• No results found

De Max Havelaar en de emancipatie van het Britse proletariaat

In document Over Multatuli. Delen 22-23 · dbnl (pagina 28-33)

In de Workers' Dreadnought van 13 augustus 1921 verscheen het eerste van negen fragmenten1.

uit de eerste Engelse editie van Multatuli's Max Havelaar. De titel voor alle fragmenten was ‘Max Havelaar. A tale of the Dutch East Indies. By Multatuli’. De hoofdredacteur van het weekblad, Estelle Sylvia Pankhurst, kondigde de reeks als volgt aan:

Edward Douwes Dekker, who used the pen name of ‘Multatuli’ was Assistant Resident of the Dutch Government in Java during the ‘eighties’. He agitated against the monstruous extortions and tyrannies of which the natives were victims, and sacrificed his position in a vain effort to secure reform.

This novel, built up from his experiences in Java, contains, he declared, nothing that was not true..

We reproduce here a translation of Multatuli's work by Baron Alphonse Nahuijs, using not the complete novel, but the more striking portions welded together so that the continuity of the story shall not be broken.

Mevrouw Pankhurst gebruikte de in 1868 bij Edmonston and Douglas (Edinburgh) en Hamilton (Londen) verschenen Engelse vertaling van de Max Havelaar. De in Londen als telegraafambtenaar werkzaam geweest zijnde Alphonse Johan Bernard Horstman Nahuys (1840-1890) had in tegenstelling tot de Nederlandse oorspronkelijke uitgave wel de originele plaatsnamen en data vermeld. De vertaling was in Engeland niet uitvoerig en veelvuldig besproken, maar, zoals uit de verschenen recensies blijkt,

wel positief ontvangen.2.

Maar waarom verschenen deze fragmenten in dit blad, dat vermoedelijk bij geen enkele Nederlandse lezer enige reactie van herkenning zal oproepen en dat

waarschijnlijk ook bij veel Engelse lezers niet zal doen.

The Workers' Dreadnought, oorspronkelijk The Women's Dreadnought geheten,

werd in 1913-1914 gesticht door Sylvia Pankhurst (1882-1960), een van de dochters van de roemruchte voorvechtster van het vrouwenkiesrecht in Engeland, Emmeline Pankhurst (overl. in 1928). Pankhurst was haar eigen naam en haar dochters bleven tijdens hun leven die naam dragen.

Sylvia Pankhurst groeide op in een milieu dat nauw verbonden was met het Engelse socialisme en zij nam daaraan ook van ganser harte deel. Niet alleen het

vrouwenkiesrecht, maar de sociale kwestie in het algemeen had haar aandacht en in het Londense East End voerde, ze voortdurend actie tegen sociaal onrecht, voor vrouwenkiesrecht en voor pacifisme. Het bracht haar meer dan eens op hardhandige wijze in aanraking met de Engelse justitie. Haar militante opstelling vervreemdde haar van de Labour Party,

waarin ook niet iedereen enthousiast was voor het vrouwenkiesrecht, en deed haar uiteindelijk na de Russische revolutie kiezen voor het communisme. In 1921 luidde de volledige titel van het op 152 Fleetstreet uitgegeven weekblad dan ook The

Workers' Dreadnought for international communism.3.

De negen fragmenten verschenen met tussenpozen, het laatste op 12 november 1921. De opzet was duidelijk: propaganda maken tegen het nog alom woekerende koloniale imperialisme en de daarmee gepaard gaande onderdrukking en uitbuiting van de inheemse volkeren. De onderbrekingen in de serie doen echter het vermoeden rijzen dat mevrouw Pankhurst het toch meer als een nuttige bladvulling dan als een absoluut noodzakelijke en onmisbare propaganda heeft gezien.

Om welke fragmenten uit de Max Havelaar gaat het?

