• No results found

4. Ploegsma als kinderboekenuitgeverij, 1945-1955

4.2 Kinderboeken in de periode na de Tweede Wereldoorlog

4.3.2 Margreet Bruijn

Niet alleen Rutgers van der Loeff-Basenau was directe familie van een bekende kinderboekenauteur van Ploegsma: Margreet Bruijn (1916-2010) was de dochter van Cor Bruijn, wiens leven en werken tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn besproken in hoofdstuk 3. Margreet Bruijn was de vierde van de zes dochters van het gezin Bruijn.274 Vlak na haar geboorte kreeg haar vader een baan aangeboden

als schoolhoofd in Hilversum, en het gezin Bruijn verhuisde daarheen vanuit Laren.275 Al op jonge

leeftijd, toen zij zestien jaar oud was, wist dochter Bruijn zeker dat ze met kinderen en boeken wilde werken.276 In eerste instantie wilde ze jeugdbibliothecaresse worden, maar daar bestond op dat

moment geen opleiding voor. In plaats daarvan volgde ze een cursus over de boekhandel en uitgeverij. Vlak na de Tweede Wereldoorlog moest Bruijn worden geopereerd aan een hernia, waarna ze een tijdlang moest herstellen. Ze verbleef in deze periode bij haar ouders, en werd de assistente van haar vader. Ook deed ze verschillende redactie- en vertaalklussen voor uitgeverijen.277

In 1949 begon ze aan de opleiding tot jeugdbibliothecaresse, die toen net was opgericht.278 In

datzelfde jaar werd ze lid van de redactie van De Kleine Vuurtoren, een gids die in het leven was geroepen met het doel de beste jeugdboeken te promoten, voornamelijk bedoeld voor ouders. De gids bestond sinds 1927 en werd uitgebracht door de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels.279 Enkele jaren later werd Bruijn ook hoofdredacteur van De Kleine Vuurtoren.280

Dankzij dat werk werd ze vaak gevraagd om manuscripten te beoordelen, te jureren, lezingen te houden en recensies te schrijven. Zo zat Bruijn bijvoorbeeld in de jury voor het Kinderboek van het Jaar 1955.281

Aangezien Bruijn al vanaf jonge leeftijd bezig was met het verzamelen en beoordelen van kinderboeken, was het geen onlogische stap dat ze begon met het zelf bedenken en opschrijven van verhalen. In mei 1953 besluit ze dan ook om een manuscript getiteld De wonderketting op te sturen

274 Jong, B.C. de. ‘Bruijn, Margreet’, in Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. Geraadpleegd 14-05-2019, van

http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/BruijnMargreet

275 Ibidem.

276 Bijlsma, F.T. ‘Margreet Bruijn’, in Lexicon van de jeugdliteratuur. Groningen: Martinus Nijhoff, 1987, pp. 1-4, p. 1. 277 De Jong, ‘Bruijn, Margreet’.

278 Bijlsma, ‘Margreet Bruijn’, p. 1.

279 Heuvel, J. van den en Pennen, W. van der. ‘Van De kleine vuurtoren naar Boek en Jeugd Online: een indruk van 80 jaar

jeugdboekengids’, in Literatuur zonder leeftijd. Leidschendam: Biblion Uitgeverij, 2006, pp. 35-54, p. 35.

280 Bijlsma, ‘Margreet Bruijn’, p. 1. 281 Bijlsma, ‘Margreet Bruijn’, p. 1.

57 naar uitgeverij Ploegsma. Dit verhaal ontstond naar eigen zeggen nadat een 10-jarig nichtje Bruijn had gevraagd om een ‘verschrikkelijk spannend verhaal’.282 In De wonderketting moeten twee

kinderen kraal voor kraal een ketting zoeken om de moeder van een van hen beter te maken, waarbij ze allerlei sprookjesachtige avonturen beleven. In eerste instantie werd het boek afgewezen door Brinkman, in een brief die in het Ploegsma-archief helaas ontbreekt. Wel is het antwoord van Bruijn bewaard gebleven, die schreef: ‘Heden ontving ik mijn manuscriptje terug met Uw vriendelijk schrijven. Het deed mij goed, Uw waarderende woorden over “De Wonderketting” te lezen. Des te meer spijt het mij, dat U niet tot uitgave kunt overgaan.’283 Na deze opening brengt Bruijn in de brief

