• No results found

6. TOETSING BESTAAND GEBRUIK

6.5.9. Maneges

De maneges liggen op een dusdanige afstand van de habitattype en broedvogels dat er geen verstorend effect op zal treden.

Maneges dragen echter wel bij aan de totale atmosferische stikstofdepositie op dit Natura 2000-gebied. Hierdoor hebben ze, samen met agrarisch gebruik, verkeer en industrie een negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling.

In de ‘Community of Practice’ (COP) Ammoniak Peelvenen wordt een methode uitgewerkt voor de toetsing van bestaand gebruik in relatie tot ammoniak. Zodra hier meer duidelijkheid over bestaat, zal dat worden toegepast en opgenomen in dit beheerplan.

Conclusie: Gebruiksvorm niet in beheerplan, op eventuele vergunningprocedure wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan

6.5.10. Sportvelden

De activiteiten op de twee sportvelden in Budel-Dorplein en in Maarheeze hebben geen verstorend effect op de instandhoudingsdoelstelling. Er treedt geen verstoring op in de vorm van geluid en licht. De territoria van de broedvogels liggen op een dusdanige afstand van deze velden dat geen negatief effect te verwachten is. Ook kleine onttrekking ten behoeve van beregening zal niet leiden tot verdroging. Dit gebruik heeft geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.5.11. Hondentrain-complex en hondenpension

De ligging van deze inrichtingen zal niet leiden tot enige optische verstoring, maar kan wel bijdragen aan verstoring door geluid. Ook hier kan sprake zijn van gewenning voor de fauna door de constante

aanwezigheid. Verstoring zal slechts minimaal zijn, gezien de ligging van aantal territoria van de broedvogels ten opzichte van de inrichtingen. Er treedt geen negatief effect op voor de

instandhoudingsdoelstelling.

De hondentrainfaciliteit waar de politievereniging ‘Ons Genoegen Gastel’ haar honden traint, ligt op het oefenterrein Weerterheide dat onderdeel is onderdeel van het Natura 2000-gebied.

Conform de beleidsregel zal op korte termijn de hondentrainingsfaciliteit op de Weerterheide worden beëindigd (Ministerie van Defensie, 2009).

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.5.12. Modelbouwclub

Het terrein van de vliegclub ligt aan de oostzijde van het Weerterbos. De afstand tot het

Vogelrichtlijngebied is ongeveer één kilometer. De afstand tot de dichtstbijzijnde territoria is 1200 m. De geluidbelasting van minder dan 80 dB(A) is wettelijk vastgelegd voor modelvliegtuigen. Broedvogels zijn gevoelig voor geluid. Broedvogels van open terrein zoals de drie aangewezen broedvogels nemen in aantal af bij geluidsbelasting boven de 48 dB(A) (Henkens, R.J.H.G., J.G. Molenaar, M.J.S.M. Reijen en F.H. Kistenkas, 2007). Gezien de intensiteit en afstand van deze inrichting ten opzichte van het

dichtstbijzijnde territoria is geen negatief (geluids)effect te verwachten. Er blijkt echter voldoende geschikt broedhabitat voor handen want de instandhoudingsdoelstelling wordt momenteel al gehaald.

Volgens de Wet Luchtvaart mag er alleen overdag gevlogen worden waardoor effecten op de meest gevoelige soort, de Nachtzwaluw, beperkt zijn.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.5.13. Congrescentrum

Gezien de ligging van Peerkesbosch in het Vogelrichtlijngebied en de aanwezigheid van bezoekers en de verkeersbewegingen kan het een verstorend effect hebben op broedvogels. Gezien de ligging ten opzichte van de dichtstbijzijnde territoria van broedvogels zijn er geen negatieve (geluids)effecten te verwachten. Er blijkt voldoende geschikt broedhabitat voor handen want de instandhoudingsdoelstelling wordt momenteel al gehaald. De ontsluitingsweg (Heugterweg) en de aanwezigheid van mensen die in de nabijheid van het congrescentrum wandelen zorgen niet voor een geluidbelasting die negatieve effecten oplevert voor de instandhoudingsdoelstellingen. De ontwikkelingen omtrent Daatjeshoeve zullen separaat getoetst moeten worden bij eventuele verandering van de bestemming en activiteit.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.5.14. Golfbaan

