• No results found

5. Beschrijvende resultaten

5.3 Maatschappelijk (zelf)beeld

Dit concept heeft zowel betrekking op het beeld dat bekeerlingen zelf hebben over hun positie in de maatschappij als de manier waarop zij na hun bekering naar de Nederlandse samenleving. De indicatoren die zijn gebruikt om hiervan een analyse te maken zijn: mate

van gevoel Nederlands zijn, mate van gevoel moslim zijn, gevoel tot meerder- of minderheid te behoren, mate gevoel van acceptatie mede-Nederlanders, mate van gevoel van

vertegenwoordiging in de politiek, mate gevoel van iets betekenen in de maatschappij, mate van wil om iets te betekenen voor de maatschappij.

Identificatie

Het maatschappelijke zelfbeeld, wat identiteit omvat, is onder de respondent in

verschillende mate veranderd na hun bekering. Van de 14 respondent geven 9 aan dat hun Islamitisch geloof het grootste en belangrijkste aspect binnen hun identiteit vormt. Andere bekeerlingen geven aan zich daar niet zo bewust mee bezig te houden en graag gelijk gezien te worden aan de persoon die zij waren voor hun bekering of dat het contextafhankelijk is welk aspect van de identiteit belangrijk is.

De meeste geïnterviewde bekeerlingen vinden het lastig om over zichzelf na te denken als behorend tot een meerderheid of een minderheid. De bekeerlingen die zich voornamelijk identificeren als moslim, geven aan te beseffen dat ze in Nederland daarmee tot een religieuze minderheid behoren, maar hier niet heel bewust mee bezig te zijn. De

bekeerlingen die aangeven gelijk gezien wensen te worden als voor hun bekering, hebben wel het idee door anderen gecategoriseerd te worden als moslim. Dit lokt de drang zich te

bewijzen op niet-islamitisch gerelateerde terreinen uit. Daarbij stellen bijna alle bekeerlingen ook dat het contextafhankelijk is of zij zich tot de meerderheid of een minderheid voelen behoren. Dit kan bijvoorbeeld verschillen tussen de werkvloer, de thuissituatie, de moskee en de supermarkt.

Wel geven alle bekeerlingen aan zich tot de umma, de wereldwijde moslimgemeenschap, voelen te behoren. Hiermee voelen zij een sterke binding welke slechts gebaseerd hoeft te zijn op de gedeelde religie. Als moslim behoor je per definitie tot de umma en de

identificatie hiermee is dan ook sterk. De termen ‘broeder’ en ‘zuster’ worden dan ook vaak gebruikt, wat een indicatie geeft van de verbondenheid tussen moslims onderling. Zij voelen zich als bekeerlingen door de allochtone islamitische gemeenschap opgenomen. Al wordt hier ook wel een nog gaande proces van gewenning ervaren. “Daar moeten ze ook wennen.

Nu zitten er ook Peter, Ronald en Kees in de moskee. Vooral voor de ouderen is dat wennen. Dan is de islamitische naam wel handig ook.” (Resp. 9). Niet in alle moskeeën wordt

gepredikt in het Nederlands, dit maakt ook dat bekeerlingen die het Arabisch nog niet goed beheersen, beperkt zijn tot een aantal moskeeën waar wel Nederlands gesproken wordt. De sterke inbedding van de Islam in het dagelijkse leven door het bidden vijf keer per dag, het hallal eten, het bewust zijn van intenties en het bedekken van het lichaam, maken de identificatie wellicht ook sterker dan bij andere religies. Islam is niet alleen een religieuze overtuiging, maar ook een levenswijze. Dit is ook een van de aspecten van Islam, wat bekeerlingen heeft aangetrokken. Een bekeerlinge legt uit: “Je kan gewoon je gewoon de

hele dag tot Allah richten, je bid, je leest de Koran, er zijn smeekbedes voor alles situaties. Zelfs als je je eten aan het maken bent.”(resp. 7).