allerlei argumenten aan die aangeven waarom het boekje wél uitgegeven zou moeten worden, ondanks dat ze naar eigen zeggen beseft dat het niet gebruikelijk is ‘dat schrijvers met uitgevers discussieeren over de wenselijkheid een manuscript wel of niet uit te geven’.284 Of dat wel of niet

gebruikelijk was in het midden gelaten, Bruijns pleidooi had in ieder geval succes. Twee weken later ontving ze een brief van Brinkman met de volgende woorden:

Voordat ik nu inga op de verschillende punten die U aan de orde stelt, zou ik gaarne enkele weken opnieuw de beschikking over uw manuscript willen hebben. Ik zou “De wonderketting” dan opnieuw willen lezen [...] Hiermede maken wij dan niet ons standpunt ten opzichte van “De wonderketting” meteen weer ongedaan – dat is zeker niet het geval –, maar ik wil U een eerlijke kans geven en opnieuw – en thans aan de hand van uw argumenten – onze inzichten toetsen aan uw gegevens.285

En zo kreeg Bruijn het toch voor elkaar dat haar eerste boek door Brinkman werd uitgegeven, een jaar later in 1954. Daarover schreef ze nog: ‘Het is voor mij een eigenaardige gewaarwording en ik prijs me zeer gelukkig dat mijn eerste boekje door u, en nog wel op zo aantrekkelijke wijze, werd uitgegeven.’286 Ondanks het feit dat ze de dochter was van een bekende kinderboekenauteur, wilde

ze daar juist liever niet van profiteren. In een brief waarin het omslag van De wonderketting

besproken wordt, staat namelijk geschreven: ‘Vindt u het erg, als ik u vraag of mijn “stamboom” niet op de flap hoeft vermeld te worden? Ik vaar zo graag onder mijn eigen vlag!’287 Het vermelden van

282 Brief van M. Bruijn aan J.C. Brinkman, gedateerd 19-05-1953. Literatuurmuseum, map ‘Margreet Bruijn – De

wonderketting’.

283 Brief van M. Bruijn aan J.C. Brinkman, gedateerd 02-05-1953. Literatuurmuseum, map ‘Margreet Bruijn – De

wonderketting’.

284 Ibidem.

285 Brief van J.C. Brinkman aan M. Bruijn, gedateerd 18-05-1953. Literatuurmuseum, map ‘Margreet Bruijn – De

wonderketting’.

286 Brief van M. Bruijn aan J.C. Brinkman, gedateerd 30-09-1953. Literatuurmuseum, map ‘M. Bruijn/Hannes Brinker De

zilveren schaatsen’.

287 Brief van J.C. Brinkman aan M. Bruijn, gedateerd 27-02-1954. Literatuurmuseum, map ‘Margreet Bruijn – De

58 haar stamboom bleek inderdaad nergens voor nodig, want het aanvankelijk afgewezen boek werd tot 1979 vijf keer herdrukt en uitgegeven bij Ploegsma.

In 1954 besloot Bruijn ook om een vertaling te maken van het Amerikaanse Hans Brinker, or the silver skates: a story of life in Holland, dat in 1865 werd geschreven door Mary Mapes Dodge. Het compleet fictionele verhaal wordt over het algemeen gezien als een van de eerste kinderboeken waarin het familieleven centraal staat.288 Het boek was al eerder vertaald en bewerkt uitgegeven bij

uitgeverij Centen in 1867, en vanaf 1902 bij A.W. Sijthoff. In totaal verschenen er tot 1923 tien drukken. Halverwege de jaren vijftig ontstond er bij Ploegsma interesse voor een mogelijke nieuwe bewerking. Bruijn ging hier in een brief aan Brinkman enthousiast op in: ‘Ik zie er veel mogelijkheden in en heb er eerlijk gezegd nogal zin in.’289 Uit haar bewerking ontstond Hannes Brinker of De zilveren