Golfbaan Crossmoor ligt ten oosten van de Laurabossen en Kruispeel. Hij grenst nagenoeg aan het habitattype Veenbossen (H91D0), Vogelrichtlijngebied en aan de Tungelroysche beek waar de Kleine modderkruiper voorkomt. Golfen op zich heeft geen negatieve invloeden op de habitattypen, -soorten en broedvogels. Het beheer kan daarentegen wel van invloed zijn. Kiwa geeft in haar analyse (Kiwa Water Research & EGG, 2007) aan dat het niet duidelijk is wat de invloed van de golfbaan Crossmoor is. De golfclub stelt dat het beheer gericht is op ecologie en milieu. Er wordt namelijk minimaal beregend, bemest en er wordt geen gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen. Exacte hoeveelheden zijn niet bekend. Het beheer heeft geen vermestend, verdrogend of verontreinigend effect op de

instandhoudingsdoelstelling vanwege de afwatering, welke plaatsvindt op de Tungelroysche beek waardoor het verrijkte water niet in de Kruispeel terecht komt en dus geen invloed heeft op de Veenbossen aldaar. Ook verstoring door geluid op de broedvogels in de Laurabossen is niet te verwachten, gezien de afstand tot de dichtstbijzijnde territoria.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.5.15. Kampeerboerderij

Kampeerboerderij Jozefhoeve biedt plaats aan 65 personen. Ze is gelegen ten zuiden van de golfbaan Crossmoor. De aanwezigheid van deze groepsaccommodatie zal bijdragen aan de recreatiedruk. De recreatiedruk is echter relatief laag in de Laurabossen. De Kruispeel is niet opengesteld dus betreding van habitattypen speelt hier niet. Geluidsverstoring voor broedvogels ligt evenmin voor de hand. De instandhoudingsdoelstelling voor broedvogels worden nu reeds gehaald.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.5.16. Horeca

Binnen en buiten de Natura 2000-begrenzing zijn diverse horecagelegenheden aanwezig, veelal gecombineerd met andere gebruiksvormen. De café/restaurants bieden diensten voor de al aanwezige recreant en zal daarom weinig extra recreanten trekken. Op basis van de broedvogelgegevens is het niet aannemelijk dat ze negatieve geluidseffecten veroorzaken. De instandhoudingsdoelstelling van de broedvogels worden reeds gehaald en er blijkt voldoende geschikt habitat voor handen.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.5.17. Schietvereniging en schutterij

Op drie locaties wordt de schietsport beoefend. Twee daarvan liggen tegen het Vogelrichtlijngebied Weerter- en Budelerbergen aan. De derde locatie ligt nabij het Ringselven. Van de laatstgenoemde schietlocatie wordt zeker geen negatief effect verwacht vanwege de zeer ruime afstand ten opzichte van voorkomende broedvogels. De overige twee schietterreinen kunnen geluidverstoring veroorzaken. Ze liggen op een afstand van ruim 900m ten opzichte van de dichtstbijzijnde territoria, binnen de

invloedssfeer van de spoor- en snelweg en nabij de schietbaan van Defensie. De Weerter- en

de militaire schietactiviteiten en de recreatieve schietactiviteiten.Hieruit kan worden geconcludeerd dat de broedvogels er weinig hinder van ondervinden. Mogelijk ligt gewenning hieraan ten grondslag. De activiteit heeft geen negatief effect op de doelen.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.5.18. Incidentele activiteiten

De activiteiten zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk vinden incidenteel plaats in het deelgebied Weerter- en Budelerbergen. De activiteiten zorgen naast alle andere recreatieve gebruiksvormen niet voor negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstelling aldaar. De doelstellingen voor de broedvogels worden momenteel gehaald.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.6. Cultuurhistorie

