• No results found

2 Conceptueel kader

2.1 Definities en afbakening

2.1.6 Maatschappelijke waardering

In het voorafgaande zijn de vier kernbegrippen aan bod gekomen: landschap, natuur, beleving(swaarde) en recreatief gebruik. Er is echter nog een vrij essentieel begrip, zij het meer op de achtergrond. Het betreft het kader waarin beleving en recreatief gebruik als indicatoren gezien moeten worden: de maatschappelijke waardering van natuur en landschap als onderdeel van de relatie tussen mensen enerzijds en natuur en landschap anderzijds. Omdat dit kader van aanzienlijke invloed kan zijn op de te prefereren conceptuele en methodische uitwerking van de indicatoren, besteden we ook hier aandacht aan.

Relatie mensen en natuur & landschap

De maatschappelijke waarde van natuur en landschap wordt vrij algemeen gezien als iets dat lastig te bepalen is. Dit komt met name doordat de waarde van natuur en landschap niet via een marktprijs tot uiting komt, in ieder geval niet geheel. Het gaat hier om publieke goederen, waartoe men toegang heeft zonder ervoor te betalen, en om externaliteiten: consequenties van het eigen gedrag voor anderen die niet via de prijs tot uitdrukking komen. Dergelijke consequenties worden in de beslissing van het individu niet altijd (of onvoldoende) meegewogen. Denk bijvoorbeeld aan het bijdragen aan verrommeling, waar ook anderen last van hebben. Daarnaast kan men zich nog afvragen of maatschappelijke waarde per definitie samenvalt met de maatschappelijke waardering.24 Dit laatste dan in de zin van de som van de

afzonderlijke waarderingen van alle individuele burgers in de maatschappij. Een vraag daarbij lijkt (a) of mensen zich bewust zijn van alle kosten en baten van bijvoorbeeld een bepaald natuurgebied of landschap, en zo nee, (b) of de kosten en baten waarvan ze zich niet bewust zijn ook buiten beschouwing mogen/moeten blijven. Een voorbeeld hiervan zou de fijnstofopvang door opgaande begroeiing kunnen zijn. Deze is niet direct waarneembaar en daardoor iets waar niet iedereen zich van bewust is. Als ze hier niet expliciet op geattendeerd worden, dan zal het bij hun betalingsbereidheid (‘willingness to pay’) voor de instandhouding van deze opgaande begroeiing veelal ook geen grote rol spelen.

Kortom: kan er sprake zijn van ‘merit goods’, goederen waarvan de overheid vindt dat de baten groter zijn dan de burgers zich realiseren? Of is de waardering door burgers de ultieme maatstaf, waar het beleid blind op mag varen? Costanza (2008) is bijvoorbeeld van mening dat ook baten waarvan de burger zich niet bewust is, meegenomen zouden moeten worden bij de

23 In lijn met de eerdere voetnoot over gewenste ervaring zouden we de waarde van de recreatieve

ervaring ook op kunnen vatten als de belevingswaarde van de opgedane ervaring. De belevingswaarde van de recreatieve ervaring ter plekke omvat meer dan de belevingswaarde van natuur en/of landschap gedurende het recreatieve gebruik van het gebied. Zo spelen ook de activiteit die men uitvoert en het gezelschap waarin men verkeert een rol. Verder kunnen ook fysieke en niet- fysieke gebiedsgerelateerde zaken die weinig met het landschap van doen hebben van invloed zijn op de recreatieve ervaring (aanwezigheid toiletten, horeca, informatievoorziening, gids).

24 Het begrip ‘waarde’ suggereert dat er een objectieve bepaling mogelijk is (‘harde’ uitkomst), terwijl

‘waardering’ eerder doet denken aan een subjectief oordeel (proces): de waarde staat vast, de waardering kan variëren. Afgezien van de vraag of dit onderscheid wel zo hard is, of zelfs terecht is, kan ook een onderscheid gemaakt worden door de waardering door de overheid en de waardering door ‘de burger’.

bepaling van de maatschappelijke waarde. Recent kwam dit vraagstuk naar aanleiding van de Belevingswaardemonitor (Crommentuijn et al., 2007) en de Monitoring Agenda Vitaal Platteland (Agricola, 2009) ook nadrukkelijk aan de orde. Dit vanwege de gemiddeld vaak vrij hoge waardering en/of grote tevredenheid die in directe metingen met betrekking tot landschap, natuur en recreatiemogelijkheden wordt gevonden. Omgevingen die objectief bezien sterk verschillen, leiden niet altijd tot grote verschillen in oordelen van burgers (vaak in- en omwonenden van de betreffende gebieden). Dit leidt tot meer methodologische overwegingen wanneer burgers worden gevraagd naar hun waardering. Deze komen in het volgende hoofdstuk aan de orde.

