• No results found

MAGT VAN DEN GOUVERNEUR-GENERAAL IN ZAKEN VAN JUSTITIE EN POLITIE

In document 3-3- (pagina 58-89)

liegt van gratie. De gevallen , waarin den Gouverneur-Generaal gedurende 1859 van dit regt gebruik maakte, waren de navolgende:

(1) Bij arrest van 21 February 1860 werd door het Hooggeregtshof bekrachtigd het vonnis van den raad van justitie. bij hetwelk de beklaagde van de eerstbedoelde aanklagt was vrijgesproken ; doch ter zake van de tweede veroordeeld tot eene gevangenisstraf van achttien maanden. In Julij 1860 werd hem echter, op zijn verzoek, remissie van den nog overigen straftijd verleend.

(2) Zie de circulaire dier commissie in de Javasche Courant van 30 Julij 1859, n°. 61.

Opgelegde straffen.

Doodstraf

Tuchthuis

Kruiwagen

Gevangenis . . .

Dwangarbeid in of buiten den ketting

Verbanning (')

Tentoonstelling

Ilottingslagen

Geldboete

Verzoeken om verandering van strafplaats . . . .

waaronder ter gelegenheid van 'sKonings jaardag verleende geheele of gedeeltelijke remissie der navolgende straffen aan militairen:

Europeanen. Inlanders.

Kruiwagen 1 i Gevangenis 22 3 Dwang- en kettingarboid » 3

30

(1) De straf van verbanning uit Nederlandsen Indie is voor Europeanen en daarmede gelijkgestelden aan-gewezen bij n". 3 en 7 van art. 8 der Bepalingen ter regeling van eenige onderwerpen van strafwetgeving, welke eene dadelijke voorziening vereischen {Indisch Staatsblad van 1846, n°. 6).

13

50

I V . EENIGE ONDEBWERPEN MET HET REGTSWEZEN IN VERBAND.

§ 1. Notarissen. (')

Sedert 1837 was te Padang geen afzonderlijk notaris meer gevestigd geweest, maar werden die functien waargenomen door andere ambtenaren. Toen nu dit jaar op nieuw in die waarneming moest worden voorzien, werd, met het oog op de belangrijke ontwik-keling die Sumatra's Westkust en vooral Padang inmiddels had ondergaan , op dien tij-delijken maatregel teruggekomen. Bij een besluit van den Gouverneur-Generaal van December 1859 {Indisch Staatsblad n°. 106), werd namelijk bepaald, dat voortaan te Padang een afzonderlijke notaris zal Worden aangesteld.

§ 2. Translateurs. {")

Translateurs voor de Ghinesche taal. Ter verdere opleiding tot tolk werd in den loop van het jaar een zesde kweekeling gesteld ter beschikking van den Gouverneur-Generaal.

Op voorstel van den hoogleeraar HOPFMANN te Leiden, bij wien ook deze kweekeling zijne Ghinesche studiën had aangevangen, was deze uit Nederland regtstreeks naar Emoy vertrokken ten einde zich daar verder te bekwamen. Vergelijk de drie vorige ver-slagen, bladzz. 54, 62 en 39.

§ 3. Wees- en boedelkamers.

Slaat van het beheer op 31 December 1859. Tot aantooning daarvan diene de vol-gende staat.

(1) Bij ordonnantie van 11 January 1860 (Indisch Staatsblad n°. 3) is oen nieuw reglement op hei notaris-ambt vastgesteld.

(2) Zie ook hoofdstuk K, § 2.

51

52

§ 4. Gevangenissen en gevangenen.

i

:Door het Indisch Bestuur is toegezegd een verslag van den procureur-generaal

om-;trent dit onderwerp, ten vervolge op hetgeen als bijlage bij het algemeen verslag over 1856 is overgelegd. I n afwachting daarvan worden thans, onder lit. G ' - 3 , bijgevoegd drie staten van het aantal gevangenen in 1858, het laatste j a a r waarover verslag is ont-vangen. Enkele niet onbelangrijke bijzonderheden omtrent de gevangenissen in 1859 komen voor in de ziekenrapporten, die onder lit. Hl en 2 bij dit verslag zijn gevoegd, en van hetgeen voor de gebouwen dit jaar is verrigt wordt mededeeling gedaan in ibylage lit. O.