schaatsen. ‘De geschiedenis over de zilveren schaatsen en wat daarmee samenhing is wel zowat hetzelfde gebleven, maar verder is het allemaal heel anders,’ wordt in het voorwoord van het boek gesteld.290 Het boek is inderdaad niet zozeer een vertaling, maar een vrije hertelling geworden,

waarin verschillende passages zijn weggelaten. In een brief aan Brinkman schrijft Bruijn dat ze het niet makkelijk vond om van het origineel af te wijken: ‘Alleen vraag ik me steeds maar af, of het tegenover de schrijfster wel netjes is, om haar boek zo te veranderen!’291 Ondanks de ethische

twijfels van Bruijn lijkt het juridisch gezien toch in orde te zijn geweest. In de Verenigde Staten gold in die tijd de Copyright Act of 1909, waarin werd gesteld dat werken tot maximaal 56 jaar na de eerste publicatiedatum beschermd konden zijn.292 De rechten op het origineel waren dus al vervallen.

Tijdens de rest van haar leven schreef Bruijn nog een aantal andere kinderboeken, waarin telkens haar interesse in sprookjes en volksverhalen naar voren komt. Ook werkte ze jarenlang als jeugdbibliothecaresse in de openbare bibliotheek in Laren. In 2010 overleed ze op 94-jarige leeftijd.

In eerste instantie lijkt het erop dat Bruijn zelf met de ideeën voor haar boeken kwam, aangezien ze De wonderketting als afgerond geheel naar de uitgeverij opstuurde. Haar tweede uitgave bij Ploegsma, Hannes Brinker of De zilveren schaatsen, is echter mogelijk door invloed van Brinkman ontstaan. Bruijn stuurde hem in 1953 een brief die als volgt begint: ‘Zo heb ik dan nog eens rustig mijn gedachten over de “Zilveren Schaatsen” laten gaan. Het resultaat hiervan vindt U in bijgaand

288 Bodt, S. de. Children of Holland. The image of the Netherlands in American children’s books. Zwolle: D’jonge Hond, 2010,

p. 19.

289 Brief van M. Bruijn aan J.C. Brinkman, gedateerd 21-08-1954. Literatuurmuseum, map ‘M. Bruijn/Hannes Brinker De

zilveren schaatsen’.

290 ‘Waar het verhaal van de zilveren schaatsen vandaan komt’, in Hannes Brinker of De zilveren schaatsen. Amsterdam:

Ploegsma, 1970, p. 6.

291 Brief van M. Bruijn aan J.C. Brinkman, gedateerd 21-08-1954. Literatuurmuseum, map ‘M. Bruijn/Hannes Brinker De

zilveren schaatsen’.

59 verslagje.’293 Bijgevoegd is inderdaad een verslag van enkele pagina’s betreffende de mogelijkheid tot

een bewerking van de oorspronkelijke tekst. Bruijn lijkt hierin zo objectief mogelijk te willen overkomen, en draagt ook meerdere nadelige kanten aan. Hierdoor lijkt het logisch dat Brinkman Bruijn had benaderd met de vraag of zij er wat in zag om het boek te bewerken tot een Nederlandse tekst.

4.3.3 Annie Winkler-Vonk

Johanna Christina Vonk (1909-1993) groeide op in een rooms-katholiek gezin in een arbeiderswijk in Amsterdam-Oost. Ze volgde een handelsopleiding, waarna ze werkzaam was als stenotypiste bij onder andere De Arbeiderspers, waar ze later ook secretaresse werd.294 Vanaf 1937 werkte ze als

redacteur van het socialistische dagblad Het Volk, waarin ze ook haar eerste kinderverhalen publiceerde. In 1939 trouwde ze met de schrijver Johan Winkler (1898-1986). De twee moesten tijdens de oorlog onderduiken, maar werden daarna allebei weer actief als journalist en schrijver. Het stel kan gezien worden als een typisch ‘journalistenechtpaar’, dat vooral bekend was in de

socialistische kringen in Amsterdam.295 Winkler-Vonk legde zich na de oorlog vooral toe op het

schrijven van (kinder)boeken. Toch was ze ook actief in de krantenwereld; zo verrichtte ze

werkzaamheden voor Het Parool, Utrechts Nieuwsblad en Vrij Nederland.296 In 1962 verhuisde het

stel naar de buurt van Deventer, waar Winkler een baan als hoofdredacteur van het Deventer Dagblad kreeg, en Winkler-Vonk vooral kinderverhalen schreef die in kranten gepubliceerd werden.297 In 1993 overleed ze op 84-jarige leeftijd.

