordt vervolgens een aantal bibliometrische en inhoudelijke kenmerken van de Mechelse edities geanalyseerd. Aangezien het om een periode van twee eeuwen gaat, wordt er in het bijzonder gepeild naar mogelijke veranderingen.

Drukken in Mechelen. Een korte geschiedenis

In zijn aanzet tot een Mechelse bibliografie verdedigde Cordemans de Bruyne de stelling dat er al in 1467 in het slotklooster van Bethanië bij Mechelen een formerye of ‘atelier typographique’ in gebruik was waar niet alleen blokdrukken maar ook een een-bladdruk met los zetsel - ‘invention nouvelle, à peine connue’ - van de pers kwam.7

Het enige exemplaar was trouwens in zijn bezit. Deze stelling werd enkele decennia later weerlegd door Prosper Verheyden (1873-1948), een andere Mechelse boekhistoricus. Hij wees erop dat de trots van Cordemans de Bruynes verzameling helemaal geen bewijs vormde dat Mechelen ‘lang vóór Aalst, Leuven en Antwerpen’ de kunst van Gutenberg of Coster beheerste. De eenbladdruk is waarschijnlijk een werkstukje van rond 1600 waar enkele oude houtblokken, waarvan één met het impressum ‘Bethanië 1467’, gecombineerd werden met verouderd gotisch zetsel.8

Misschien moeten we Cordemans de Bruynes drieste stellingname wel zien als een poging van een fiere Mechelse bibliofiel om het op het eerste gezicht nogal ‘bleke’ verhaal van de Mechelse boekgeschiedenis wat op te fleuren.

Het is immers opvallend dat Mechelen, dat op het einde van de vijftiende en in het begin van de zestiende eeuw niet alleen het politiek-bestuurlijke centrum maar ook een van de belangrijkste culturele centra van de Bourgondische Nederlanden was, in diezelfde periode niet over een eigen drukpers beschikte. Pas in 1581, na de inname van Mechelen door de troepen van Willem van Oranje en de instelling van een Staats bewind, stelde de Antwerpse drukker Jacob Hendrickx zijn pers op te Mechelen en bezorgde de eerste Mechelse druk.9

De geografische ligging, ongeveer halfweg tussen Antwerpen en Leuven en minder dan een dagreis van beide verwijderd, verklaart vermoedelijk deze Mechelse laattijdigheid. De lokale markt werd van boeken voorzien door boekhandelaars die hun klanten

7 Cordemans de Bruyne, ‘Bibliographie malinoise’, 24. 8 Verheyden, ‘Het boekwezen’, 499-501.

9 Vvarachtighe historie, ende ghetrouwe beschryvinghe vande alteratie ende veranderinghe, gheschiet inde stadt Mechelen, ende oock vande groote tirannye, ende onghehoorde wreetheyt vande Spaigniaerden, daer naer ghevolcht, inden jare XVc. LXXII. Mechelen: Jacob

133

voorzagen van Leuvense en Antwerpse drukken.10

Deze boekhandelaars waren niet alleen passieve media tussen de Leuvense of Antwerpse drukker-uitgever en de Mechelse klant maar lieten ook boeken drukken die specifiek op een Mechels publiek mikten, mogelijk met eigen financiële inbreng.

Figuur 1: Additie ampliatie ende declaratie va[n]de[n] costume[n], vsancie[n], en[de] stijl va[n]

p[ro]cedere[n] der stadt vryheyt en[de] iurisdictie va[n] Mechelen. Michiel van Hoochstraten (1541),

4o, f. A1rT'a[n]twerpe[n] (SAM, M.01157(a)/B)

In 1541 drukte Michiel van Hoochstraten in Antwerpen een Additie ampliatie ende

declaratie va[n]de[n] costume[n] (...) der stadt vryheyt en[de] iurisdictie va[n] Mechelen met in het impressum de vermelding dat ‘men viinse te coope bi Gielis

va[n]derheyden boeckver-cooper te Mehele[n] onder den Beyaert’.11

Voor 1569 verschenen nog zeven Nederlandstalige edities van de Mechelse costuimen bij Antwerpse drukkers. In 1552 drukte Martinus Rotarius in Leuven een Latijnse vertaling van de costuimen.12

Ook Jan vanden

10 Het meest volledige overzicht van deze boekhandelaars biedt: P. Verheyden, ‘Boekhandelaars te Mechelen in de 16eeeuw’, in: Bulletin du Cercle Archéologique Littéraire et Artistique

de Malines 15 (1905), 289-353.