Het fragment van 13 augustus is ontleend aan het vijfde en zesde hoofdstuk en leidt de lezer binnen in het gebied Lebak en het vertelt welke vormen van uitbuiting door de Nederlandse overheid en de inheemse vorsten gehanteerd worden. Het tweede fragment, samengesteld uit de hoofdstukken zes tot en met acht, gaat over de aankomst van Havelaar en zijn gezin en zijn toespraak tot de hoofden van Lebak. In het derde fragment komen de gedwongen landarbeid voor de regent en de financiële tekorten in de districtskas boven water, zoals die in het achtste hoofdstuk staan beschreven. Het vierde en vijfde fragment is ontleend aan de hoofdstukken veertien tot en met achttien en we lezen er over het familieleven van Havelaar en over de noden onder de inlanders. De inlas over Saïdjah en Adinda is niet opgenomen. In de fragmenten zes tot en met negen, uit de hoofdstukken zestien tot en met twintig, zien we hoe Havelaar in actie komt, de regent aanklaagt en in correspondentie treedt met het oppergezag in Buitenzorg. Tenslotte ontmoeten we hem in Batavia, wachtend op de genezing van een zweer aan de voet van de gouverneur-generaal (is de zweer aan de voet het symbool voor een gezag dat tot in de wortels verrot is?) en een onderhoud, dat nooit zal komen. Het fragment eindigt met de dramatische uitroep: ‘Ay, I shall be read! For the merit of my book is this - refutation of its main features is impossible.’

Op zich zou het verhaal hier kunnen eindigen met de vaststelling dat het belangwekkend is dat Multatuli's werk over de grenzen van Nederland heen nog steeds voldoende zeggingskracht had om in de strijd tegen het kolonialisme ingezet te worden. Maar er was meer! Deze Engelse communistische propaganda tegen het kolonialisme, waarbij op wantoestanden in Neder-lands-Indië werd gewezen, bleef in het vaderland niet onopgemerkt.

The Workers' Dreadnought van 13 augustus was op een of andere manier terecht

gekomen op het in Den Haag zetelende Nationaal Bureau voor Documentatie over Nederland. Dit Bureau was in 1919 opgericht door figuren uit het Nederlandse bedrijfsleven en het werd financieel gesteund door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat in de jaren twintig vrijwel volledig de financiële lasten van het Bureau ging dragen. Het Bureau stond

onder leiding van de oud-politicus (Vrij Liberaal) en journalist F.J.W. Drion (1874-1948) en het diende de beeldvorming van Nederland in het buitenland te verbeteren en tegelijk te informeren over de opinies die er in het buitenland over Nederland heersten. De neutraliteitspolitiek van Nederland vóór en in de eerste wereldoorlog had niet overal een positieve indruk nagelaten. Het Bureau had correspondenten in dienst in België, Duitsland, Engeland, Frankrijk en de Verenigde Staten. In 1935 werd het Bureau in verband met bezuinigingen opgeheven.

Drion nu stuurde het gewraakte nummer naar zijn correspondent in Londen, de historicus dr. P. Geyl (1887-1966), die van 1914-1919 als correspondent van de

Nieuwe Rotterdamsche Courant te Londen had gewerkt en sedert 1919 als hoogleraar

Dutch Studies werkzaam was aan University College te Londen. Daarnaast werkte hij tot in 1935 voor het Bureau van Drion. Drion reageerde in een brief van 23 augustus 1921 als volgt:

Ik sluit hierbij in een uitknipsel uit ‘Workers' Dreadnought’, die als een soort informatie over Nederl. Indië nu den ‘Max Havelaar’ afdrukt! Vergis ik mij niet, dan is dit het blad van de halfgekke suffragettes, maar misschien kan toch bij gelegenheid wel eens een stukje geschreven worden om zelfs deze menschen aan het verstand te brengen (de uitdrukking schijnt hier

minder op haar plaats) dat sedert een boel veranderd is.4.

Geyl heeft dit gedaan. Op 9 september 1921 schreef hij:5.

