• No results found

Conclusie

In document Democratie in Iran (pagina 67-81)

Dit onderzoek behandelt twee onderwerpen. Aan de ene kant is er een analyse gemaakt over de staat Iran, in het bijzonder de mate van democratie en de verdeling van machtsmiddelen. Aan de andere kant is er een theorie getoetst, wat tot gevolg had dat er aanvullingen zijn geformuleerd, geoperationaliseerd en toegepast. Het een vult het ander goed aan en de toetsing van de theorie op de huidige situatie in Iran heeft tot hele bruikbare conclusies over zowel de theorie als over Iran geleid.

§5.1 Theorie

In de analyse komt telkens de spanning tussen theorie en de werkelijkheid naar voren. In theorie kan een land democratisch zijn, maar de werkelijkheid is veelal genuanceerder. Dit is dan ook de belangrijkste constatering over de theorie van Vanhanen. De Resource distribution theorie is een grove manier om landen in te delen in democratisch of niet democratisch en vervolgens de kans op democratisering aan te geven. Hij is wel degelijk beargumenteerd en wetenschappelijk onderbouwd, maar geeft de werkelijkheid niet zuiver weer. Zoals de toepassing op Iran heeft aangetoond, bepaalt de theorie niet de te onderzoeken instituten. Hierdoor bestaat er de mogelijkheid dat er door de theorie resultaten worden verkregen die niet overeenkomen met de werkelijkheid. Er kan dan ook niet gesproken worden van een algemeen geldende theorie.

De theorie heeft echter een aantal interessante invalshoeken. Democratie bestaat minimaal uit competitie en participatie en dit kan gemeten worden. De kans op democratie neemt toe, naar mate machtsmiddelen meer zijn verdeeld onder een bevolking. De definities van verschillende indicatoren en het meetbaar maken van deze indicatoren zet aan tot het kritisch kijken naar de kenmerken van democratie. Dit heeft dan ook geleid tot het verdiepen en toevoegen van een aantal indicatoren. Hiermee is de theorie een betere afspiegeling van de werkelijkheid gemaakt. Ongetwijfeld zijn er nog wel een aantal verfijningen in de theorie aan te brengen waardoor deze nog beter zou worden. Het gevaar schuilt echter in de verschuiving van objectieve kwantificeerbaarheid naar subjectieve interpretatie. Door indicatoren verder te verfijnen, uit te splitsen of toe te voegen, wordt de kans steeds groter dat er aannames gedaan worden over het belang van een onderdeel van een indicator. Op

67 het moment dat bij indicatoren een aanname gedaan moet worden, schiet dit het doel van de theorie van Vanhanen voorbij, namelijk het meetbaar en vergelijkbaar maken van democratie en de kans daarop.

De berekening van de mate van democratie bracht twee beperkingen aan het licht. Aan de ene kant wordt er te eenzijdig naar verkiezingen gekeken, terwijl dit slechts een formaliteit kan zijn. Aan de andere kant wordt er voorbij gegaan aan de invulling van verkiezingen. Ze bestaan minimaal uit mensen die kiezen en mensen die gekozen worden. Vanhanen geeft toe dat politieke en burgerrechten bewust buiten de theorie zijn gelaten, omdat ze volgens hem niet meetbaar zijn. Er is echter naar voren gekomen dat mensenrechten op te delen zijn in meerdere wel meetbare rechten. Deze rechten; gelijkheid tussen mannen en vrouwen, vrijheid van meningsuiting en recht op een levensstandaard, zijn goed te verwerken binnen de diverse indicatoren, zoals Vanhanen ze gebruikt. Daarnaast is er afgestapt van het criterium dat de theorie alleen toegepast kan worden op instituten die tot stand komen door een verkiezing. Door politiek machtige, maar ondemocratische organen ook op te nemen, wordt een positievere uitslag dan de werkelijkheid vermeden.

Door het toevoegen van passieve participatie en het accepteren dat verkiezingen niet een criterium zijn om als onderzoeksobject te gelden, is de theorie een betere afspiegeling geworden van de werkelijkheid.

Tabel 5.1 Index of Democracy

Dimensie Meetwaarde

Competitie Percentage van het aandeel dat kleine partijen van de uitgebrachte stemmen in een verkiezing hebben gekregen. De berekening is dat het percentage van de grootste partij wordt afgetrokken van 100%.

Participatie ((Percentage uitgebrachte stemmen in een verkiezing op de totale bevolking * percentage van het aantal

kandidaten op de totaal aangevraagde kandidaten) / 100) + (5 punten * het aantal nationale referenda) + (1 punt * het aantal staatreferenda).