Categorisering

Door 9 van de 14 respondenten wordt aangegeven dat zij zich door niet-islamitische Nederlanders in de categorie ‘moslim’ voelen geplaatst. Deze categorisering lijkt niet de voornaamste reden voor een andere perceptie over andere groeperingen in Nederland. De veranderde perceptie op de samenleving lijkt eerder veroorzaakt door de normen en waarde van de Islam, die de bekeerlingen hebben geïnternaliseerd. Zo vroeg een bekeerlinge: “Heb

jij dat niet dan? Als je op straat loopt in een kort broekje en een laag shirtje, als jongens dan naar je fluiten of roepen? Dan voel je je toch beledigd, dat is toch ongemakkelijk.” (Resp. 2).

Echter, deze internalisering van de nieuwe tweede natuur, de islamitische habitus, in wisselwerking met categorisering lijkt wel te leiden tot een verwijdering van de Nederlanders in gevoel bij sommige bekeerlingen. Zoals al gezegd, voelen sommige bekeerlingen nog gelijk als voor hun bekering, maar een aantal voelt ook duidelijk minder binding met de gemiddelde Nederlander. Een respondent verwoorde het als volgt: “Of ik me

Nederlander voel? Ja, um..ja tuurlijk, maar ook niet. Als ik naar de Nederlandse televisie kijk, bijvoorbeeld Man bijt Hond, dan staat dat wel ver van mij af.” (Resp. 3).

Politieke binding

Op politiek niveau voelen de bekeerlingen zich niet sterk verbonden met Nederland. Slechts de helft respondenten denkt nog vertegenwoordigd te kunnen worden binnen de

Nederlandse politiek. Een aantal bekeerlingen heeft wel het idee dat het op het terrein van politiek en de uitvoering van hun geloof in gebed en de vastenmaand ramadan, makkelijker zou zijn in een islamitisch land te leven. Echter, bijna alle bekeerlingen in dit onderzoek geven aan zeer positief te zijn over hoe de Nederlandse samenleving is georganiseerd en dat zij genoeg ruimte krijgen om hun geloof te praktiseren.

De Sharia blijkt een gevoelig onderwerp. De meeste bekeerlingen werden terughoudend bij vragen over hun idee over de Sharia. Wel gaven ze aan dat ze de Sharia in geen enkel land goed zien toegepast en dat ze liever onder Nederlands bestuur leven, dan onder dat van de meeste islamitische landen. Een bekeerling (resp. 9), op dit moment promoverend op het gebied van Sharia, stelde: “80% van de Sharia wordt hier in Nederland als uitgevoerd, als we

het hebben over rechten en sociale zaken. Alleen op het gebied van strafrecht niet. Maar dat kan ook niet. Sharia kan alleen ‘bottom up’ toegepast worden en niet van bovenaf. Als er geen consensus hiervoor bestaat onder de bevolking kan het nooit uitgevoerd worden.”

Betekenis voor de samenleving

Het idee wat de bekeerlingen over hun eigen betekenis voor de samenleving, is veranderd na hun bekering. Ten eerste is het gevoel iets te willen betekenen sterker geworden na hun bekering. Hoewel sommige bekeerlingen dit ook wijden aan het ouder worden, wordt er ook veel gerefereerd naar de Koran en de hadith en de boodschap hierin om goed voor de medemens te zijn. Zij zijn zich heel erg bewust van de intenties van hun daden, veel meer dan voor hun bekering. Een respondent vertelde: “Ja, het klinkt het stom, maar ik had op

mijn werk een doosje tandenstokers in mijn broekzak laten zitten. Ik kwam er dus thuis pas achter dat ik deze mee had genomen. Vroeger zou ik denken, boeiend, maar dit keer had ik het mijn baas gesms’t. Het zat met niet lekker.” (resp. 4).