Hoewel Winkler-Vonk tijdens haar leven zo’n vijftien kinderboeken geschreven heeft, zijn deze tussen 1946 en 1955 niet bij Ploegsma uitgekomen.298 Winkler-Vonk heeft alsnog een

belangrijke rol gespeeld voor de uitgeverij, omdat er in deze periode verschillende door haar gemaakte vertalingen en bewerkingen van buitenlandse kinderboeken bij Ploegsma zijn verschenen. Zo vertaalde ze veel van het werk van Tetzner, zoals bijvoorbeeld het inmiddels klassiek geworden Levende bezems (1951), waarin jongens die in het negentiende-eeuwse Italië door hun arme families werden verkocht als schoorsteenhulpjes centraal staan.

Een aantal jaren later verzorgde Winkler-Vonk de bewerkingen van de boeken over Heidi van de Zwitserse Johanna Spyri. In 1953 kwam het eerste deel hiervan, Heidi, uit bij Ploegsma, en in 1955

293 Brief van M. Bruijn aan J.C. Brinkman, gedateerd 21-08-1954. Literatuurmuseum, map ‘M. Bruijn/Hannes Brinker De

zilveren schaatsen’.

294 Veer, J. van der. ‘Annie Winkler-Vonk’, in Lexicon van de jeugdliteratuur. Groningen: Martinus Nijhoff, 2004, pp. 1-7. 295 Wilde, I. de. ‘Vonk, Johanna Christina’ in Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. Geraadpleegd 20-05-2019, van

http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/WinklerVonk

296 Van der Veer, ‘Annie Winkler-Vonk’, pp. 1-7. 297 De Wilde, ‘Vonk, Johanna Christina’. 298 De Wilde, ‘Vonk, Johanna Christina’.

60 het tweede deel, Heidi en Peter. In 1951 schreef Margreet Bruijn al een brief aan Brinkman waarin ze de beide delen aanraadt aan de uitgever: ‘Na lezing van de Hollandse vert. [...] en van beide delen in het Duits [...] ben ik tot de vaste overtuiging gekomen, dat dit boek stellig waard is in een fris jasje gestoken te worden.’299 Het lijkt erop dat Bruijn hier slechts advies gaf om het boek eens te bekijken,

en niet solliciteerde om er zelf een bewerking van te mogen maken. De brief vervolgt: ‘Juist waar er zo’n behoefte is aan mooie boeken vooral voor meisjes van +- 9 j.e.o. lijkt me dat met een nieuwe uitgave van Kleine Heidi wel een zeer gelukkige greep gedaan zou worden. Te meer, daar zeer veel moeders hiervan in hun jeugd genoten en het daarom met vreugde (voor hun kinderen) zullen begroeten. Mochten we U verder nog van advies kunnen dienen [...]’300

Meer dan anderhalf jaar later, in november 1952, stuurde ook Winkler-Vonk een brief aan Brinkman waarin ze het boek aanbeveelt:

Ons schoondochtertje was een paar dagen over uit Zürich en ze vertelde me, dat men in

Zwitserland bezig is met de verfilming van “Heidi” van Johanna Spyri (of de naam zo juist gespeld is weet ik niet). Dat “Heidi” is in Zwitserland klassiek en minstens even beroemd en geliefd als “Afke’s Tiental” hier. Ik ken het niet, maar het leek me goed om U er even op te wijzen. Het zou aardig zijn, als U er de hand op kon leggen en het eventueel uitbrengen tegelijk met de film.301

