• No results found

Machtsmiddelen

In document Democratie in Iran (pagina 23-67)

Een laatste aanvulling op de bepaling van de mate van democratie is de selectie van de te onderzoeken politieke instituten. Als alleen entiteiten waaraan een verkiezing vooraf gaat onderzocht worden, dan is de uitkomst voor de mate van democratie altijd positiever dan de werkelijkheid. De toepassing van de theorie van Vanhanen dient dan ook vooraf gegaan te worden door een analyse van het politieke systeem van het betreffende land. Hierin moet duidelijk naar voren komen waar de macht ligt. Om tot een totaal cijfer te komen voor een land, dienen deze instituten in de theorie opgenomen te worden, ook al zijn ze zonder verkiezingen tot stand gekomen. De waarden voor competitie en participatie kunnen dan op 0 gezet worden, waardoor ondemocratisch, maar politiek machtige organen wel meetellen in de mate van democratie van een land. Schematisch zien de aanvullingen er als volgt uit:

Tabel 2.3 Aangevulde Index of Democracy

Dimensie Meetwaarde

Competitie Percentage van het aandeel dat kleine partijen van de uitgebrachte stemmen in een verkiezing hebben gekregen. De berekening is dat het percentage van de grootste partij wordt afgetrokken van 100%.

Participatie ((Percentage uitgebrachte stemmen in een verkiezing op de totale bevolking * percentage van het aantal

kandidaten op de totaal aangevraagde kandidaten) / 100) + (5 punten * het aantal nationale referenda) + (1 punt * het aantal staatreferenda).

Index of Democracy Competitie percentage * Participatie percentage / 100

§2.4 Machtsmiddelen

Naast de mate van democratie kent de theorie van Vanhanen ook de verdeling van machtsmiddelen, welke een beeld moet geven van de kans op democratie. De machtsbronnen van Vanhanen zijn ongeveer het zelfde als die van Lipset en Lerner (zie §2.1). Vanhanen verdeelt zijn machtsbronnen in vijf basis indicatoren:

 Het percentage geletterden;

 Het percentage studenten;

 Het percentage boerderijen in privé bezit;

 De mate van decentralisatie van niet-agrarische economische machtsmiddelen;

 Het reëel bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking.49

49

23 Volgens Vanhanen is het percentage studenten een indicatie van hoeveel hoger opgeleiden een land kent en in hoeverre de kennis en vaardigheden die voor een moderne, succesvolle, democratische samenleving nodig zijn, bereikbaar zijn voor de bevolking. De hier gebruikte indicator geeft het percentage studenten op het aantal inwoners in een land weer. Zijn er veel studenten, dan hebben veel mensen de toegang tot de kennis die nodig is om deel te kunnen nemen aan de politiek. Het is dan moeilijker voor een overheid om hen onder controle te houden en ze op te nemen in hun gelederen, waardoor oppositie groepen de mogelijkheid krijgen om zelf ook hoger opgeleiden te rekruteren. De 100% grens is getrokken op 4000 studenten op 100.000 inwoners, omdat in het onderzoek van Vanhanen naar voren komt dat er in 1998 geen land is dat meer studenten heeft op het aantal inwoners.50

Geletterdheid geeft aan in hoeverre een bevolking in staat is om informatie op andere manieren tot zich te nemen dan door naar anderen te luisteren. Het bepaalt ook of een bevolking capabel is om de verschillende meningen van personen die strijden om de politieke macht te verkrijgen en op basis hiervan afgewogen keuzes te maken in verkiezingen. In ondemocratische landen is een heersende elite veel beter in staat om haar boodschap uit te dragen dan de oppositie. De heersende macht mag vaak wel bijeenkomsten houden en hebben veelal controle over de media. Dit soort mogelijkheden worden dan de oppositie onthouden. De mening van een ongeletterde bevolking wordt dan veel meer gevoed door de heersende macht. Een geletterde bevolking is enerzijds in staat om afwijkende meningen op pamfletten of andere uitingen te lezen, anderzijds is het ook in staat om zelf haar mening te uiten via het geschreven woord. Deze indicator geeft het percentage mensen dat kan lezen en schrijven ten opzichte van het totale aantal inwoners in een land weer.51

