• No results found

Materiële vereisten

9. DE OPRICHTING VAN EEN VENNOOTSCHAP

9.1. Materiële vereisten

9.1.1. Voorwerp (= inbreng) en oorzaak

Voorwerp

 verplicht worden iets te doen, niet te doen of te geven

 alleen inbrengen waarover men een overeenkomst kan sluiten, wat verhandelbaar is en wat bepaalbaar is

Oorzaak

 winstoogmerk + winstverdeling

 concrete doelstelling van de overeenkomst

=> indien strijdig met de openbare orde en goede zeden, is de vennootschap nietig

9.1.2. Toestemming van de vennoten

In alle vrijheid gegeven

2 manieren mogelijk

 in persoon

Niet aangetast door wilsgebreken (dwaling, bedrog en geweld)

1° Dwaling

 Dwalen over de zaak, bijvoorbeeld het vennootschapstype

=> Verschoonbare dwaling

(= Wat zou een redelijk persoon gedaan hebben in dezelfde omstandigheden?)

 Dwalen over de persoon, bijvoorbeeld de medevennoten

=> Kan alleen bij personenvennootschappen, waar de hoedanigheid van personen belangrijk is

=> Verschoonbare dwaling

2° Bedrog = technieken om iemand te doen toetreden tot een vennootschap

 Gegevens vervalsen

 Passiviteit, gegevens achterhouden

=> Bedrog moet wezenlijk zijn: zonder het bedrog zou de vennoot niet toegetreden zijn

3° Geweld

 Moet van dien aard zijn dat men zonder het geweld niet toegetreden zou zijn

 Onrechtmatig geweld

9.1.3. Bekwaamheid

Je kan pas een vennootschap oprichten als alle personen die toetreden tot de vennootschap

bekwaam zijn. Volgens de regel is een persoon bekwaam vanaf de leefijd van 18, behoudens de wet dit anders bepaalt en iemand de bekwaamheid heef afgenomen.

Minderjarigen

 Moet bijgestaan worden door een ouder of andere volwassene

 Mag nooit handelaar worden => mag nooit vennoot worden in een VOF

=> Wanneer een VOF failliet gaat, bevinden de vennoten zich ook in toestand van faillissement, en een minderjarige kan/mag dit niet.

 Kan betrokken worden bij een oprichting, maar mag nooit een inbreng doen in nijverheid

 Kan zich niet inschrijven op niet-volstortte aandelen => kan geen schulden aangaan

Gehuwden

 Een partner moet niet akkoord gaan met de oprichting van een vennootschap

 Een vennootschap kan samen met een partner opgericht worden

 Inbreng? => kijken naar het huwelijksvermogenstelsel

Gemeenschap van goederen

= vermogen van partner 1 en vermogen van partner 2 + het gemeenschappelijk vermogen  Eigen vermogen = wat je bezit voor het huwelijk, wat je verwerf door erfenissen of

schenkingen

 Gemeenschappelijk vermogen = alles wat je verwerf tijdens je huwelijk Inbreng bij de oprichting van een vennootschap:

 Eigen vermogen

 Een deel nemen uit de gemeenschappelijke pot (zonder toestemming van de partner), met uitzondering van goederen die onderworpen zijn aan

gemeenschappelijk beheer

Scheiding van goederen

= vermogen van partner 1 en vermogen van partner 2

Inbreng bij de oprichting van een vennootschap:

 Enkel het eigen vermogen

Aandelen zijn altijd deel van het persoonlijk vermogen, zowel bij gemeenschap van goederen als scheiding van goederen. Je kan er wel altijd voor kiezen om ze in te brengen in het

gemeenschappelijk vermogen (vb om fiscale redenen).

Indien aandelen op naam, blijven de persoonlijke aspecten van het aandeel ten allen tijde van de persoon van wie het aandeel eerst was (aanwezigheid algemene vergadering, stemrecht).

Indien er een scheiding volgt, zal het aandeel sowieso teruggaan naar de eigenaar (zelfs al werden ze ingebracht in het gemeenschappelijk vermogen).

Rechtspersonen

 Kunnen ook een vennootschap oprichten (uitzonder EBVBA/SBVBA)

 De doelstelling moet aansluiten bij de eigen doelstelling van de vennootschap, je moet ervoor zorgen dat het mag door het te vermelden in de statuten van de eerste vennootschap

9.1.4. Pluraliteitsvoorwaarde

Voor de oprichting van een vennootschap is de toestemming nodig van minstens 2 personen.