§ 5. Etablissementen van landbouw.

Bevolking. Deze bedroeg bij het eind van 1859 : in E r a wang 52 personen (22 mannen, : 19 vrouwen en 11 kinderen) en in Banjoewangie 570 personen (406 mannen, 146

vrou-wen en 18 kinderen), te zamen 622; dat is 9 personen meer dan bij het eind van 1858 (').

Van die 622 werden 567 door het Gouvernement onderhouden; 55 voorzagen zelven in hun onderhoud.

De uitgaven voor deze inrigtingen worden gezegd in dat jaar te hebben bedragen f 36 520,61, waartegen echter in berekening wordt gebragt f 25 138,95 voor de waarde der verkregen cochenille en voor de opbrengst van verkochte padie.

F. E c r e d i e n s t .

I . CHRISTELIJKE.

§ 1. Protestantsche.

Kerkeraden en collégien van diakenen. In eene betere regeling der onderlinge

verhou-• ding van de met de stoffelijke en geestelijke belangen der Protestantsche gemeenten in Nederlandsch Indie belaste collégien en personen werd voorzien bij Koninklijk besluit van 6 Augustus 1859, n°. 50 [Indisch Staatsblad n°. 95), houdende wijziging en aanvul-ling van het reglement op het bestuur der Protestantsche Kerk in Nederlandsch Indie (Indisch Staatsblad 1844, n°. 34).

Predikanten. Het aantal in Nederlandsch Indie dienstdoende predikanten en hunne standplaatsen waren bij het eind van het j a a r nog gelijk die in het vorig verslag (bladz. 41) zijn opgegeven, met deze uitzondering, dat van de twee nog onvervulde standplaatsen, . Madioen en Pontianak, de laatste dit jaar vervuld werd. E r waren alzoo in 't geheel

in Nederlandsch Indie aanwezig 26 predikanten, terwijl 3 predikanten (1 minder dan - in 1858) zich met verlof in Nederland bevonden (2).

Zendelingen. (3) In 1857 was aan den Gouverneur-Generaal magtiging verleend om aan zendelingen, die genegen zouden zijn hun dienstwerk uit te oefenen in die gedeelten van Nederlandsch Indie waar het door hem werd gewenscht, onder nadere goedkeuring van het Opperbestuur, toe te leggen eene som van f 500 tot f 1000'sjaars. De Minister van Kolonien was daarbij tevens door den Koning gemagtigd om aan de door

tusschen-(1) Het in 't vorig verslag voor dat tijdstip opgegeven cijfer van 573 personen wordt thans gezegd onjuist te zijn. Er waren aanwezig 613 personen (419 mannen, 171 vrouwen en 23 kinderen).

(2) Bij Koninklijk besluit van 14 Maart 1861, n°. 63, is het getal predikanten in Nederlandsch Indie, ten behoeve van de gemeente te Soerabaija , met één vermeerderd en alzoo gebragt op 30. Voor de dienst bij de Protestantsche militairen van het Nedederlandsch-Indisch leger zullen daarenboven , krachtens 'sKonings besluit van 28 April 1861, n". 54, nog twee veldpredikers worden aangesteld, wier standplaatsen nader zullen worden geregeld.

(3) Vergelijk voor hunne bemoeijingen met opzigt tot het onderwijs aan inlandsche Christenen de Ilde afdeeling van hoofdstuk I. Zie ook voor het aantal dezer laatsten bijlage A, n°. 13.