Index of Democracy Competitie percentage * Participatie percentage / 100 In de berekening voor de kans op democratie wordt de verdeling van de machtsmiddelen onderzocht. De indeling van Vanhanen in intellectuele en economische machtsmiddelen is een logische keuze. De vraag of burgers capabel genoeg zijn om bijvoorbeeld te kunnen stemmen staat inderdaad los van het feit of ze zich dat kunnen veroorloven. Zij zijn beide echter wel belangrijk voor het

68 democratiseringsproces. In de toepassing van de theorie kwam al naar voren dat een aantal definities die Vanhanen gebruikt gedateerd zijn. Het bleek dat de bronnen die Vanhanen gebruikte om het percentage geletterden te bepalen, de definitie van wat een cijfer uitdrukte hadden aangepast. Deze verandering had geen nadelig effect voor de theorie. Door mee te gaan in deze veranderingen en de definities aan te passen aan de huidige situatie, kon er toch van dezelfde bronnen gebruik gemaakt worden.

Het niet opnemen van politieke, burger- en mensenrechten in de theorie van Vanhanen is ook in de verdeling van machtsmiddelen terug gekomen. In de verdeling van machtsmiddelen is dit opgelost door de vrijheid van meningsuiting uit te drukken in persvrijheid. Hierdoor kon de waarde voor geletterdheid gecorrigeerd worden en zo haar werkelijk belang uitdrukken. De vrijheid van meningsuiting bestaat natuurlijk niet alleen uit persvrijheid. Het vervolgen van mensen die een andere religie belijden, geweld tegen journalisten en het verbieden van kranten zijn ook beperkingen op de vrijheid van meningsuiting. Hier wordt echter verondersteld dat de laatste twee in het cijfer voor persvrijheid zitten. Van de eerste is gebleken dat deze inderdaad niet op te nemen is in deze theorie of de in dit onderzoek geformuleerde aanvullingen. Persvrijheid is goed meetbaar en heeft een duidelijke relatie met geletterdheid.

Een tweede aanvulling is een extra machtsindicator. Voor het functioneren van een democratie is de verdeling van geweldsmiddelen van doorslaggevend belang. Geweld heeft een negatieve invloed op vrede en vrijheid. Als geweldsmiddelen beheerst worden door democratisch verkozen autoriteiten, dan komt dit ten goede aan de ontwikkeling van democratie. Vanhanen ziet geen mogelijkheid om geweld op te nemen, maar er is gebleken dat dit wel kan. Door geweldsmiddelen te definiëren als leger, politie, paramilitaire groepen, guerrillabewegingen, milities, gangs, maffia en alle andere soorten gewapende groepen die in een land aanwezig kunnen zijn, is het mogelijk geweld meetbaar te maken. De geweld indicator wordt verkregen door het aantal soldaten onder democratisch controle te nemen op het totaal aantal soldaten.

De agrarische indicator PB is omgevormd naar een indicator voor de mate van privatisering van de gehele economie. Privatisering geeft aan in hoeverre economische macht is verdeeld. Dit geldt in de agrarische sector, maar net zo goed in andere sectoren. Deze conclusie heeft niet alleen gevolgen voor deze indicator, maar ook voor een aantal verbanden en namen van andere indicatoren.

69 De DNAM indicator geeft nu het verschil tussen arm en rijk aan wat ook de werkelijke inhoud van de berekening is. Dit is anders dan de uitleg die Vanhanen aan deze indicator geeft. Daarnaast is het belang van de urbanisatiegraad meer naar haar tweede betekenis geschoven, de beroepsmatige diversiteit. Alle verbanden en cijfers gelden nog. De letterlijke betekenis van hoe het cijfer is opgebouwd geldt nu in plaats van dat er een bepaalde uitleg aan werd verbonden.

De indicator voor studenten is vereenvoudigd en hangt niet meer af van aantallen in andere landen, maar drukt nu alleen het aantal studenten op de totale bevolking uit. Hierdoor geeft deze waarde veel beter de werkelijkheid weer en is ze veel directer vergelijkbaar met ander landen. De waarde voor het nationaal inkomen is uitgebreid met import en export, zodat de totale productie en dus het totale inkomen van een land wordt meegenomen. Indirect geven import en export ook de mogelijke beïnvloeding vanuit het buitenland aan.