De cultuurhistorische elementen die zich in het gebied bevinden worden door recreanten bezocht, maar dit leidt niet tot een te hoge recreatiedruk. Ook is er geen sprake van optische verstoring. Het

verminderen van de verkaveling- en rabattenstructuur heeft een positief effect op de ontwikkeling van Veenbossen. De cultuurhistorische elementen en het beheer hebben geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.7. Archeologie

De archeologisch waardevolle locaties van de Lozerheide/Boshoverheide liggen binnen het

Vogelrichtlijngebied en deze elementen en het bijbehorende beheer hebben geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.8. Verkeer

Verkeer en vervoer kan op verschillende manier invloed hebben op Natura 2000-gebieden. Zo leveren de uitlaatgassen die het verkeer uitstoot een bijdrage aan de totale depositie van voornamelijk stikstof. Landelijk gezien draagt verkeer momenteel 8% bij aan de totale depositie aan verzurende en

vermestende stoffen op natuur (Klasberg, 2008). Verkeer heeft door deze bijdrage aan de atmosferische stikstofdepositie een negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling. Verder kan het verkeer

bijvoorbeeld invloed hebben via geluid, licht, beweging en versnippering.

Het beheerplan heeft slechts een beperkte invloedssfeer. Bronnen zoals verkeer zijn niet te reguleren via het beheerplan en vragen om een andere aanpak. Het terugdringen hiervan kan vooral via het landelijke, generieke beleid worden aangepakt, bijvoorbeeld door het op Europese schaal aanscherpen van eisen aan auto’s, zoals dat nu reeds in gang gezet is (Wing & IAR, 2008). Dit is daarom een zaak van landelijk of internationaal beleid en valt buiten het vergunningenkader van dit beheerplan. Wel wordt in dit beheerplan gekeken naar lokale knelpunten die de instandhoudingsdoelstellinge negatief beinvloeden. Maatregelen die voortvloeien uit deze knelpunten worden beschreven in hoofdstuk 8. Hieronder worden de verschillende wegtypen nader uiteengezet.

Rijkswegen

In en rondom het Natura 2000-gebied liggen verschillende typen wegen. Zo ligt de snelweg A2 tussen het Weerterbos en Weerter- en Budelerbergen. De provinciale weg N564 ligt tussen het Ringselven en de Laurabossen/Kruispeel. De overige wegen zijn regionale ontsluitingswegen.

Uit onderzoek (Hille Ris Lambers et al., 2008) naar de effecten van rijksinfrastructuur op Natura 2000- gebieden is gebleken dat de A2 geen negatief effect veroorzaakt op de habitattypen en -soorten. De (stikstof)depositie vindt plaats binnen enkele honderden meters van de weg. Volgens de provinciale luchtkwaliteitskaart is de (verwachte) uitstoot van stikstof en fijn stof in 2005 en 2010 minder dan 30

µg/m3 (www.limburg.nl). Het bos dient als een soort buffer voor de achterliggende habitattypen. Ook Kiwa (Kiwa Water Research & EGG, 2007) geeft aan dat de A2 geen knelpunt vormt door verzuring en

vermesting. Nabij de A2 liggen geen habitattypen die invloed ondervinden van deze bestemming. Wat betreft de broedvogels kan het verkeer voor een negatief effect zorgen qua geluid en trillingen. De A2 loopt door het Vogelrichtlijngebied. De verkeersgegevens uit de provinciale mobiliteitsmonitor laten zien dat de verkeersintensiteit in 2007 op een werkdag gemiddeld 64.440 motorvoertuigen per dag bedroeg en in het weekend 48.350 (www.limburg.nl). De broedparen zijn nagenoeg allemaal enkele honderden meters van de snelweg waargenomen waarbij het dichtstbijzijnde paar op 600 m ligt. Op basis van de broedvogelgegevens, de doelstelling en geluidsberekening heeft deze weg geen negatief effect. Ook het regulier maai- en onderhoudsbeheer van de A2 heeft geen negatief effect. Er is dus geen sprake van optische verstoring en mechanische effecten. De instandhoudingsdoelstelling ondervinden geen negatief effect van strooizout in dit gebied. Er is dus geen sprake van verzilting.