&s

komst van het Departement van Kolonien uitgezonden zendelingen vrijen overtogt naar Nederlandscli Indie to verkenen. Het kwam bij nadere overweging voor, dat zulk ceno regtstreekscho inmenging in het zendelingswerk niet behoorde tot de taak der Regering en tot groote moeijelijkheden zou kunnen leiden. Op 's Konings nadere magtiging werd derhalve dit jaar den Gouverneur-Generaal te kennen gegeven, dat de bedoelde algemeene magtiging moest worden beschouwd als vervallen, en dat ook het Opperbostuur zich voortaan in den regel zal onthouden van het verleenen van vrijen overtogt aan zendelingen ; doch dat de Gouverneur-Generaal intusschen gemagtigd blijft om aan zendelingen of zoogenaamde zendelingwerklieden, die bij de ontvangst dezer beschikking reeds in het genot van toelagen zijn gesteld, en zich die ondersteuning waardig maken, die toelagen bij voort-during toe te kennen, mits het blijke dat de plaats hunner vestiging tegen zoodanige regtstreeksche medewerking van het Gouvernement geen bezwaar oplevert.

Waar overigens op den regel van onthouding soms enkele uitzonderingen wenschelijk mogten zijn, als bijv. in afgelegen gewesten als Nieuw Guinea, waar de bevolking nog bijna in den natuurstaat verkeert en het Mohammedanisme zoo goed als onbekend is, zouden afzonderlijke magtigingen van het Oppsrbestuur kunnen werden gevraagd.

Ook werd ten gevolge van bezwaren, bijna gelijktijdig ingebragt door de hier te lande gevestigde Commissie voor de Protestantsche Kerken in Nederlandscli Oost- en West-Indio en door het bestuur over de Protestantsche Kerk in Nederlandsch Indie over de uit-zending van ongeëxamineerde en ongeordende zendelingen, tot regel aangenomen, dat, w a a r ' d e Eegering van de diensten van Protestantsche zendelingen gebruik wil maken, hetzij als hulppredikanten, op den voet van art. 18 van het Koninldijk besluit van 28 October 1840, n°. 47 [Indisch Staatsblad van 1844, n°. 34), hetzij als leeraren onder inlandsche Protestantsche Christen-gemeenten, zoo als in het gouvernement der Moluksche eilanden, zij zich, buiten volstrekte noodzakelijkheid, niet behoort te bedienen van andere personen, dan die door de Commissie voor de Protestantsche Kerken in Oost- en West-Indie zijn geëxamineerd en geschikt bevonden.

De verder ten aanzien van zendelingen genomen beschikkingen waren do volgende:

Aan eenen zendeling van eene particulire vereenïging hier te lande werd, na raadple-ging van het Bestuur over de Protestantsche Kerk in Nederlandscli Indie, vergunning verleend zich tot uitoefening van het zendelingwerk te Soerabaija te vestigen, mits zich onthoudende van alle inmenging in de aldaar gevestigde gemeente.

Evenzoo werd aan een zendeling der te Amsterdam gevestigde Doopsgezinde Vereeni-ging tot Evangelie-verbreiding, met intrekking van de hem in 1857 verleende toelating voor de afdeeling J a p a r a , vergund zijn dienstwerk te verrigten binnen de hoofdplaats Samarang.

Op een verzoek van een anderen zendeling dezer vereeniging, om zich als zoodanig te Temangoeng (Kadoe) te vestigen, werd afwijzend beschikt, op grond dat door den resident van Kadoe overtuigend was aangetoond, dat het aanwezen van zendelingen in dat gewest gevaarlijk moest worden geacht voor de rust.

Zoo ook werd, uit gelijke overwegingen, zwarigheid gemaakt om toe te laten dat een zendeling-leeraar van het Rotterdamsch genootschap, die, teBonthain (Zuidwest-Celebes) gevestigd (l), zich tot dusver had bezig gehouden met het aanleeren van de Boeginesche en Macassaarsche talen, maar overigens belast was met het geven van godsdienstig en gratis elementair onderwijs aan de jeugd der Christelijke gemeente, ook overging tot verkondiging der Christelijke leer onder de inlandsche bevolking aldaar.