De berekeningen van de verdelingen van machtsmiddelen zijn niet veranderd. Er moet echter wel rekening gehouden worden met de indicator geweld, bij de berekening van IPR komt er 100.000 onder de streep en bij het Midden wordt de 5 een 6. Het verschil tussen de theorie van Vanhanen en de theorie na de aanvullingen zit vooral in het gebruik van cijfers en wat ze moeten uitdrukken. Vanhanen geeft bepaalde interpretaties aan zijn indicatoren, die de theorie onnodig compliceerden en die, zoals bij de indicator voor studenten, de uitkomst kunstmatig hoog houden. Door de indicatoren de betekenis te geven die de berekening ook aan geeft, is er niets afgedaan aan de theorie, maar is het wel duidelijker geworden wat er bedoeld wordt.

70 Tabel 5.2 Verdeling van Machtsmiddelen

Indicator Verband Berekening

Geletterden (L) Lk = Lv * PV

Hoe meer mensen kunnen lezen, schrijven, rekenen en gebruik maken van internet en daar de mogelijkheid toe hebben, hoe groter de kans op democratie.

Het percentage geletterden op de bevolking,

vermenigvuldigd met het aandeel wat de staat niet in de media heeft. PV = 100% - aandeel staat in de media Studenten (S) Hoe meer studenten hoe

meer intellectuele kennis en vaardigheden zijn verspreid, hoe groter kans op

democratie.

Het percentage studenten die aangemeld zijn bij een instelling van Higher Education op de bevolking Mate van decentralisatie van financiële machtsmiddelen (D)

Hoe kleiner de kloof tussen arm en rijk, hoe meer financiële machtsmiddelen zijn gedecentraliseerd, hoe groter de kans op

democratie.

De som van het percentage mensen onder de armoede grens en het percentage van de rijkste 10% in het nationale inkomen, afgetrokken van 100%. Mate van privatisering van economische machtsmiddelen (P)

Hoe hoger de mate van privatisering hoe minder afhankelijk de bevolking is van haar overheid, hoe groter de kans op democratie.

De mate van privatisering in een economie.

Reëel Bruto

Nationaal Inkomen per Capita (I)

Hoe hoger het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking hoe meer een land socio-economisch

ontwikkeld is, hoe groter de kans op democratie.

Het reëel bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking in purchasing power parity dollars. $25.000 = 100% corrigeren voor inflatie naar heden. Mate van verdeling

van

geweldsmiddelen (G)

Hoe meer gewapende groepering democratisch gecontroleerd worden, hoe groter de kans op

democratie.

Het percentage democratisch gecontroleerde soldaten op het totaal aantal soldaten.

Index van de verdeling van machtsmiddelen (IM) Hoe meer de machtsmiddelen verdeeld zijn, hoe groter de kans op democratie.

Het Midden:

IM=(L+S+D+P+I+G)/6 IPR:

IM=(IR*ER*I*G)/100.000

Bij zowel de berekening van de mate van democratie als de berekening van de verdeling van machtsmiddelen hebben de aanvullingen een positieve bijdrage geleverd aan de theorie voor het verhogen van een realistische weergave van de werkelijkheid. De belangrijkste kenmerken van democratie komen terug in de nieuwe IoD en tonen ook aan als het daar aan ontbreekt. De verdeling van

71 machtsmiddelen bestaat nu uit alle machtsmiddelen en laat goed zien wanneer deze niet goed verdeeld zijn.

Een gevaar dat op doemt door een theorie aan te vullen en te veranderen is dat het haar voorspellende waarde verliest. Vanhanen heeft in correlatie- en regressieonderzoek duidelijk aangetoond dat zijn methode goed in elkaar zit, waarneembare relaties legt en een hoge mate van voorspellende waarde heeft. Door veranderingen in de theorie aan te brengen, gelden deze resultaten niet meer. Correlatie- en regressieanalyses worden hier niet gedaan. Aan de andere kant zijn de ingrepen in de theorie niet van dien aard dat de basis van de theorie wordt aangetast. Het is juist de basis van de theorie van Vanhanen, de verdeling van middelen en de strijd daar om, die de theorie zo eenvoudig en bruikbaar maken. Aan deze basisprincipes is niets veranderd. Alleen aan de invulling van diverse dimensies en indicatoren zijn aanpassing geweest en door uitbreiding van de machtsmiddelen zijn de formules enigszins aangepast. De toepassing van de aanvullingen in Iran is een eerste bewijs dat de theorie een betere afspiegeling van de werkelijkheid is en de voorspellende waarde meer kracht heeft gekregen. Door het aantal landen waarop de theorie wordt getoetst uit te breiden, kan dit bevestigd worden. Deze eerste successen zijn hier belangrijker dan de vraag of correlatie en regressie onderzoeken van 15 jaar geleden nog gelden.