11 Verheyden, ‘Boekhandelaars te Mechelen’, 298-299;STCV7038856.

12 Petrus Nannius (vert.), Leges municipales ciuium Mechliniensium. Leuven: Martinus Rotarius, 1552. (Colofon: Stephanus Gualtheri en Joannes Bathenius;BT1843;STCV7038860).

Poele,13

Peter Draecx14

en een onbekende verkoper ‘opt groot Baghijn hof aende poorte’15

worden vermeld als boekverkopers in de impressa van enkele te Antwerpen of te Leuven gedrukte werken. De Mechelse stadsrekeningen tonen aan dat ook het Mechelse stadsbestuur in de periode voor 1581 drukwerk bestelde bij Antwerpse drukkers.16

Verheyden vermeldt zelfs het bestaan van ‘[wat] we nu zouden noemen een vereeniging zonder winstbejag, tot verspreiding van goede lectuur’, bestaande uit enkele vooraanstaande Mechelse geestelijken, die de geschriften van de Mechelse franciscaan Frans Vervoort (1490-1555) liet drukken bij enkele Leuvense en Antwerpse uitgevers, voorzien van een eigen drukkersmerk dat een Mechelse stadsmaagd met stadswapen voorstelt.17

Figuur 2: Ordonnantie politique op het stuck vande assysen ende imposten der stadt Mechelen, en[de]

van het ghene daer af is dependerende, Mechelen: Jacob Hendricx, 1582, 4o, f. A1r(SAM, M.04290(a))

13 STCV7038056 enSTCV7038059. 14 STCV7038723 enSTCV7038058.

15 STCV7038181,STCV7038294 enSTCV7039128.

16 P. Verheyden, ‘Aantekeningen betreffende Mechelsche drukkers en boekhandelaars in de 16een de 17eeeuw’, in: Bulletin du Cercle Archéologique Littéraire et Artistique de Malines 16 (1906), 297-302.

135

Gielis van Craenenbroeck, die in 1582 het atelier van de overleden Jacob Hendrickx had overgenomen, vluchtte vermoedelijk in juli 1585 uit Mechelen toen de Spaanse troepen de stad heroverden. Dit betekende het einde van de kortstondige

zestiende-eeuwse Mechelse boekproductie. Pas in 1610 vestigde de Engelse emigrant Henry of Hendrik Jaye (15??-1643) zich in Mechelen met de ‘voordracht van al-daer eene druckerije op te stellen’.18

Het is niet duidelijk of Jaye het drukkersvak al in Engeland leerde maar in de jaren voor 1610 werkte hij in Antwerpen en Brussel als drukkersgast en boekhandelaar.19

Het stadsbestuur van Mechelen beloonde Jayes ondernemingszin met een aantal voorrechten en een jaarlijks pensioen.20

Aanvankelijk drukte hij Engelstalige edities maar in 1613 bezorgde hij de eerste Mechelse editie van de stedelijke costuimen.21

Mettertijd schakelde hij over op de uitgave van Nederlandse, Franse, Latijnse en Spaanse werken voor de lokale markt.

Hendrik Jaye werd de stichter van het drukkersgeslacht dat in de zeventiende eeuw de Mechelse boekproductie zou beheersen en quasi monopoliseren. In 1622 kreeg Godefroy Huet, die de drukkersstiel geleerd had in Sint-Omaars, Antwerpen en het atelier van Hendrik Jaye, een octrooi om in Mechelen een pers te starten. In 1622-1623 drukte hij enkele werkjes, maar daarna zijn geen uitgaven van Huet bekend.22

Ook Cornelis Sammers kreeg in 1624 een octrooi maar er is slechts één editie, gedrukt voor de Antwerpse uitgever Jan Cnobbaert, bekend.23

De drie zonen van Hendrik Jaye - Peter (16??-1654), Robert (1615?-1672) en Jan (1619-1690) - werden allen opgeleid in het atelier van hun vader en waren

voorbestemd om de zaak over te nemen. ‘[V]reesende dat naer d'overlijden van zijnen voors. vader met wiens consent hij de selve druckerije soude opsetten, andere hun souden moghen vervoorderen van binnen de voors. stadt [Mechelen] noch eene druckerije te commen opsetten’, vroeg Robert Jaye in 1639 een octrooi ‘ter exclusie van alle andere’. De Geheime Raad gaf Robert Jaye de toestemming om een eigen atelier op te zetten maar weigerde hem het monopolie na advies van de Mechelse magistraat.24