Overigens werd dien zendeling-leeraar dit jaar vergund om de Christen-gemeente op het naburig eiland Saleijer van tijd tot tijd te bezoeken en daarvoor, zoowel als voor andere dienstreizen buiten zijne standplaats, daggeld in rekening te brengen. Voor de kerkelijke reizen, tot dusver in de afdeeling Bonthain en Boelekomba volbragt, werd hem als tegemoetkoming eene geldelijke belooning toegekend.

Ook werd van gouvernementswege eene zekere som 'sjaars beschikbaar gesteld voor den overvoer naar Amboina der in de Molukken geplaatste zendelingen van het genootschap te Rotterdam (over wie zie het vorig verslag, bladz. 4 1 ) , ten einde hun gelegenheid te geven in gemeenschappelijk overleg de belangen der zendingszaak te bespreken.

Even als vroeger werden eenige toelagen verleend aan kerkeraden tot tegemoetkoming

(1) Vergelijk het versing over 1852, bladz, 49.

14

54

in de kosten der godsdienstoefening en aan gouvernements-onderwijzers voor het geven van godsdienstig onderwijs buiten de gewone schooluren.

De behoeftige inlandsche Protestantsche gemeente te Depok werd te gemöet gekomen in de voorziening van huisvesting van den bij haar bescheiden Christen-leeraar.

§ 2. Boomsch-lcatholijke.

Bij het einde des jaars waren de standplaatsen der door het Gouvernement bezol-digde Roomsch-katholijke geestelijken in Nederlandsch Indie, overeenkomstig de orga-nieke vaststelling, vervuld als volgt : te Batavia 3 , waaronder de kerkvoogd van het vicariaat Batavia; Samarang 2 ; Soerabaija 2; Ambarawa (eerst dit jaar wegens de uit-breiding der gemeente tot eene vaste standplaats aangewezen) 1 ; Padang 1 ; Soengie-slan {Banka) 1. Te Batavia was nog 1 geestelijke werkzaam buiten bezwaar van den lande (I).

Overigens zijn ten aanzien dezer eeredienst dit j a a r geene bijzonderheden te vermelden.

I I . MOIIAMMEDAANSCHE.

Blijkens het vorig verslag, bladz. 4 2 , kwam in dit j a a r tot eene beslissing de vraag, of bij de toenemende zucht tot het volbrengen der bedevaart naar Mekka maatregelen moesten worden genomen om, zooveel dit zonder verbodsbepalingen uitvoerlijk is, voor te komen, dat daaruit stoornis der openbare orde ontsta of dat de nagelaten betrekkingen der bedevaartgangers tot armoede vervallen, zoomede om de positie des bedevaartgangers bij zijne terugkomst te regelen. In dien geest werd namelijk bij ordonnantie van 6 Julij 1859 {Indisch Staatsblad n°. 42) hoofdzakelijk bepaald, dat ieder, hetzij man of vrouw, behoorende tot de inheemsche bevolking onder het gezag der Nederlandsch-Indische Re-gering, die zich ter bedevaart naar Mekka wenscht te begeven, ter verkrijging van de daartoe vereischte reispas vooraf moet aantoonen de middelen voor de heen- en terug-reis te bezitten en behoorlijk te hebben voorzien in het onderhoud der tijdelijk achter-gebleven betrekkingen. Bij terugkeer in Nederlandsch Indie moet de pas ook bij het bestuur der plaats van eerste aankomst worden afgeteekend, en vervolgens bij het ge-westelijk bestuur der woonplaats. Ten einde voorts de voor hen , die de bedevaart hebben yolbragt (hadji's), in den Archipel gebruikelijke kleed ing te mogen dragen, moet de terug-gekeerde zich ook aanmelden bij den regent tot wiens ressort zijne woonplaats behoort, die hem alsdan schriftelijk de vergunning verleent, na zich alvorens, in bijzijn van een priester en des geraden ook van een achtenswaardigen hadji, door ondervraging te hebben overtuigd dat werkelijk de heilige plaatsen zijn bezocht.