Het percentage boerderijen in privé bezit representeert de relatieve distributie van economische machtsmiddelen, gebaseerd op controle over agrarisch land. Als agrarisch land geconcentreerd wordt door een kleine groep in een samenleving, dan is een relatief grote groep afhankelijk van deze kleine groep en ontstaat er een onevenredige machtsrelatie. Door de verdeling van agrarisch land, wordt ook macht verdeeld. Een bijkomende machtsbron is dat onafhankelijke boeren zich beter kunnen verenigen in vakorganisaties die hun belangen behartigen in de politiek. Het belang van het percentage privé boerderijen voor de distributie van economische

50 Ibidem, 81-82 en 90-91. 51

24 machtsmiddelen wordt bepaald door de grote van de agrarische populatie in een land. Een grotere agrarische bevolking verhoogt het belang van het percentage privé boerderijen.52

De mate van decentralisatie van niet-agrarische economische machtsmiddelen is een indicatie die gebaseerd is op het idee dat zowel grote armoede als rijkdom in handen van een kleine groep, de verdeling van economische machtsmiddelen aan geeft. Deze verdeling geeft de verwachtingen en mogelijkheden van de verschillende groepen in een samenleving weer. Een economisch ontwikkeld land heeft een beter verdeelde beroepsmatige structuur en bedrijven zullen meer over het land verdeeld zijn. Bij een dergelijk land is er minder armoede en de rijkste 10% van het land zal slechts een klein deel van het nationaal inkomen vertegenwoordigen. Economische machtsmiddelen zullen beter verdeeld zijn tussen de bevolking, groepen, bedrijven en publieke instanties en er zullen als gevolg hiervan meer belangengroepen zijn. Deze variabele wordt verkregen door het percentage van de groep onder de armoede grens en het percentage in het nationale inkomen van de rijkste 10% af te trekken van 100%. Het belang van de mate van niet-agrarische economische machtsmiddelen wordt bepaald door de grote van de niet-agrarische bevolking, een waarde die overblijft als het percentage agrarische populatie van 100% wordt afgetrokken. Het belang van het percentage niet-agrarische economische machtsmiddelen neemt toe bij een grote niet agrarische bevolking.53

Het nationale inkomen is een indicator voor de mate van economische ontwikkeling in een land. Om deze indicator te meten, kiest Vanhanen voor het bruto binnenlands product (BBP). Het BBP geeft de totale opbrengst uit goederen en diensten binnen de grenzen van een land weer. Door buitenlandse opbrengsten hier buiten te laten, zegt het cijfer veel over de economische ontwikkeling in het land zelf. Om rijke en arme landen goed met elkaar te kunnen vergelijken wordt het reëel bruto binnenlands product (RBBP) genomen dat gecorrigeerd is voor wisselkoersschommelingen en koopkracht (PPP). Om uit te drukken wat dit voor de bevolking betekent, wordt het RBBP (PPP) per hoofd van de bevolking genomen. In een economisch ontwikkeld land is de beroepsstructuur meer gevarieerd. Daarnaast zijn er in economisch ontwikkelde landen bedrijven meer gedecentraliseerd. Dit betekent dat er ook meer belangengroepen in een land aanwezig zijn. Hier uit volgt

52 Ibidem, 82-84 en 91-93. 53

25 dat economische ontwikkeling een positieve invloed heeft op de verdeling van economische machtsmiddelen. Om tot bruikbare percentages te komen heeft Vanhanen bepaald dat bij een RBBPC van $ 25.000 (1998) de sociaaleconomische ontwikkeling 100% is.54

Tabel 2.4 Machtsmiddelen55

Indicator Meetwaarde Verband

Studenten (S) Het aantal studenten in universiteiten per 100.000 inwoners. 4.000 studenten per 100.000 inwoners is 100%. Bij meer dan 4000 studenten blijft het percentage 100%.

Hoe meer studenten er zijn, hoe meer kennis en vaardigheden zijn verdeeld, hoe beter de kans op democratie is.

Geletterden (L)

De geletterde bevolking als een percentage van de volwassen bevolking (15 jaar en ouder).

Hoe hoger de geletterdheid onder volwassenen, hoe meer basale intellectuele middelen zijn verdeeld, hoe meer kans op democratie.

Privé Boerderijen (PB)

Het gebied van boerderijen in privé eigendom als percentage van het totale gebied aan boerderijen

Hoe meer Privé Boerderijen, hoe meer de controle over agrarisch grond is verdeeld, hoe meer kans op democratie. Mate van decentralisati e van niet-agrarische economische machtsmidde len (DNAM)

Het percentage mensen onder de armoede grens samen met het percentage van het nationale inkomen van de rijkste 10% van de bevolking, afgetrokken van 100.