Robert Jaye maakte - net als zijn broer Peter die in 1640 een eigen octrooi kreeg25

- geen gebruik van het toegekende octrooi en bleef in het atelier van zijn vader werken. Hendrik Jaye overleed in 1643 aan de pest,26

waarna de zaak werd voortgezet door zijn weduwe Christina Vanderzetten (15??-1650) en haar drie zonen. Peter was actief als

18 Costvmen vsancien ende styl van procederen der stadt vryheyt ende ivrisdictie van Mechelen. Gheapprobeert ende ghedecreteert by de keyserlijcke majesteyt, als heere van Mechelen. Inden iaere ons Heeren, 1535. Mechelen, Hendrick Jaye, 1613 (STCV3200348).

19 David Morrison Rogers, ‘Henry Jaye (15??1643)’, in: Biographical studies (15341829)

-Materials towards a biographical dictionary of Catholic history in the British Isles from the breach with Rome to Catholic emancipation 1 (1951), 86-87.

20 F.E. Delafaille, Bijdragen tot opheldering der geschiedenis van Mechelen, Mechelen 1884, 49.

21 Zie noot 18.

22 STCV3173275,STCV7002506 enSTCV7002607. 23 STCV6647675.

24 Verheyden, ‘Aantekeningen’, 318-321.

25 L. Le Clercq, Documents inédits sur l'histoire de l'imprimerié à Malines. 1639-1810. Mechelen 1934, 4.

boekhandelaar terwijl Robert en Jan de drukkerij bemanden.27

De meeste Jaye-edities uit die periode hebben een impressum dat verwijst naar de weduwe van Hendrik Jaye, al wordt een enkele keer ook Robert Jaye vermeld.28

Figuur 3: Negen-hondert-jaerigh jubilé-vreught [...] in [...] Mechelen ter oorsaecke van de feest van

den H. Rumoldus [...]. Mechelen: Jan Jaye, 1680, 4o, f. [A]1r(SAM, M.02210(a))

Pas na de dood van hun moeder in 1650 scheidden zich de wegen van Robert en Jan Jaye. In 1651 verwierf ook Jan Jaye29

een drukkersoctrooi en verscheen de eerste druk met zijn impressum.30

Het is echter niet duidelijk of hij ook meteen het atelier van zijn vader in het huis ‘In de naam Jezus’ heeft verlaten. Zijn nieuwe adres, het huis ‘In Onze-Lieve-Vrouw-Boodschap’, ook op de Nieuwe Bruul en dus niet ver van het ouderlijke huis, werd pas in 1667 voor het eerst in een impressum

opgenomen.31

Mogelijk maakten de broers gebruik van dezelfde persen om elk voor eigen rekening te drukken.

In 1666 verscheen een nieuwe speler. Gijsbrecht Lints (16??-1708), afkomstig uit Leuven, was drukkersknecht van Jan Jaye, maar aangezien hij ‘nu onlancs binnen Mechelen voors. in den echte staet getreden synde aldaer van sints is syne domicilie te hauden’, vroeg hij een octrooi aan voor het oprichten van ‘een boeck ende print druckery’ en een boekhandel. Jan Jaye verzette zich niet tegen de ambities van zijn knecht. Integendeel, in een getuigschrift bevestigde hij dat ‘mijnen knecht Gysbrecht Lints hem loffelijck heeft gequeten, den tijt van ontrent de ses jaeren soo int

boeckdrucken,

27 Ine Herten, In den Naem Jesus. De Mechelse drukkersfamilie Jaye (1610-1734) (onuitgegeven licentiaatsverhandelingKULeuven), Leuven 2005, 103-105.