Overigens leverde dit j a a r geen stof tot bijzondere mededeelingen te dezer plaatse.

Alleen moest in Pekalongan, zoo als reeds gezegd is in hoofdstuk C, afdeeling I I I , tot de verwijdering van eenen hadji worden besloten.

Hieronder volgt een tienjarig overzigt van het aantal uit Nederlandsch Indie vertrokken en daar teruggekeerde bedevaartgangers, voor zoover zulks ter kennis der Regering is gekomen. Voor Java verschillen de cijfers dit j a a r aanmerkelijk; dat der vertrok-kenen was veel minder dan in een der drio laatste jaren; dat der teruggekeerden overtrof al de vorige opgaven. Van velo der buitenbozittingen zijn vroeger geen opgaven ontvangen.

(1) Bij Koninklijk besluit van 22 April 18G0, n". 8 3 , is het uit 's lands kas bezoldigd personeel der in Nederlandsch Indie dienstdoende Eoomsch-katholijke geestelijken voorloopig vermeerderd met 3 en ver-volgens bij besluit van 28 December daaraanvolgende, n°. 67, met 2 ; zoodat hun aantal thans bedraagt l.fi, -waarvan 1 , de kerkvoogd , tot den eersten en de overigen tot den tweeden rang behooren.

55

Vertrokken van:

Sumatra's Westkust (3). .

Lampongsche districten. .

Zuider- en Oosterafdeeling

Celebes en onderkoorigheden

Teruggekeerd naar:

Sumatra's Westkust (3). . Lampongsche districten. .

Zuider- en Oosterafdeeling 1850.

(1) In 1860 zijn uit Nederlandsen Indie vertrokken 1420 en aldaar teruggekeerd 1905 Mekkagangers.

Alleen voor Java en Madura waren de cijfers 943 en 1564.

(2) Voor het eerst is thans hieronder ook van Madura het aantal opgegeven ; dat der vertrokkenen beliep 14, dat der teruggekeerden 20.

(3) De opgave voor 1859 loopt nog even als die van 1858 over de laatste drie maanden Tan het vorig en de eerste negen maanden van het verslagjaar.

56

O . I n s t e l l i n g e n v a n l i e f d a d i g h e i d .

De bijzonderheden, welke ten aanzien dezer instellingen aan de daaromtrent over 1859 ontvangen mededeelingen kunnen worden ontleend, zijn vervat in den volgenden staat.

Ten aanzien van de gestichten tot verpleging van melaatschen kan worden gezegd, dat dit j a a r besloten werd tot de oprigting, gedeeltelijk voor gouvernements-rekening, van een zoodanig gesticht te Poerwakarta (Krawang), en tot het brengen der bezoldi-ging van don daarbij te plaatsen inlandschen geneesheer en het verder daarbij in dienst te stellen personeel ten laste der Indische begrooting.

gelden alleen voor het eind van 't j a a r .

Do cyfers met een * geteekend

I N S T E L L I N G E N .

Parapattan-weezengestïcht te Batavia.

Diakonie-armenhui3 op Molenvliet (Batavia).

Stadsverband te Batavia.

Chineesch hospitaal te Batavia.

Bataviasche afdeeling der Commissie tot on-dersteuning van behoeftige Christenen.

Gedurende 1859

ver-pleegd.

74*

46*

Niet op-gegeven.

352

bedeeld.

90*

118

VERDERE BIJZONDERHEDEN.

Waaronder 42 meisjes. De berigten omtrent de huishouding en het onder-wijs in dit gesticht zijn weder zeer gunstig. De ontvangsten waren in ver-gelijking met die van 1858 aanzienlijk minder, als:

185</53 1853/M

gecollecteerde jaarlijksche

inschrijvingen f 8 144,00 f 7 593,00 donatien,

col-lecten, legaten

enz 17 358,80 6 039,80 f 25 502,80 f 13 632,80 verschil minder . . f 11 870,00 Onder de verpleegden waren 22 kinderen

De bedeelingen beliepen gezamenlijk f 9308.

