• No results found

Een boeiend boekje bij de Havelaar

In document Over Multatuli. Delen 22-23 · dbnl (pagina 61-64)

Jos Paardekooper: Multatuli. Max Havelaar (Memoreeks. Analyse en samenvatting van literaire werken). Apeldoorn, Walva-Boek 1987, f 5,50.

Tegenwoordig zijn er nogal wat leerlingen die Max Havelaar een onverteerbaar en verward boek vinden, en er zijn ongetwijfeld veel leraars die al jaren aan een stuk dezelfde vergeelde notities moeten gebruiken omdat ze doodeenvoudig geen tijd hebben om de ontmoedigende stroom Multatuli-publikaties te volgen. Dat heeft Jos Paardekooper thans verholpen met een boekje waarin heel wat recent

Havelaar-onderzoek in een zeer toegankelijke stijl aan leerlingen en leraars

aangeboden wordt. Het is verschenen in de Memoreeks, die bedoeld is voor het (secundair?) onderwijs en waarin al heel wat klassiekers (vooral 20ste-eeuwse) uit de Nederlandse literatuur een beurt gekregen hebben.

Dergelijke boekjes houden wel altijd het risico in dat de leerlingen op den duur alleen nog de boekjes over de boeken lezen, vooral wanneer die als ondertitel dragen: ‘Analyse en samenvatting van literaire werken’. Met het woord ‘samenvatting’ vangt men meer leerlingen dan vliegen met een emmer stroop, maar Paardekooper heeft de Havelaar gelukkig zó bondig samengevat dat geen enkele leerling kan slagen met alleen de kennis daarvan!

Paardekooper heeft heel wat over de Havelaar bijeengelezen, maar veel materiaal in het specialistenlaatje laten zitten. Gelukkig maar, want dat is natuurlijk altijd het grote gevaar van die schoolboekjes: vraag je aan een leek om ze te schrijven, dan loop je het risico dat de specialisten in koor aan het kritiseren slaan; vraag je het aan een specialist, dan is de kans groot dat het publiek waarvoor het bestemd is, het onleesbaar vindt. Bij Paardekooper noch het één, noch het ander: zijn boekje is interessant genoeg om ook de specialist te boeien en toegankelijk voor elke leerling.

Eerst geeft hij een korte schets van het leven en het werk van Multatuli, van de ontstaansgeschiedenis van Max Havelaar en van de inhoud (zéér bondig, zoals gezegd). Dan pakt hij het boek zelf aan en bespreekt achtereenvolgens het ‘voorwerk’ (titel, opdracht, Barbertje etc), de aantekeningen van Multatuli, de structuur, de taal en de stijl, en de thematiek. Vervolgens krijgen we een meer persoonlijke visie op Multatuli als schrijver, moralist, politicus en een situering van Max Havelaar in het totale oeuvre. Ter afronding vernemen we nog wat over de receptie van de Havelaar in binnen- en buitenland, en het boekje wordt, zoals dat hoort, afgesloten met een selectieve primaire en secundaire bibliografie.

een idee van de doelgerichtheid waarmee hij zijn verhaal doet. Het maakt ook duidelijk dat hij erg drastisch heeft moeten selecteren. Zo zal de lezer tevergeefs zoeken naar een ruimere historische situering van de koloniale problematiek (dat hoort inderdaad in de les geschiedenis te gebeuren, als die intussen tenminste nog niet afgeschaft is), naar informatie over de koloniale bestuursorganisatie ten tijde van Multatuli (dat staat ten slotte in de Havelaar zelf), of naar enige informatie omtrent de feiten zoals ze zich destijds in werkelijkheid te Lebak hebben afgespeeld. Vooral dat laatste wekt, gezien de enorme hoeveelheid publikaties die uitgerekend daarover verschenen zijn, enige verwondering, al staat daar tegenover dat het voor gymnasiumleerlingen wellicht niet het boeiendste onderdeel van de Multa-tulistudie vormt. Overigens heeft het voor onze waardering van de Havelaar als roman niet het minste belang, en zelfs niet voor de Havelaar als tendensroman, want (en ik citeer hier Paardekooper): ‘de strekking van het boek [was] in zijn algemeenheid juist’ (p. 34). Tegen deze