28 STCV6915262.

29 Le Clercq, Documents inédits, 7. 30 STCV6916271.

137

binden als vercoopen, soo dat ik op hem niet anders en weet te seggen dan alle deught en eer’.32

Nog datzelfde jaar begon Lints te drukken in zijn nieuwe atelier ‘In de Drukkerij’ in de Befferstraat.33

Robert Jaye overleed in 1672 en zijn atelier werd niet voortgezet.34

Jan Jaye stierf in 1690 en zijn atelier werd overgenomen door zijn zonen Andreas (1653-1715) en Jan Frans (1666-na 1734). De gloriedagen van het huis Jaye waren toen al achter de rug. Bij de dood van hun concurrent Gijsbrecht Lints in 1708 vernamen de Jayes dat de Mechelse magistraat op zoek was naar een nieuwe drukker. Ze vroegen de Raad van State om bevestiging van de privileges die hun vader en grootvader hadden gekregen. De Grote Raad was erg negatief in haar beoordeling van de drukkers. Aangezien de Jayes slechts beschikten over ‘une imprimerie fort usee, sans estre en état d'en avoir une autre, et d'exercer deuement le styl de libraire marchand’, luidde het advies dat men maar beter ‘une autre personne capable’ kon zoeken.35

Het werd een jarenlange zoektocht. De Brusselse drukker Simon t'Serstevens (16??-1736) stelde zijn kandidatuur, maar zijn eis om de titel van ‘koninklijk drukker bij de Grote Raad’ te krijgen, druiste in tegen het octrooi van zijn Brusselse concurrent Eugenius Henricus Fricx (16??-173?) en werd niet gehonoreerd waarop hij zijn kandidatuur introk.36

Pas in 1719, vier jaar nadat ook Andreas Jaye was gestorven en Jan Frans de Jaye-pers nauwelijks nog gebruikte, werd met de Brusselse drukker Laurentius vander Elst (16??-1754) een geschikte opvolger van Lints gevonden. Zijn octrooi bevestigde ‘qu'il transporteroit son domicile avec une imprimerie tout nouvelle’.37

Figuur 4: Hieronymus Stevart, De bedriegerye, ezelrye en razernye van de quesnellistsche bytebauwen

met d'ongelukkige dood van hunnen bond-genoot Petrus Codde [...] ten toon gestelt. Mechelen:

Laurentius vander Elst, 1720, 8o, f. A1r(SAM, M.00184(a)/D)

32 Le Clercq, Documents inédits, 14-16. 33 STCV3114719.

34 Stadsarchief Mechelen, klapper overlijdens, 1672 (digitale index). 35 Le Clercq, Documents inédits, 34-35.

36 Le Clercq, Documents inédits, 36-37. 37 Le Clercq, Documents inédits, 41.

Dat de geschiedenis zich soms herhaalt, blijkt ook uit het verhaal van het geslacht Vander Elst. Laurentius vander Elst werd enthousiast onthaald en kreeg de

gebruikelijke privileges toegekend. In 1735 werd de wissel tussen Jaye en vander Elst bekroond met de toekenning van de titel van stadsdrukker - doorgegeven van vader op zoon van Hendrik tot Jan Frans Jaye - aan Laurentius vander Elst.38

Net als een eeuw eerder waren er ook wel andere kandidaat-drukkers, maar deze hadden blijkbaar moeilijkheden om een plaats te verwerven naast het atelier van Laurentius vander Elst. In 1725 vroeg en kreeg de Mechelse boekhandelaar Joannes Baptista Leplat (16??-1762) ‘souhaitant de faire ledit negoce ensemble d'exercer l'imprimerie sans inquietude’ een octrooi om in Mechelen een drukkerij op te zetten. Toch heeft hij blijkbaar nooit eigen persen gebruikt en de catalogi van de veilingen die hij van tijd tot tijd organiseerde werden bij Vander Elst gedrukt.39

Vanaf 1744 werd Laurentius vander Elst in zijn atelier geholpen door zijn zoon Joannes Franciscus (1728-1811) die ‘sous les yeux de son père’ de stiel leerde en ‘s'y est perfectionné en France’.40

Tien jaar later, enkele maanden voor zijn dood, droeg Laurentius zijn atelier over aan zijn zoon die daarop weinig problemen had om een octrooi te krijgen en om de familiezaak verder te zetten. Ruim twee decennia zou Joannes Franciscus de enige drukker in Mechelen blijven. In 1778 kreeg het gevestigde drukkersgeslacht, net als de Jayes in de zeventiende eeuw, te maken met een nieuwkomer. Pierre Joseph Hanicq (1753-1828), geboren te Brugge en in het drukkersvak gevormd te Brussel, had misschien lucht gekregen van de tanende kwaliteit van het drukwerk van Vander Elst - Le Clercq spreekt van een ‘imprimerie [...] en pleine décadence’41