In de correspondentie lijken geen verdere brieven te zijn overgeleverd waarin Winkler-Vonk daadwerkelijk benaderd wordt als bewerker van de Heidi-boeken, of zichzelf daarvoor kandidaat stelt. Het lijkt echter logisch dat Brinkman, na door twee van zijn kinderboekenauteurs het advies te hebben gekregen de boeken opnieuw te laten vertalen, Winkler-Vonk vroeg om dit te doen. Het eerste deel hiervan, Heidi (1953), vormt tevens het begin van een nieuwe serie kinderboeken van uitgeverij Ploegsma: de Wielewaal-reeks. In de volgende paragraaf wordt hier dieper op ingegaan.

Waar Brinkman bij Rutgers van der Loeff-Basenau vaak zelf initiatief nam in het geven van

schrijfopdrachten, lijkt hij dit bij Bruijn minder regelmatig te doen. Toch is het aannemelijk dat hij ook bij haar met ideeën voor nieuwe uitgaven kwam die hij aan de auteur voorlegde. Bij Winkler-Vonk is dat echter niet het geval, hoewel door de kleine hoeveelheid werken die tot 1955 van haar hand verschenen niet direct geconcludeerd kan worden dat Brinkman de auteur nooit op die manier

299 Brief van M. Bruijn aan Brinkman, gedateerd 19-03-1951. Literatuurmuseum, map ‘Correspondentie Winkler-Vonk Heidi’

in map ‘Winkler-Vonk’.

300 Ibidem.

301 Brief van Winkler-Vonk aan Brinkman, gedateerd 20-11-1952. Literatuurmuseum, map ‘Correspondentie Winkler-Vonk

61 gestuurd heeft. Uit de correspondentie die Brinkman met Bruijn en Winkler-Vonk voerde, blijkt echter wel dat de uitgever de meningen van zijn auteurs serieus nam.

4.4 De Wielewaal-reeks

Heidi (1953) was zoals gezegd het eerste boek dat binnen een nieuwe serie van Ploegsma viel, waar in deze paragraaf aandacht aan zal worden besteed. Het feit dat de uitgeverij zich toelegde op het uitgeven van een kinderboekenserie, kan namelijk worden gezien als signaal dat zij zich steeds meer in kinderboeken specialiseerde. Series nemen daarnaast vanuit literatuurhistorisch oogpunt een interessante plaats in binnen een uitgeverij: de uitgeverij kan, door het verenigen van verschillende auteurs onder dezelfde naam, de beeldvorming van de eventuele lezers sturen.302 Als het woord

‘klassiekers’ bijvoorbeeld in de naam van de serie zit, is de lezer al snel geneigd te denken dat het om oude, bekende boeken met veel literaire waarde gaat. In theorie kan de uitgever besluiten om ook onbekende titels in deze reeks op te nemen, terwijl de lezer ervan overtuigd blijft dat het om een ‘klassieker’ gaat.

De Wielewaal-reeks was een serie van boeken van hoge kwaliteit, die allemaal voor 2,95 gulden verkocht werden met min of meer dezelfde omvang, al dan niet ingekort.303 In de serie zijn

boeken voor verschillende leeftijden opgenomen. Deze werden verzorgd door de bekendere kinderboekenauteurs van Ploegsma. Enkele al eerder uitgegeven klassiekers werden ook in de reeks opgenomen. In de periode tot en met 1955 zijn dit er echter slechts twee: Wout, de

brandweerjongen en De kinderen van de grote fjeld. Omdat de boeken niet al te dik mochten zijn – niet meer dan zo’n honderd pagina’s – werd dit laatstgenoemde boek ingekort om toch in de serie te kunnen verschijnen. Het was oorspronkelijk in 1931 vertaald door Basenau-Goemans, en in 1955 benaderde Brinkman haar dochter Rutgers van der Loeff-Basenau en schreef haar: ‘Hierbij doen wij U een exemplaar van “De kinderen van de grote fjeld” toekomen. Indien U kans ziet 20% van de gehele tekst in te lopen (op 5 regels moet dus gemiddeld één regel worden ingewonnen), zien wij een mogelijkheid de nieuwe druk in de “Wielewaal”-reeks te brengen.’304 Ook de Wielewaal-uitgave van