Overigens geldt dat de publieke opinie, hoe slecht of eenzijdig geïnformeerd ook, sowieso van belang is voor het maatschappelijke draagvlak voor het natuur- en landschapsbeleid. Zij vormt in die zin een politieke realiteit. Natuur- en milieueducatie en -voorlichting kunnen maatschappelijke waardering meer in overeenstemming met maatschappelijke waarde brengen, door de baten waarvan de burger zich veelal nu nog niet bewust is beter voor het voetlicht te brengen. Hoe dan ook, in overleg met het PBL is de volgende keuze gemaakt:

¾ De indicatoren zullen zich beperken tot de maatschappelijke waardering. Dat wil zeggen dat hetgeen burgers waarnemen, interpreteren, doen en waarderen centraal staat. Het lijkt raadzaam om er rekening mee te houden dat de maatschappelijke waardering niet samen hoeft te vallen met de maatschappelijke waarde, hoe verleidelijk het ook is om deze twee termen als onderling uitwisselbaar te zien.

Een ander punt waarop we de aandacht willen vestigen is, dat de focus op de maatschappelijke waardering lijkt te vragen om de waardering van de huidige situatie. Het gaat dus niet om een inventarisatie van de wensen die men heeft. De vraag hoe het beter kan, volgens burger of beleid, staat niet op de voorgrond. Uiteraard kunnen ideeën hierover bij de burger diens waardering voor en gebruik van het huidige aanbod wel beïnvloeden, bijvoorbeeld omdat hij ze als referentiebeeld gebruikt.

Soorten waarden

Wat voor soort waarden zijn belevingswaarde en recreatieve waarde eigenlijk? Hiervoor is al gezegd dat de maatschappelijke waarde van natuur en landschap niet geheel via een marktprijs tot uitdrukking komt. Binnen de milieueconomie wordt in dit verband wel gewerkt met het begrip ‘totale economische waarde’ (‘total economic value’ (TEV)).25 Deze omvat,

naast de marktwaarde, de niet-marktwaarde. Deze laatste wordt veelal weer onderverdeeld in gebruiks- en niet-gebruikswaarden. Naast daadwerkelijk eigen gebruik (‘use value’) kunnen daarbij ook de mogelijkheid van toekomstig eigen gebruik (´option value´) en van toekomstig gebruik door toekomstig nageslacht (‘bequest value’) een rol spelen.26 Tot slot is er nog de

bestaanswaarde (‘existence value’), waarbij men simpelweg het bestaan van iets waardeert, ook al wordt het nooit gebruikt. In het laatste geval lijkt het wel van belang dat men op de hoogte is van dit bestaan (Van der Horst, 2007).

Zowel de beleving als het recreatief gebruik van natuur en landschap lijkt een aan gebruik gerelateerde waarde. Om het te beleven of te gebruiken, lijkt contact met de betreffende natuur en/of het betreffende landschap een noodzakelijke voorwaarde. Voor beleving is nog wel een belangrijke vraag of dit ook indirect, gemedieerd, virtueel contact mag zijn. Denk bijvoorbeeld aan (populaire) natuurdocumentaires op tv-zenders zoals Discovery Channel en

25 De TEV van landschap en natuur kan opgevat worden als een bepaalde uitwerking (operationalisatie)

van de maatschappelijke betekenis ervan.

26 Huidig daadwerkelijk gebruik door eigen nageslacht, of door anderen waarmee men een band heeft,

National Geographic. Het antwoord op deze vraag heeft grote consequenties voor het belang van het ruimtelijke aspect: maakt het uit waar de natuur of het landschap zich bevindt ten opzichte van de waarnemer/gebruiker? Zie in dit verband ook Costanza (2008).

¾ Het voorstel is om de belevingswaarde, net zoals het recreatief gebruik, te beperkten tot de eigen, directe ervaring. In het andere geval beleeft men bijvoorbeeld een documentaire over het landschap, waarbij tal van andere factoren dan het landschap zelf een rol kunnen spelen (stem commentator, kwaliteit van het tv-beeld, e.d.).27

Terzijde nog het volgende: zoals al gezegd lijkt het bij belevingswaarde in sommige studies meer te gaan om een conditionele gebruikswaarde: als men het gebied bezoekt dan … Een voorbeeld hiervan is het BelevingsGIS in z’n huidige vorm (Roos-Klein Lankhorst et al., 2005). Dit is iets anders dan de optiewaarde, waarbij men een waarde toekent aan het hebben van de mogelijkheid van (toekomstig) daadwerkelijk gebruik (als ik wil, dan kan ik …). Het eerste is meer een geschiktheidsanalyse (‘suitability analysis’) voor plezierige belevingen. Bij het tweede, de optiewaarde, lijkt het op de hoogte zijn van het bestaan van het (aantrekkelijke) landschap een voorwaarde.