I n de laatste jaren zijn de fondsen van dit gesticht teruggaande, hetgeen hoofdzakelijk wordt toegeschreven:

1°. aan meerdere armoede bij uit-breiding der gemeente en de daaruit voortvloeijende meerdere aanvragen om bedeeling;

2°. aan de vermindering van den rente-standaard ;

3°. aan vermindering der bedeeling van de Commissie tot ondersteuning van behoeftige Christenen, welke com-missie, wegens het toenemend getal behoeftigen, verpligt is velen over te wijzen tot hunne diakonien.

By het einde van het jaar werden ver-pleegd 179 personen.

De bedeelden genoten een onderstand van f2,50 tot f 15 'smaand. Een subsidie van f 3000 werd uit 'slands kas ver-leend.

57

I N S T E L L I N G E N .

Gesticht tot verzorging en opleiding van ver-waarloosde en hulpbehoevende kinderen te Djati (Batavia).

Hulpfonds van den heiligen Vincentius a Paulo te Batavia.

Protestantsch 'weeshuis te Samarang.

Boomsch-katholijk wees- en armenhuis te Samarang.

Gedurende 1859

ver-pleegd.

Niat op-gegeven,

215

bedeeld.

54

265

Proveniers- of oude-mannenhuis te Samarang. 118

VEKDEKE BIJZONDERHEDEN.

De 54 huisgezinnen, hier bedoeld, ont-vingen te zamen een onderstand van f 3 4 2 en 19 pikols rijst 'smaands.

Aan buitengewonen onderstand werd nog gemiddeld 1 40 'smaands uitge-geven. De uitgaven beliepen in 1859 in het geheel f 6941.

Waarvan 212 voor rekening van den lande. Onder de verpleegden bevonden zich 155 meisjes. Bij het einde van 1859 was de sterkte 189 kinderen, waarvan 187 voor rekening van den lande en 2 ten laste van de plaatselijke wees- en boedelkamer werden ver-pleegd. Het fonds van dit gesticht be-droeg onder uit. 1858 . f 24 498,86 5

I n 1859 bedroegen de

ontvangsten 13 337,78»

en de uitgaven.

f 37 836,65 16 755,56 Saldo onder uit. 1859. f 21081,09 De gezondheidstoestand in dit ge-sticht was gedurende 1859 min gun-stig. E r waren 13 sterfgevallen.

Waarvan 252 voor rekening van den lande. Bij het einde van het jaar 1859 waren deze getallen 239 en 235. Onder die 239 bevonden zich 167 meisjes.

Daarenboven waren 6 kinderen ver-pleegd die boven de jaren waren, en 4 aan de badplaats te Plantoengan.

Het fonds van dit gesticht bedroeg onder uit. 1858 . . . f 2 320,025

In 1859 bedroegen de

ontvangsten 23 379,77

en de uitgaven.

f 25 699,795 19 553,365

Saldo onder uit. 1859. f 6 146,43 Bij het eind van het jaar waren

aan-wezig 79 verpleegden, en bedroeg het saldo der beschikbare fondsen f 99,03.

De gezondheidstoestand was bevredi-gend; het gesticht bleef in goeden staat verkeeren.

J5

58

I N S T E L L I N G E N .

Chineesch hospitaal te Samarang.

Bedelaarsgesticht to Samarang.

Gedurende 1859

7e r" bedeeld pleegd.

61*

207

Samarangsche afdeeling der Commissie tot ondersteuning van behoeftige Christenen.

Hulpfonds van den heiligen Vineentius a Paulo te Samarang.

Protestantsch weeshuis te Soerabaija.

Leprozengestïcht te Soerabaija.

Soerabaijasche afdeeling der Commissie tot ondersteuning van behoeftige Christenen.