- en zag een mogelijkheid om de concurrentie aan te gaan. In 1781, na eerdere mislukte pogingen, vroeg hij nogmaals aan de Mechelse magistraat de toekenning van dezelfde voorrechten als Joannes Franciscus vander Elst omdat hij ‘ten synen merckelijken coste alhier heeft geërigeert eene wel geconditioneerde boeckdruckerije ende sigh bovendien heeft voorsien van eenen schoonen

boeckwinckel’. De magistraat beoordeelde Hanicqs vraag positief en omschreef zijn handelswaar als ‘eene excessive quantiteyt van fraeye ende curieuse boecken [...] tot gerief van het publieck’.42

Was het de stevige concurrentie met Hanicq die Joannes Franciscus in 1788 deed beslissen om zijn drukkerij voortijdig over te laten aan zijn zoon Franciscus Josephus (1757-1811)? In elk geval eindigde Mechelen het ancien régime met twee

concurrerende drukkershuizen: Vander Elst en Hanicq. In twee rapporten over de Mechelse drukkers en boekverkopers uit 1807 en 1810 vallen de gelijkenissen tussen beiden op. Franciscus Josephus vander Elst had twee persen waarop hij ondermeer een ‘zeer nuttig’ Nederlandstalig weekblad, het Wekelyks bericht, drukte voor 244 abonnees. Hanicq had ook twee persen en drukte daarop ondermeer zijn Franstalige

Gazette de Malines voor

drie-38 Le Clercq, Documents inédits, 42.

39 Le Clercq, Documents inédits, 51-52;STCV7020865.

40 Rekwest voor de toekenning van een drukkersoctrooi voor Joannes Franciscus vander Elst; zie: Le Clercq, Documents inédits, 45.

41 L. Le Clercq, ‘L'imprimerie hanicquienne à Malines (1778-1855)’, in: Collectanea

Mechliniensia 8 (1934), 125.

139

honderd abonnees.43

Dat er echter grote verschillen bestonden tussen beide drukkers en hun fondsen zal duidelijk worden uit een analyse van hun drukken.

Het corpus. Mechelse drukken in de stcv

Het corpus werd samengesteld door een zoekopdracht in deSTCV-databank naar beschrijvingen die Mechelen als plaats van uitgave vermelden in de periode 1601-1800. Dit leverde 809 edities op. Er werd geen onderscheid gemaakt tussen impressa waar Mechelen aangeduid wordt als plaats van druk, impressa die vermelden dat het werk in Mechelen verkocht werd, eventueel met aanduiding van een andere plaats als plaats van uitgave, of impressa die enkel de plaatsnaam vermelden. De tweede categorie is voor de zeventiende en achttiende eeuw trouwens vrij beperkt.

Deze 809 edities vormen vanzelfsprekend niet de volledige productie van de Mechelse persen. Om uiteenlopende redenen ontbreken een aantal types van edities (voorlopig) in deSTCV-databank. Geen enkele Engelstalige editie uit de beginjaren van Hendrik Jaye is beschreven in deSTCV. Waarschijnlijk waren ze bedoeld om als smokkelwaar de Engelse katholieken in het moederland in hun geloof te sterken.44

Tientallen Mechelse toneelprogramma's werden reeds beschreven in de databank en werden opgenomen in het corpus, maar een inventaris van spektakels van de jezuïeten in Vlaanderen45

bevat nog tientallen andere programma's, voornamelijk van de persen van Laurentius en Joannes Franciscus vander Elst, die grotendeels bewaard worden in twee convoluten uit de Koninklijke Bibliotheek van België, een collectie die nog niet door deSTCVwerd verwerkt. Andere drukken werden niet opgenomen omdat ze niet voldoen aan deSTCV-selectiecriteria. Dit geldt voor een aantal edities van Lambertus Baerts' Christelycke onderrichtinghen weghens de kennisse van Godt, de

scheppinghe en den val des mensche ende sijne her-stellinghe door den heere Jesus-Christus die op het einde van de zeventiende eeuw onder een Keuls schijnadres

verschenen, maar door Gijsbrecht Lints gedrukt werden.46

Hetzelfde geldt voor tijdschriften als het Wekelyks bericht en de verschillende tijdschriften die Pierre Joseph Hanicq drukte vooraleer hij in 1800 begon met de Gazette de Malines.47

Toch biedt deSTCVna de verwerking van de collecties van het Stadsarchief