Wout, de brandweerjongen is zo’n tien pagina’s korter, hoewel het formaat van het boek ook kleiner wordt. Het doel van de serie lijkt dus te maken te hebben met de promotie van leesbare en

toegankelijke kinderboeken: hoe minder dik deze waren, hoe ‘frisser’ en aantrekkelijker deze

302 Kuitert, L. ‘Het debacle van een negentiende-eeuwse “vrouwenreeks”. Bibliotheek van Nederlandsche Schrijfsters’, in

Literatuur 18. 2001, pp. 150-158, p. 153.

303 Ter vergelijking: 2,95 gulden in 1955 komt overeen met ongeveer 10 euro in 2018. De hedendaagse waarde van het

geldbedrag is berekend met behulp van http://www.iisg.nl/hpw/calculate-nl.php?fbclid=IwAR3dHrKuBTYCqRxl_yrFzU6X- E_mM8bFefdQyS3QySiZ2mttO_IkNau-sZg

304 Brief van Brinkman aan Rutgers van der Loeff-Basenau, gedateerd 20-05-1955. Literatuurmuseum, map ‘B.266 B.2 door:

62 mogelijk overkwamen. Deze moderne uitgaven werden dan wel verzorgd door ‘auteurs van naam’, zoals de reclame in Figuur 12 aangeeft.

De boeken stonden bekend om hun hoge kwaliteit, zoals ook blijkt uit het volgende krantenbericht uit 1959: ‘De Wielewaal-reeks van uitgeverij Ploegsma in

Amsterdam heeft een ongewoon goede naam. De daarin opgenomen jeugdboeken liggen vrijwel steeds boven de gemiddelde kwaliteit.’305 En in een ander bericht valt te

lezen: ‘Ploegsma’s “Wielewaal”-reeks behoort tot de goede wijn die geen krans behoeft.’306 Of de recensenten

beseften dat niet alle al eerder verschenen boeken de volledige originele tekst bevatten, is niet duidelijk. In de besprekingen in kranten wordt hier niet over gesproken. Ook de verzorging en

vormgeving van de boeken was erg belangrijk. Zo verschenen veel van de boeken met een gekleurd stofomslag en sommige zelfs met foto voorop, zoals te zien is in Figuur 13.

Het lijkt kortom vooral de bedoeling te zijn geweest om de boeken als ‘fris en pittig’, modern en kwalitatief hoog over te laten komen. De beperkte lengte en de vormgeving van de boeken dragen bij aan deze beeldvorming. Of alle boeken in deze serie even fris en jeugdig zijn is nog maar de vraag; zo staat W.G. van de Hulst bekend als schrijver van relatief zware, christelijke

kinderboeken. Toch wordt er over zijn boek in de Wielewaal-reeks geschreven: ‘Een boek van een van Nederlands allerbeste en

populairste kinderschrijvers. Een historisch verhaal, maar allerminst zwaarwichtig, want allerlei hansworsten, kunstenmakers en doedelzakspelers komen er in voor.’307 Deze mening zou mogelijk

niet alleen kunnen voortkomen uit de inhoud en stijl van het boek zelf, maar ook door de manier waarop het in de serie gepresenteerd werd. De beeldvorming van de lezer kan dus ook bij deze reeks gestuurd worden.

305 ‘Nederlandse jeugdboeken’, in Friese koerier: onafhankelijk dagblad voor Friesland en aangrenzende gebieden. 14-11-

1959, p. 7.

306 Leeuwarder courant: hoofdblad van Friesland. 03-12-1955, p. 3.

307 ‘Ingekomen boeken’, in Leeuwarder courant: hoofdblad van Friesland. 24-11-1956, p. 3.

Figuur 13: Omslag Heidi (1953) Figuur 12: Reclame voor de Wielewaal-reeks uit

63 De naam van de serie functioneert daarbij als een soort stempel dat de lezer wel of niet aanspreekt.308 Volgens een recensie in De Volkskrant van 1957 sluit de naam Wielewaal goed aan bij