Uitgezonderd:

 EBVBA met 1 persoon

 Coöperatieve vennootschap met min 3 personen

 Minimumvereisten moeten ook gehandhaafd worden tijdens het bestaan van de vennootschap, niet enkel bij de oprichting

Eenhoofdigheid: door omstandigheden blijf er nog maar 1 vennoot over  Uitgezonderd bij overlijden, dan komt er een erfgenaam in de plaats

 Basissanctie indien eenhoofdig = ontbinding van rechtswege (= automatische ontbinding van de vennootschap)

 Uitzondering voor sommige soorten vennootschappen, namelijk de NV en de BVBA.  Regularisatieperiode van 1 jaar, waarin men 3 opties heef:

2. De vennootschap vereffenen en ontbinden

3. De vennootschap ombouwen tot een EBVBA

Indien gedurende deze periode niets werd ondernomen, krijgt de vennoot nadien onbeperkte en hoofdelijke aansprakelijkheid.

 Indien coöperatieve vennootschap:

o met 2 overblijven = gerechtelijke ontbinding (≠ ontbinding van rechtswege)

de rechter moet het vaststellen, iemand die er belang bij heef moet naar de rechter stappen

o met 1 persoon overblijven = ontbinding van rechtswege

9.1.5. Inbreng

= wat de oprichters ter beschikking stellen van de vennootschap en waarmee ze het kapitaal gaan vormen

Begrippen ‘kapitaal’ en ‘eigen vermogen’ gaan wel uit elkaar, ze zijn niet meer hetzelfde na verloop van tijd.

Twee hoofdregels:

- Datgene waarover je kan contracteren, je moet het voorwerp van overeenkomst kunnen bepalen.

- Moet in geld uitdrukbaar zijn. (vb toekomstige erfenis gaat niet)

Wat zoal?

- Geld

- Natura = goederen

 Onlichamelijk (vb licensie)

 Lichamelijke (vb roerende/onroerende goederen)  Oprichtingsarbeid

- Nijverheid = arbeidskracht (vb in landbouwvennootschap)

Hoe?

- Inbreng in eigendom:

 Eigendom gaat naar vennootschap  Aandelen in ruil

 Het goed valt wel in eventueel faillissement van de vennootschap

- Inbreng in gebruik:

 Je behoudt de eigendom van het goed  Het genot gaat naar de vennootschap  Lager gewaardeerd dan inbreng in eigendom

Wanneer?

- Daadwerkelijke inbreng: op moment van de oprichting

- Belofe: later inbreng doen

Als vennootschap erachter vraagt moet je het kunnen voorleggen, anders sancties. => In praktijk meestal een combinatie van daadwerkelijk/belofe

Hoeveel inbrengen?

Verdeling maakt niet uit, afspraak tussen de vennoten.

9.1.6. Winstoogmerk en winstverdeling

Winstoogmerk

Winst = elk vermogensvoordeel voor de vennoten

=> Dit kan een vermogensvermeerdering zijn, maar hoef daarom niet.

Winstoogmerk moet een doel zijn van de vennootschap. Of je dat in de praktijk bereikt of niet, is irrelevant. Er zijnvennootschappen op de beurs die nog nooit winst hebben gemaakt.

Winstverdeling

Winst wordt niet altijd uitgekeerd, het wordt soms gewoon gebruikt om activiteiten verder te ontwikkelen.

Vb. Proximus, NMBS (zijn grotendeels overheidsbedrijven)

 Verdeling wordt voorzien in de statuten.

 Als er niets wordt voorzien, dan wordt de winst gewoon gelijkmatig verdeeld over de aandelen.

 Uitsluiten van vennoten bij de winstverdeling (= leeuwenbeding) is ten strengste verboden Voor spreiding verlies geldt net hetzelfde als spreiding van de winst. Ook in dat geval is een

leeuwenbeding verboden.

9.1.7. Affectio societatis

= de wil van de vennoten om als gelijken samen te werken aan de gemeenschappelijke onderneming Je kan alleen een vennootschap oprichten als er een wil is tot samenwerking tussen de vennoten.