‘I notice with great interest that you are publishing in your paper a translation of Douwes Dekker's famous novel “Max Havelaar”. Every lover of litterature must rejoice to see this splendid work translated into English at last. Will you, however, allow me to observe that the author was not, as your introductory note stated, in Java during the eighties of last century, but that he was there during the fifties. I do not want to be understood as saying that the present Dutch rule in their Indian colony is ideal, but I think it is only fair to point out that the state of affairs which Multatuli describes has no relation to actual fact. Owing certainly to some extent to his eloquent denunciations, the abuses of the fifties were remedied soon afterwards. There is now in Java no question of famine or of robbing the natives of their buffaloes, of driving them in despair to join rebels on other islands, and all the other horrors of which Max Havelaar is full, and which, it must be said, Multatuli's vivid imagination has somewhat exaggerated.’

Veel resultaat heeft Geyls demarche niet gehad. Alleen in het nummer van 1 oktober, waarin de introductietekst herhaald werd, had de redactie ‘the eighties’ veranderd in ‘the fifties’. Dit gebeurde zonder verder commentaar en men had er kennelijk geen behoefte aan om het beeld te nuanceren.

Al met al mogen we besluiten dat Multatuli's Max Havelaar in de jaren twintig in linkse intellectuele kringen nog genoeg zeggingskracht had om in een land als

optreden in andere zaken zal dit zeker geen doorslaggevend argument geweest zijn. In hoeverre het verhaal de Engelse arbeidende klasse ook echt bewogen heeft of zelfs tot acties heeft aangezet, valt moeilijk na te gaan. In ieder geval troffen we tijdens het verschijnen van de reeks en korte tijd daarna in de Workers' Dreadnought geen reacties van lezers aan op deze serie. Wel is het interessant om te constateren dat men in officiële kringen in Nederland het nog wel de moeite waard vond om deze propaganda te bestrijden. Al stelde Drion en eigenlijk ook Geyl, dat er veel ten goede was veranderd, de kern van Multatuli's kritiek was nog steeds geldig. Dat maakte hem nog steeds gevaarlijk en dat zou het Nederlandse gouvernement ook na 1921 nog herhaaldelijk merken.

Eindnoten:

1. De fragmenten verschenen in de volgende nummers van The Workers' Dreadnought. Aug. 13, 1921, p. 2; Aug. 20, 1921, p. 2; Aug. 27, 1921, p. 7; Sept. 3, 1921, p. 3; Oct. 1, 1921, p. 2; Oct 8, 1921, p. 2; Oct. 22, 1921, p. 2; Oct. 29, 1921, p. 2 en Nov. 12, 1921, p. 6. The Workers'

Dreadnought en het archief van Sylvia Pankhurst zijn te raadplegen in het Internationaal Instituut

voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.

2. Zie Multatuli, Volledige Werken. Brieven en documenten uit de jaren 1867-1868, dl. XII (Amsterdam 1979) p. 737-748.

3. Zie voor E. Sylvia Pankhurst noot 1 en verder Who was who, vol. V, 1951-1960. (Londen 1961) p. 846-847. Recentelijk verschenen de volgende biografieën over haar: Patricia W. Romero, E.

Sylvia Pankhurst. (Londen 1987) en Barbara Castle, Sylvia and Christabel Pankhurst. (Penguin

Books, Harmondsworth 1987).

Over haar keuze voor het communisme, zie: S.R. Graubard, British Labour and the Russian

Revolution, 1917-1924. (Cambridge Mass., 1956) p. 119-120 en p. 123-128.

4. Het archief van het Nationaal Bureau voor Documentatie over Nederland ligt op het Algemeen Rijksarchief te 's-Gravenhage. De briefwisseling van Drion met Geyl is te vinden in het archief-Geyl, Universiteitsbibliotheek te Utrecht.

5. Getypte doorslag in arch.-Geyl, UB, Utrecht. Geyl zelf was zeker een bewonderaar van Multatuli's werk. Hij heeft in het academisch jaar 1920-1921 op University College te Londen een voordracht over Multatuli gehouden (vgl. Geyl-Drion, 9-11-1920 (kopie in arch.-Geyl, UB, Utrecht).

In document Over Multatuli. Delen 22-23 · dbnl (pagina 28-33)