In 2009 wordt een start gemaakt met het realiseren van een ecoduct. Deze komt te liggen tussen boerderij/hotel Dennenhof en restaurant Wilgenhof en verbindt de deelgebieden Weerterbos en Weerter- en Budelerbergen. De werkzaamheden voor het realiseren van dit ecoduct kunnen voor een bepaalde vorm van verstoring zorgen. Dit is onderzocht door Lotterman (2007). Het onderzoek in combinatie met de broedvogelgegevens kan geconcludeerd worden dat er geen kwalificerende broedvogels in de directe omgeving voorkomen. Het habitat (bos) waarin gewerkt wordt is ook niet geschikt. De dichtstbijzijnde broedparen zijn op een afstand van 600 m (Weerterbos) tot 800 m (Weerter- en Budelerbergen) waargenomen. De broedvogels ondervinden geen hinder van de werkzaamheden. Bij de inrichting van het ecoduct kan rekening gehouden worden met een doelsoort als de Kamsalamander.

Conclusie: Gebruiksvorm niet in beheerplan, op eventuele vergunningprocedure wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan

Provinciale wegen

De provinciale weg (N564) ligt daarentegen wel direct aan de habitattypen Veenbossen,

Galigaanmoerassen en Zwakgebufferde vennen en aan het Vogelrichtlijngebied. Het is een drukke weg met een verkeersintensiteit in 2007 van 3.795 tot 6.687 motorvoertuigen per dag op het traject Belgische grens-Havenweg-Kazernelaan (www.limburg.nl). Habitattypen zijn niet direct gevoelig voor

geluidsoverlast en niet trillingsgevoelig. Broedvogels wel. De dichtheid kan afnemen bij een toename vanaf de 48 dB(A). Gezien de ontwikkelingen en waargenomen broedparen is geen sprake van een negatief effect. De populaties hebben zich, ondanks deze verstoring, weten te handhaven, en er is geen uitbreiding voorzien in de doelstellingen. De instandhoudingsdoelstelling ondervinden geen negatief effect van strooizout in dit gebied. Er is dus geen sprake van verzilting.

Conclusie: Gebruiksvorm niet in beheerplan, op eventuele vergunningprocedure wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan

Regionale wegen

Ook de regionale wegen dragen weliswaar bij aan de geluidsoverlast maar zorgen niet voor een negatief effect op de broedvogels. De Heugterweg is een openbare weg en loopt langs het Vogelrichtlijngebied in het Weerterbos. In deze omgeving zijn geen broedparen vastgesteld. De verkeersintensiteit is relatief laag waardoor ook hier negatieve effecten vanuit deze sector niet aanwezig zijn. De gemiddelde verkeersintensiteiten van wegen langs en door Vogelrichtlijngebied Weerter- en Budelerbergen zijn als volgt: Geuzendijk 2.580 voertuigen per dag, Trancheeweg 1.965, Kempenweg 8.200 en

Maarheezerhuttenweg 733. Alleen de Geuzendijk doorsnijdt het gebied. Uit een onderzoek van SOVON (van Kleunen et al., 2005b) is gebleken dat deze weg met de huidige intensiteit of zelfs een kleine toename geen negatief effect heeft op de kwaliteit van het leefgebied en populatiegrootte van de broedvogels. Ook de habitattypen ondervinden geen negatieve effecten van het verkeer. Er is niets bekend van verontreinigingen door toedoen van het verkeer. Voor de Kamsalamander kan de Eindhovense weg voor een barrière vormen gezien het voorkomen van deze soort in Bakewell en ’t Vlasven waar een gezonde populatie voor komt. Deze locaties zijn momenteel geïsoleerd. Onderzoek is nodig naar de migratiemogelijkheden. De doelstelling is behoud maar voor de duurzaamheid kan de barrière een knelpunt vormen. De instandhoudingsdoelstelling ondervinden geen negatief effect van strooizout in dit gebied. Er is dus geen sprake van verzilting.