Niet

Niet op-gegeven.

58*

V E E D E B E BIJZONDERHEDEN.

De inkomsten, waaronder legaten, be-liepen in 1859 f 10 796,80 en de uit-gaven f 8 705,275.

In dit gesticht worden gebrekkigen en andere hulpbehoevenden verpleegd, zoowel uit Samarang als uit de om-liggende streken. De uitgaven be-droegen in 1859 f 4 515,23 en zijn bestreden uit het jaarlijksch' subsidie van f 3000 uit de fondsen van het Chineeschhospitaal, terwijlinhet tekort komende van gouvernementswege is voorzien. Daar echter de fondsen van het genoemde hospitaal dit subsidie niet meer toelieten en zelve met uit-putting bedreigd worden, werd, ter voorkoming eener plotselinge ophef-fing van het gesticht, op 's Konings magtiging, voor de jaren 1860 tot en 1864 eene som van f 6000 uit 's lands kas tot bestrijding der uitgaven be-schikbaar gesteld , met dien verstande dat het gesticht voortaan uitsluitend bestemd worde tot opname en ver-pleging van hulpbehoevende gebrekkige personen uit de inlandsclie bevolking der stad en voorsteden van Samarang, in wier onderhoud op geene andere wijze kan worden voorzien, en dat do bemoeijenissen van het hoofd van gewestelijk bestuur inmiddels daarheen worden geleid, dat het gesticht eene louter genieentehjke inrigting worde.

De bedeelingen beliepen van f 3 tot f 10 'smaands. Het fonds der commissie bedroeg onder uit. 1858 f 868,96

De baten bedroegen in 1859

Niet op-gegeven.

3 683,54 Te zamen.

en de lasten.

f 4 552,50 3 805,00 Saldo onder uit. 1859. f 747,50

64*

Door ruime bijdragen zoowel van E u r o -peanen als van Chinezen on inlanders en het gouvernements-subsidie, groot f 1000, konden de uitgaven, ad f 2973, bestreden worden.

59

I N S T E L L I N G E N .

Hulpfonds van den heiligen Vincentius a Paulo, te Soerabaija.

Leprozengesticht te Benkoelen.

Gedurende 1859

ver-pleegd.

bedeeld.

Luprozcngcsticht nabij Palembang. Niet op-gegeven

Niet op-gegeven,

Gesticht tot verpleging van arme en verlaten Niet op-weeskinderen van Chinesche (Roomsch- gegeven.

katholijke ) Christenen te Soengie-slan (Banka).

Leprozengesticht te Sengarang (Riouw) 24

Protestantsch weeshuis te Macassar,

Idem te Amhoina.

Leprozengesticht op Molano onder Saparoea (Amboina).

Idem te Piaang (Banda).

Niet op-gegeven 62*

6*

(1) In den aanvang van 1860 zijn deze ingewilligd.

(2) In 1860 is de daartoe strekkende magtiging verleend,

VERDEKE BIJZONDERHEDEN.

In het onderhoud en de verpleging dei-lijders wordt voorzien uit vrijwillige bijdragen der gemeente Benkoelen.

Deze is echter buiten staat om daar-mede op voldoende wijze te blijven voortgaan. E r waren dan ook uit dien hoofde voorstellen aanhangig om hierin van gouvernementswege te hulp te komen. (l)

De hier afgezonderden genieten, blijkens het vorig verslag, bladz. 4 5 , voor hun onderhoud een onderstand van f 3 'smaands uit een plaatselijk (particu-lier) fonds. Bij het ontoereikende van dezen onderstand en daar de ver-pleegden onder geen bijzonder toezigt staan, komen zij veelal ter hoofdplaats om te bedelen. Maatregelen van voor-ziening waren in overweging (en zijn sedert tot stand gekomen).

De hier verpleegden zijn allen Chinezen.

Het gesticht heeft zijn ontstaan

Het gesticht heeft zijn ontstaan

In document 3-3- (pagina 58-89)