achtergrond verwondert het mij dat Paardekooper zonder verder commentaar Nieuwen-huys parafraseert wanneer hij boudweg neerschrijft dat Multatuli ‘de inlandse structuur niet [begreep]’ (p. 34). Ik heb in een vroegere recensie over Nieuwenhuys (De Standaard, 2 april 1988) al geschreven dat dat ongeveer zo gek is als beweren dat Multatuli de Haagse gewoontes niet kende toen hij besloot daar een ménage à trois te beginnen. Bepaalde passages uit de Havelaar maken immers toch duidelijk dat Multatuli de ‘inlandse structuur’ beter begreep dan veel van zijn tijdgenoten. En terwijl ik nu toch de kritische toer opga, nog even wijzen op een paar schoonheidsfoutjes. Op p. 8 omschrijft Paardekooper De eerloze als een ‘sociaal geëngageerd toneelstuk’. Daarbij heb ik toch even de wenkbrauwen gefronst. Dezelfde reactie toen ik op p. 32 las dat Van Vloten Multatuli het hardst getroffen zou hebben toen hij beweerde ‘dat hij zich [...] opgeworpen [had] als een nieuwe Christus-figuur’, terwijl men met tientallen passages uit zijn werk kan aantonen dat Multatuli niets liever wenste. Voorts vind ik de vergelijking tussen Multatuli's en Van Hoëvells versie van de Japanse Steenhouwer verwarrend geformuleerd. Bedoeld is ongetwijfeld dat die van Van Hoëvell ‘een stuk uitgebreider’ is, en niet andersom, en dat is dan nog erg fraai geformuleerd, want Van Hoëvell is ook nog vervelend en langdradig.

Ondanks die paar ‘schoonheidsfoutjes’ (die elke rechtgeaarde leraar kan

rechtzetten), beantwoordt het boekje van Paardekooper volkomen aan de impliciete doelstelling: Max Havelaar wat dichter bij de jonge lezer van nu brengen. Vooral de situerende hoofdstukjes en die over de structuur zullen de lectuur van Max

Havelaar voor velen veel toegankelijker maken, terwijl die over de biografie en

vooral over de receptie door hun anekdotische informatie de fascinerende

persoonlijkheid van Douwes Dekker belichten. Zeer boeiend zijn de analyses van de titel (p. 16-18) en van het vertelstandpunt (p. 20-22). Zelfs voor de ‘kenners’ zijn ze door hun heldere

formulering de moeite waard. Alleen het hoofdstukje over stijl (een zeer moeilijk en weinig bestudeerd domein inderdaad) blijft mijns inziens wat al te embryonaal. Maar goed, dan hebben de leraars zelf ook nog wat te doen. Heel aardig is dat Paardekooper hier en daar vragen formuleert en beantwoordt, die inderdaad bij elke jonge lezer opduiken. Bij voorbeeld in hoofdstuk VIII, waar hij Multatuli als schrijver, moralist en politicus behandelt. Ook weet hij door middel van een treffende opmerking of een rake vergelijking meer te bereiken dan hij met een uitvoerig betoog had kunnen doen. Bij voorbeeld wanneer hij er op p. 5 op wijst dat de afstand Ambon-Batavia groter is dan Moskou-Amsterdam. Of wanneer hij op p. 29 de kritiek van

Droogstoppel op de ‘onwaarheid’ van verzen als volgt duidelijk maakt: ‘Als zangers zouden houden van iedereen tegen wie ze “I love you” staan te zingen, zouden ze aan zingen niet meer toekomen. En omgekeerd zouden veel mensen die door hun geliefde zouden worden toegezongen, aan de oprechtheid van die liefdesbetuiging twijfelen’. Zoiets spreekt de leerlingen aan. Dàt onthouden ze. En dat was immers toch de bedoeling?

Prijsnotering

Nadat aan Philip Vermoortel de Joris-Eeckhoutprijs 1986-'87 was toegekend voor

Multatuli- ik kan met niemand meegaan (inmiddels uitverkocht), heeft hij onlangs

voor al zijn Multatuli-studies, maar in het bijzonder voor Multatuli in Vlaanderen, de Eugène-Baieprijs van de provincie Antwerpen voor 1988 gekregen.

Aanvulling op Van der Plank

J.J. Oversteegen, ‘Uit de Ideeën van Multatuli’. In: Het Parool, 3-2-1951. Pastiche, hoort bij Plank 275. Opgave Eep Francken.

In document Over Multatuli. Delen 22-23 · dbnl (pagina 61-64)