Conclusie: Gebruiksvorm niet in beheerplan, op eventuele vergunningprocedure wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan

Openbare onverharde wegen

Er zijn een aantal openbare onverharde wegen waar gemotoriseerd verkeer gebruik van kan maken. Niet alle openbare onverharde wegen zijn bekend. De meeste onverharde wegen liggen in het Weerterbos. Een groter aantal ligt net buiten de begrenzing. De wegen hebben doorgaans een functie voor (agrarisch) bestemmingsverkeer. Naast bestemmigsverkeer maken vooral recreanten gebruik van deze wegen wanneer ze gaan wandelen. Sluipverkeer maakt nauwelijks tot geen gebruik van deze wegen. De habitattypen ondervinden geen negatief effect van het gebruik van deze wegen. De wegen en de intensiteit van het gebruik ervan vormen eveneens geen bedreiging voor de broedvogelsoorten. Op onverharde wegen wordt niet met strooizout gewerkt.

Conclussie:gebruiksvorm Gebruiksvorm niet in beheerplan, op eventuele vergunningprocedure wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan

6.9. Spoorweg

Verkeer en vervoer kan op verschillende manier invloed hebben op Natura 2000-gebieden. Zo leveren de uitlaatgassen van dieseltreinen een bijdrage aan de totale depositie van voornamelijk stikstof. Landelijk gezien draagt verkeer momenteel 8% bij aan de totale depositie aan verzurende en vermestende stoffen op natuur (Klasberg, 2008) Het spoorverkeer is echter maar een zeer klein deel van al het verkeer, en

bovendien wordt het grootste deel van het spoorverkeer met elektrische tractie uitgevoerd, en dat is emissie-neutraal in het gebied rondom de spoorlijn. De bijdrage van het spoorverkeer aan de atmosferische stikstofdepositie (een negatief effect op de instandhoudingsdoelstelling( is derhalve beperkt. Verder kan het spoorverkeer bijvoorbeeld invloed hebben via geluid, licht, beweging en versnippering.

Het beheerplan heeft slechts een beperkte invloedssfeer. Bronnen zoals spoorverkeer zijn niet te reguleren via het beheerplan en vragen - indien regulering tóch nodig lijkt - om een andere aanpak. Bij spoorverkeer betreft dit uitsluitend de emissies van diesellocomotieven. Het terugdringen hiervan kan uitsluitend via Europees beleid worden aangepakt, bijvoorbeeld door het op Europese schaal

aanscherpen van eisen aan de emissies van ‘dieselloks’. Dit is daarom een zaak van landelijk of internationaal beleid en valt buiten het vergunningenkader van dit beheerplan. Spoorverkeer is niet vergunningplichtig in het kader van dit beheerplan. Het spoor zelf hoort wel binnen de rijkwijdte van dit beheerplan. Eventuele maatregelen die voortvloeien uit deze knelpunten worden beschreven in hoofdstuk 8.

Het Natura 2000-gebied kent een drietal spoorlijnen. Weerterbos en Weerter- en Budelerbergen worden gescheiden door de spoorlijn Weert - Eindhoven. De momenteel slechts beperkt gebruikte spoorlijn Budel - Weert loopt door Weerter- en Budelerbergen. Daarnaast kent het Ringselven een aftakking voor industriële doeleinden van de spoorlijn Belgische grens - Budel - Weert.

Eindhoven - Weert

Het eerst genoemde traject loopt nagenoeg samen met de A2. Hiervoor geldt eveneens dat uit onderzoek van Hille Ris Lambers et al (2008) is gebleken dat het gebruik van dit spoor geen negatief effect

veroorzaakt op de habitattypen, -soorten en broedvogels. Indien onderhoudswerkzaamheden met ruimtebeslag (toeleidende wegen, bermen etc.) nodig zijn kunnen deze negatieve effecten teweeg brengen, afhankelijk van de locatie van de werkzaamheden. In de directe omgeving komen geen habitattypen voor waarop de onderhoudswerkzaamheden een negatief effect op kunnen hebben. Ook voor de broedvogels heeft het geen negatief effect.