Hoe hoger de mate van decentralisatie van niet-agrarische economische machtsmiddelen, hoe meer controle over economische middelen zijn gedecentraliseerd, hoe meer kans op democratie. Reëel BBP

per hoofd van de bevolking (RBBPC)

Reëel Bruto Binnenlands Product per hoofd van de bevolking. $25.000 is 100%.

Hoe hoger het inkomen per inwoner, hoe meer socio-economische ontwikkeling, hoe meer kans op democratie.

De bovenstaande indicatoren verhouden zich tot elkaar, waardoor zij de Index van intellectuele dan wel economische machtsmiddelen creëren. Deze Index is een indicatie voor de kans op democratisering en democratie. Het belang van elke indicator komt terug in de berekening van de bijbehorende index. In tabel 2.5 wordt dit schematisch weergegeven.56

54 Ibidem, 96-98. 55 Ibidem, 100. 56

26 Tabel 2.5 Index voor Machtsmiddelen57

Index Verband (formule)

Index voor intellectuele

machtsmiddelen (IR = S + L / 2)

Hoe hoger dit percentage, hoe meer kennis verdeeld is.

Index voor economische

machtsmiddelen (ER = (PB * AP) + (DNAM * NAP))

Hoe hoger dit percentage, hoe meer economische machtsmiddelen op basis van bezit of controle zijn verdeeld.

De verdeling van machtsmiddelen wordt verkregen door IR, ER en RBBPC met elkaar te vermenigvuldigen en het product te delen door 10.000. Vanhanen noemt deze berekening IPR-2; dit is echter een ontwikkelingen voortkomend uit eerdere onderzoeken van Vanhanen.58 In dit onderzoek wordt deze methode IPR genoemd. Vanhanen kiest in eerste instantie voor deze wijze, omdat hij van mening is dat op deze manier de ene index niet de andere kan compenseren. Hierdoor wordt het gelijke belang van alle indices en het belang om op alle indicatoren goed te scoren benadrukt.59

Vanwege de grote van de gebruikte getallen kan de bovenstaande rekenmethode extreme fluctuaties in de cijfers tot gevolg hebben. Hierdoor kan bijvoorbeeld de ene indicator een andere niet compenseren, terwijl dat juist cruciaal kan zijn voor de berekening van de verdeling van de machtsmiddelen. Er is geen bewijs dat aan toont dat als indicatoren elkaar compenseren democratisering niet mogelijk is. Met dit gegeven in acht genomen heeft Vanhanen ervoor gekozen om het gemiddelde van de vijf basis variabelen te nemen (Het Midden = (S + L + PB + DNAM + RBBPC) / 5), om zodoende extreme fluctuaties in uitkomsten te voorkomen.60 In de toepassing van de theorie van Vanhanen worden zowel IPR als Het Midden gebruikt.

Vanuit correlatie- en regressieonderzoek heeft Vanhanen voor deze drie manieren een transitieniveau berekend. Landen die boven deze niveaus scoren zijn vaak al gedemocratiseerd. Landen die in deze transitieniveaus zitten hebben grote kans te gaan democratiseren, want de politieke machtsmiddelen zijn zodanig verdeeld dat de bevolking van dit land de mogelijkheid en macht heeft om mee te doen in de politiek. Landen waarvan de waarden onder het transitieniveau vallen, zullen niet snel gaan democratiseren. Ook toont deze analyse van Vanhanen aan dat

57 Ibidem, 99. 58 Ibidem, 87-89. 59 Ibidem, 99. 60 Ibidem, 98-100.

27 de twee verschillende manieren niet een wezenlijk verschillende uitkomst laten zien, maar alleen dat zij een verschillende manier van berekenen van de verdeling van de machtsmiddelen zijn.61 In de onderstaande tabel zijn per rekenmethode de transitieniveaus weergegeven.