§5.2 Casus

Iran scoort volgens de theorie van Vanhanen een hoge mate van democratie (11, de drempelwaarde ligt op 6). Maar doordat de waarde voor competitie (28%) niet boven de drempelwaarde (30%) uitkomt, kan Iran niet als democratisch betiteld worden. De hoge mate van democratie komt voornamelijk door de hoge waarde van participatie (40%) dat ver boven de drempelwaarde voor participatie (20%) ligt. Wordt de berekening voor de mate van democratie op de verkiezingen toegepast, dan blijkt dat tussen 2006 en 2009 de mate van democratie in Iran toeneemt. Iran wordt dus steeds democratischer. Dit kende tot nu toe een absoluut hoogtepunt in de laatste presidentsverkiezingen, waar een mate van democratie van 19 is behaald. Op basis van deze laatste presidentsverkiezingen kan er gezegd worden dat Iran democratisch is, want zowel de waarde voor competitie (36,7%) als de waarde voor participatie

72 (53%) behalen hun drempelwaarde en gezamenlijk in de IoD (19) overstijgen zij de drempelwaarde van 6.

Volgens Vanhanen is dit logisch, want in Iran zijn machtsmiddelen goed verspreid. Landen die hier hoog in scoren, krijgen ook een hoge score op de mate van democratie. Volgens de theorie van Vanhanen zijn de machtsmiddelen in Iran inderdaad goed verdeeld. IPR heeft een waarde van 16% en het Midden een waarde van 68%. Dit is ruim boven hun respectievelijke transitieniveaus (-4 tot 6 en 28 tot 38). Deze resultaten geven aan dat Iran democratisch is gezien de hoge scores op de mate van democratie en de verdeling van machtsmiddelen. De werkelijkheid in Iran laat echter een ander beeld zien.

Tabel 5.3 IoD en de verdeling van Machtsmiddelen in Iran (Vanhanen)

IoD Competitie Participatie IoD

Presidentsverkiezingen 2009 36,7% 53% 19

Parlementsverkiezingen 2008 27,59% 26% 7

Vergadering van Experts

verkiezingen 2006 21% 40% 8

Totaal Iran 28,43% 40% 11

Verdeling van Machtsmiddelen Iran

Indicator Berekening Waarde

Studenten (S) 88%

Geletterden (L) 82,3%

Privé boerderijen (PB) 73,3%

Decentralisatie (DNAM) 68,4%

Agrarische populatie (AP) 30%

Binnenlands product (RBBPC) 28%

IR (S+L)/2 85%

ER (PB*AP)+(DNAM*NAP) 70%

IPR (IR*ER*RBBPC)/10.000 16%

Midden (S+L+PB+DNAM+RBBPC)/5 68%

Door de aanvullingen in de theorie te betrekken wordt de score op de mate van democratie een stuk genuanceerder. Bij bestudering van Iran valt al snel de verdeling tussen een verkiesbaar en een niet verkiesbaar gedeelte in de regering op. Daarnaast bestaat participatie uit actieve en passieve participatie en is gelijkheid tussen alle volwassenen (mannen én vrouwen) een belangrijk kenmerk van democratie. Participatie wordt dus nadrukkelijk herzien en is in een aantal gevallen 0, omdat er niet gestemd wordt en omdat niet iedereen toegelaten wordt om kandidaat te zijn.168

168 Hussain Haqqani en Hillel Fradkin, ‘Going back to the Origins’, Journal of Democracy 19 3 (2008) 13-18.

73 Bij de niet verkiesbare gedeeltes van de Iraanse regering (Opperste Leider en Raad van Hoeders) is de competitie 0, want er is geen competitie, deze personen worden aangesteld. Samen met de waarden voor de presidents- en parlementsverkiezingen volgt dat de totale mate van democratie in Iran 0,7 is en dat is onder de drempelwaarde voor democratie. Ook de laatste presidentsverkiezingen zijn nu niet democratisch, want de score voor de mate van democratie is hier 0,2.

De relatie die Vanhanen ziet tussen de mate van democratie en de verdeling van machtsmiddelen is ook hier aanwezig. Door de aanvullingen op de indicatoren van de verdeling van machtsmiddelen worden de resultaten op IPR en het Midden anders. De verdeling van intellectuele machtsmiddelen zijn up-to-date gebracht. De verdeling van economische machtsmiddelen is uitgebreid, zodat het de hele economie behelst. De verdeling van geweldsmiddelen is toegevoegd om de verdeling van machtsmiddelen te complementeren. Deze aanvullingen hebben tot gevolg dat de waarde voor IPR op 0% en die voor het Midden op 25% uit komen. Voor IPR geldt dat dit binnen het transitieniveaus is voor deze methode en dat er geconcludeerd kan worden dat Iran een grote kans heeft op democratisering. De score voor het Midden is vlak onder het transitieniveau en dat wil zeggen dat de kans klein is dat Iran gaat democratiseren.