Gezien de territoria van de Roodborsttapuit in het open agrarische gebied, heeft deze soort weinig hinder van het huidige treinverkeer. Ook hier geldt dat de huidige populatie zich heeft weten te handhaven met deze verstoring. Spoorbermen zijn bovendien goed geschikt broedbiotoop voor deze soort.

Het spoor vormt gezien de aanwezigheid van begeleidende elementen geen barrière en heeft derhalve geen negatief effect op de Kamsalamander in gebied Bakewell.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan met wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

IJzeren Rijn

Het huidige overwegend rustend of extensief gebruikte goederenspoor (sinds 2004 feitelijk beperkt) heeft momenteel geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen. Als dit deel echter weer intensiever in gebruik wordt genomen, zal er separaat getoetst (Habitattoets) moeten worden op te verwachten effecten. Dat zal - in overleg met LNV - geschieden in het kader van de voorbereiding van het Ontwerp Tracé besluit door ProRail.

Ringselventraject (Belgische grens – Budel (aansluiting Zinkfabriek))

Het gebruik van het industriële traject zal gezien de instandhoudingsdoelstelling geen negatief effect hebben op de instandhoudingsdoelstelling temeer omdat de huidige intensiteit zeer laag is (twee treinen per dag, één heen en terug). Het ligt op een groter afstand van de broedvogelterritoria. Daarnaast is dit traject geen barrière voor de Kamsalamander omdat er voldoende passagemogelijkheden zijn zodat de soort kan migreren. Lijnvormige elementen zoals bosjes, houtsingels en sloten zijn leidend bij de migratie tussen voortplantingswater en overwinteringplek.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

Onderhoudswerkzaamheden

Volgens de sectornotitie (Steunpunt Natura 2000 & Arcadis, 2008) is de hoeveelheid en de duur van de geluidsbelatsing door onderhoudswerkzaamheden van belang, maar de instandhoudingsdoelstelingen in de vorm van de broedvogels liggen op voldoende afstand van het spoor dat deze geen hinder

ondervinden. Onderhoudswerkzaamheden zullen geen negatieve effecten hebben op Nachtzwaluw, Boomleeuwerik en Roodborsttapuit. Voor de werkzaamheden geldt dat Prorail zich moet houden aan de Flora- en faunawet. ProRail is momenteel bezig met het opstellen van een gedragscode waarin

werkzaamheden worden afgestemd op flora en fauna.

Conclusie: gebruiksvorm in beheerplan zonder wijzigingen/maatregelen (categorie 1).

6.10. Vliegveld

Zoals hierboven reeds is vermeld speelt de aanwezigheid van de vliegvelden Kempen Airport en Kleine Brogel een rol in de totale geluidbelasting op het Natura 2000-gebied, in combinatie met recreatie, trein- en militaire activiteiten. Piekbelastingen kunnen ervoor zorgen dat vogels schrikken en uiteindelijk verdwijnen. Dit lijkt echter niet aan de orde voor de aangewezen broedvogels in dit gebied. Het aantal territoria en de ligging hiervan geeft aan dat ze niet extra gevoelig zijn voor piekbelastingen van geluid, trilling en/of licht. Met name de Ultra Light toestellen en straaljagers zorgen voor zowel piekbelastingen alsmede aanhoudende belastingen. Dit in combinatie met het groot aantal vliegbewegingen van circa 110.000 per jaar conform de vergunning op basis van maximale geluidsbelasting. Daarvan vliegt 99% tussen 7.00-23.00 uur op een hoogte van 100 tot 225 meter. De broedvogelpopulaties hebben zich weten te handhaven ondanks deze verstoring.

De menselijke activiteiten en vliegbewegingen met bijkomende luchtwervelingen maar ook geluid, licht en trillingen, hebben een verstorend effect waardoor de broedvogels zich meer centraal in het gebied bevinden. Deze verstoring heeft geen significant negatief effect op het broedsucces of afname van hun