Tabel 2.6 Transitieniveau voor de verdeling van Machtsmiddelen62

Rekenwijze Transitieniveau van machtsmiddelen verdeling

IPR -4 tot 6

Het Midden 28 tot 38

Tabel 2.6 geeft de verschillende niveaus van machtsmiddelen verdeling aan waarbij landen de drempelwaarde van democratie passeren. De niveaus tonen vooral aan dat de kans dat een land democratiseert hoger wordt naarmate de waarde voor IPR of Het Midden groter worden. Zij geven niet weer of een land democratisch is. Een land dat al democratisch is, heeft vaak hoge waarden voor IPR en Het Midden. Er zijn een aantal gevallen waarin de voorspelling van IPR en Het Midden niet overeenkomen met de uitkomst van de IoD meting. Vanhanen benadrukt dat de landen die afwijken voornamelijk de armste landen ter wereld zijn. De democratie wordt hier mogelijk gemaakt door donorlanden die voor hun giften Good Governance eisen. Op het moment dat het land op eigen benen staat, zou volgens Vanhanen de democratie uit elkaar vallen. Vanhanen bekijkt en verklaart per afwijkend land wat de reden is voor het niet overeenkomen van het IoD resultaat en de Verdeling van Machtsmiddelen.63 Uit de eerder aangehaalde regressie en correlatie onderzoeken komt echter wel naar voren dat de voorspellende kracht van IPR en Het Midden van een hoog niveau zijn. In ruim 70% van de gevallen klopt de voorspelling.64

§2.5 Machtsmiddelen aanvulling

Bij de verdeling van machtsmiddelen zijn een aantal aanvullingen te formuleren, waardoor de theorie een betere afspiegeling van de werkelijkheid wordt. Een belangrijke aanvulling daarin is de definitie van geletterdheid. Waar Vanhanen alleen naar lezen en schrijven keek, wordt ondertussen het belang van rekenen en het

61 Ibidem, 121-146. 62 Ibidem, 143-140. 63 Ibidem, 147-182. 64 Ibidem, 183-189.

28 kunnen gebruiken van internet als even groot beschouwd. De bronnen waar Vanhanen zich in 1998 op baseerde, hebben deze verandering ook in hun cijfers doorgevoerd. Bij het toepassen van de theorie van Vanhanen in hoofdstuk 4 zal deze nieuwe uitgebreidere definitie aangehouden worden.

Vanhanen had tijdens de ontwikkeling van zijn theorie problemen met de omschrijving van studenten, universiteiten en andere instellingen van hoger onderwijs. Hier is geen onderscheid in te maken. Hierdoor wordt er ten behoeve van dit onderzoek verder gegaan met de classificatie van UNESCO die de algemene term

Higher Education gebruikt.65 Daarnaast wordt ook de grens dat 100% 4000 studenten per 100.000 inwoners is, verworpen. De enige fundering voor deze grens was dat geen enkel land meer dan 4000 studenten op 100.000 inwoners had. Op basis van de nieuwe definitie kan er een nieuwe grens gesteld worden. Door echter het aantal studenten op de totale bevolking te nemen, wordt er werkelijk aangegeven hoeveel studenten er op de totale bevolking zijn.

(aantal studenten / totale bevolking *100%)

Een gecompliceerde indicator is de mate van decentralisatie van niet-agrarische economische machtsmiddelen. Deze naam stamt uit eerdere versies van de theorie. In de naamgeving van deze indicator is het niet-agrarische gedeelte overbodig geworden, want het cijfer duidt het verschil tussen arm en rijk aan. Deze indicator wordt in de aanvullingen de mate van decentralisatie van financiële machtsmiddelen genoemd. Het verband dat Vanhanen schetste blijft in stand, maar de indicator betekent nu ook waar hij op gebaseerd is; het verschil tussen arm en rijk. Een hoge mate van decentralisatie van financiële machtsmiddelen wil zeggen dat het verschil tussen arm en rijk klein is en dat een groot gedeelte van de bevolking een bepaalde levensstandaard heeft. Dit is positief voor de kans op democratie.

(100% - (% onder armoede grens + % in het NI van rijkste 10%))

In zijn theorie maakt Vanhanen gebruik van het nationale inkomen en kiest daar bewust voor het BBP, omdat dit de opbrengsten van goederen en diensten binnen de grenzen van een land aangeeft. Vanhanen sluit dus inkomsten verkregen door middel van export en import uit. Dit is spijtig; export producten zijn wel degelijk een gevolg van het binnenlandse productieapparaat en uitsluiting daarvan

65‘International Standard Classification of Education 1997’, Literacy Survey, UNESCO Institute for Statistics [http://www.uis.unesco.org/ev_en.php?ID=6862_201&ID2=DO_TOPIC] geraadpleegd op: 23 februari 2011.

29 kan een verkeerde weergave van een economie geven. Daarnaast is import een manier waarop andere meningen en manieren een land binnen kunnen komen. Een land met intensieve export en import staat meer open voor verschillende invloeden, waardoor haar bevolking meer toegang heeft tot andere meningen en er uiteindelijk meer kans is op democratie. In de aanvullingen wordt dan ook het bruto nationaal inkomen gebruikt, wat in feite het BBP en het buitenlandse handelssaldo is.