Tabel 5.4 IoD en de verdeling van Machtsmiddelen in Iran (Koelers)

IoD Competitie Participatie IoD

Presidentsverkiezingen 2009 36,7% 0,45% 0,2

Parlementsverkiezingen 2008 27,59% 16% 4,4

Totstandkoming Raad van Hoeders 0 0 0

Aanstelling Opperste Leider 1989 0 0 0

Totaal Iran 16% 4,1% 0,7

Verdeling van machtsmiddelen Iran

Indicator Berekening Waarde

Studenten (S) 4,6%

Geletterden (Lk) Lv * PV 16%

Privatisering (P) 33,5%

Decentralisatie (D) 68,4%

Agrarische populatie (AP) 30%

Nationaal inkomen (I) 30,2%

Geweld (G) 0%

IR (S+L)/2 29%

ER (P*AP)+(D*NAP) 58%

IPR (IR*ER*I*G)/100.000 0%

74 Deze tegenstrijdige conclusies zijn tekenend voor Iran, want Iran voldoet aan een aantal aspecten die zowel op een democratie als op een ondemocratische denkwijze duiden. Voorbeelden van democratische kenmerken zijn de enorme opkomst bij verkiezingen en de redelijke verdeling van economische machtsmiddelen. Iran heeft echter ook kenmerken die ver van democratie afstaan en eerder autocratisch genoemd kan worden. Voorbeelden hiervan zijn het niet verkiesbare gedeelte in de regering en haar controle over de krijgsmacht en de ballotage op kandidaten voor verkiezingen.

Als antwoord op de hoofdvraag kan gezegd worden dat Iran beschikt over de kenmerken die leiden tot democratie. De antwoorden op de diverse deelvragen zijn terug te vinden in de tabellen 5.1 tot en met 5.4. Zowel in de theorie van Vanhanen als bij de aanvullingen beschikt Iran over democratische kenmerken. Volgens de theorie van Vanhanen zijn deze kenmerken nadrukkelijk aanwezig en zijn de hypotheses die in de inleiding gesteld werden allen geldig. Als de theorie een betere afspiegeling van de werkelijkheid wordt, gaan de hypotheses niet meer op en blijken de kenmerken die leiden tot democratie minder aanwezig te zijn. Bij de aanvullingen zijn juist ook kenmerken in beeld gebracht die Iran van democratie weghouden.

Iran is geen democratie. Deze conclusie kan getrokken worden op basis van de staatsinrichting van Iran, waarin een duidelijke scheiding is tussen een verkiesbaar en een niet verkiesbaar gedeelte, terwijl beide gedeeltes directe politieke verantwoordelijkheid hebben. De theorie van Vanhanen en de aanvullingen betwisten deze conclusie niet. De theorie van Vanhanen laat goed zien waar Iran al goed in scoort. De aanvullingen brengen juist die aspecten binnen Iran naar voren, waar Iran zou moeten hervormen om uiteindelijk een democratie te worden.

Iran is een theocratie. De staatsinrichting van Iran is gebaseerd op het islamitische geloof en wordt gedomineerd door religieuze leiders en de Sharia. De verdeling van machten in Iran is niet volgens democratische waarden, de trias politica, geregeld. De verschillende instituten hebben geen wederkerige controle over elkaar en de wetgevende en rechtsprekende machten worden door dezelfde instituten ingevuld.

Er zijn geen redenen om aan te nemen dat een theocratie nooit een democratie kan worden. Een staatsgodsdienst staat democratisering en het scheiden van machten niet in de weg. In Iran zijn er mogelijkheden om te democratiseren. Op dit moment is

75 vooral de heersende conservatieve elite, hun annexeren van macht, hun vasthouden aan de bestaande staatsinrichting en het belang van de Sharia een hindernis voor democratisering en wellicht een belemmering voor ontwikkelingen op andere vlakken.

Op basis van de theorie is het mogelijk een voorspelling te doen over de kans op democratie in de nabije toekomst. Op basis van de uitkomsten op IPR en het

In document Democratie in Iran (pagina 67-81)

GERELATEERDE DOCUMENTEN