Bij de mate van democratie zijn vrouwenrechten en minderhedenrechten besproken. Er zijn echter nog meer rechten, eveneens opgenomen in de Universele Rechten van de Mens, die invloed hebben op de kans op democratie. Een belangrijk recht is in dit geval de vrijheid van meningsuiting welke ook terugkomt in de theorie van Dahl over polyarchie.66 De vrijheid van meningsuiting is een slecht meetbaar begrip. Een onderdeel van vrijheid van meningsuiting is persvrijheid; de vrijheid van mening mag in allerlei vormen geuit worden.67 Persvrijheid is een al wat specifieker begrip en hierdoor ook beter meetbaar. In een land kan goed gemeten worden hoe vrij de media is. Door te bekijken hoeveel staatszenders en staatskranten er zijn of hoeveel kranten en internetsites er door de staat worden verboden of geblokkeerd. Onder media wordt hier de gedrukte media, radio, televisie en internet verstaan.

Media zijn een machtsmiddel. Dit is zeker ook in Iran duidelijk naar voren gekomen.68 Uit dit gegeven volgt dat persvrijheid een indicator is van de kans op democratisering. Persvrijheid is de mogelijkheid om verschillende ideeën te kunnen en mogen uiten en de mogelijkheid van burgers om toegang te hebben tot verschillende meningen. Dit heeft het meeste betrekking op geletterdheid. Als in een land het overgrote deel van de bevolking geletterd is, maar de media worden beheerst door de zittende macht, die bepaalt wat de boodschap is of het censuur toepast, dan is de berichtgeving over de regering niet objectief en krijgt een bevolking maar één zienswijze te horen. In dit geval is dan het belang van geletterdheid minder. Geletterdheid heeft alleen invloed als de burgers van een land ook andere informatie krijgen dan die van de heersende elite. Voor het vormen van een eigen mening is het van belang dat er onafhankelijke media in een land is en dat deze toegankelijk is.

66 Dahl, Polyarchie, 33-48. 67

‘Article 19’, The Universal Declaration of Human Rights, United Nations [http://www.un.org/en/documents/udhr/] geraadpleegd op: 26 mei 2010.

68 Brad Stone en Noam Cohen, ‘Social Networks Spread Defiance Online’, Middle East, New York Times [http://www.nytimes.com/2009/06/16/world/middleeast/16media.html] geraadpleegd op: 8 maart 2011.

30 Zoals hierboven aangegeven, is voor persvrijheid een meetbare indicator nodig. Het financiële aandeel van een regering in de media is hier een goede meetmethode, maar zo ook het percentage van de bevolking dat haar informatie via staatsbedrijven in de mediasector verkrijgt. De overheidsuitgaven aan de mediasector als percentage van de totale waarde van de mediasector geeft het aandeel van de staat in de media weer. Dit cijfer zal het percentage van de bevolking dat haar nieuws via staatsbedrijven krijgt representeren. Om het op te kunnen nemen in de theorie, dient het aandeel van de staat in de media van 100% afgetrokken te worden, om te bepalen wat het aandeel van de vrije pers in een land is. Dit percentage kan dan het geletterdheid percentage corrigeren door deze met elkaar te vermenigvuldigen. Persvrijheid (PV) wordt zo een wegingsfactor voor geletterdheid. De waarde voor geletterdheid geeft hierdoor ook de toegang tot afwijkende meningen weer.

(Lv *PV)

Een volgend ontbrekend machtsmiddel is geweld. Vanhanen erkent wel dat geweld een machtsmiddel is, maar ziet geen mogelijkheid om dit in zijn theorie op te nemen. Geweld heeft echter wel invloed op het democratische proces. Het feit dat het in eerdere studies niet meetbaar was, wil niet zeggen dat dit nog steeds het geval is. Zoals door de Genève Declaratie over Gewapend Geweld en Ontwikkeling wordt onderbouwd, is de aanwezigheid van geweld van slechte invloed voor de ontwikkeling van vrede, veiligheid en mensenrechten.69 Het gebruik van geweld en geweldsmiddelen of het dreigen daarmee, laten machtsrelaties ontstaan die niet gebaseerd zijn op politieke gelijkheid. Het is een punt dat terug komt in de artikelen 3 en 5 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en daarom van wezenlijk belang om op te nemen in de theorie.70

In document Democratie in Iran (pagina 23-67)

GERELATEERDE DOCUMENTEN