Naast dat het gevoel sterker is geworden, zien zij zichzelf ook als bruggenbouwers tussen moslims en niet-moslims in Nederland. Een andere bekeerlinge gaf aan: “Wij zijn moslim,

maar we kennen ook de Nederlandse cultuur. Voor ons is het dus makkelijker hier contact mee te maken. Maar ik ken ook de allochtone moslims, omdat ik daar veel mee omga. Wij kunnen een brug maken.” (resp. 3).

Conclusie

De binding met de Nederlandse samenleving lijkt onder de bekeerlingen eerder sterker dan zwakker geworden. In ieder geval is het bewustzijn gegroeid na bekering tot de Islam. De manier van binding en met welke groepen is wel veranderd. Dit komt zowel door de categorisering door anderen, als door de zelf aangenomen nieuwe levenswijze. Het gevoel van behoren tot een minder- of meerderheid lijkt veelal contextafhankelijk te zijn.

De bekeerlingen zijn niet erg bij de Nederlandse politiek betrokken, maar dit is niet per se beïnvloed door hun religie. Daarbij ziet bijna geen van de geïnterviewde respondenten op korte termijn een islamitische partij in Nederland ontstaan. Zou deze er komen dan is dit ook niet onder alle bekeerlingen gewenst. “Ik denk dat als er een islamitische partij binnen de

politiek kwam..nee, ik denk niet eens dat ik daar op zou stemmen. We leven ook in Nederland en het is hier al best goed functionerend. Daarbij, de meerderheid is niet moslim.” (resp. 13).

De Islam lijkt voor alle bekeerlingen wel reden voor een sterker gevoel van betekenis voor de samenleving. In ieder geval om iets te beteken voor de medeburgers. Vaak geven ze wel aan zich dan in eerste instantie te richten op de islamitische gemeenschap, maar tevens zien zij zichzelf als potentiële bruggenbouwers tussen de Nederlanders en de moslims in Nederland.

5.4 Arbeidspositie

Om de arbeidspositie van de bekeerlingen in kaart te brengen en de invloed van hun bekering op eventuele veranderingen hierin te onderzoeken, is gebruik gemaakt van de volgende indicatoren: reactie werkgevers, reactie collega’s, mate gevoel van waardering in

werkomgeving, mate van gevoel van verantwoordelijkheid in werkomgeving, mate van voldoening in werk, mate van plezier in werk, mate van ervaren discriminatie bij sollicitaties, eventuele ervaring met afwijzing. Er is dus gefocust op de kansen op een baan en de

ervaringen op de werkvloer. Andere aspecten van de arbeidspositie, zoals inkomen, doorgroeimogelijkheden en dienstverband zijn niet meegenomen in de analyse. Van de 11 vrouwelijke bekeerlingen geven 8 aan het idee te hebben dat zij met een hoofddoek minder snel door een werkgever aangenomen te worden. De werkloze

vrouwelijke bekeerlingen geven allen aan het idee te hebben niet terecht te kunnen bij hun oude werkgever, nu zij een hoofddoek dragen. Een van de bekeerlingen (resp. 5) zegt: “Ik

denk niet dat een directeur van een groot bedrijf zit te wachten op een secretaresse met een hoofddoek. Nee, dat denk ik niet. En misschien past dat ook wel niet.” En een andere

bekeerlinge (resp. 3) vertelt: “Ik zou nu niet bij mijn oude werkgever zo aan durven komen. Ik

denk niet dat ze naar doen, maar ik denk wel dat ze heel verbaasd zullen zijn en het niet begrijpen.”

De respondenten die op dit moment wel werkzaam zijn, hebben zoals eerder gezegd nauwelijks negatieve ervaringen gehad op de arbeidsmarkt sinds hun bekering. Nogmaals, dit heeft wellicht met geslacht of de arbeidssector te maken en met het moment van bekering. Als men zich bekeerd op een moment dat ze in vast diensverband zijn, heeft het

geen gevolgen lijkt uit dit onderzoek te blijken. Echter, de angst bestaat onder de bekeerlingen bij nieuwe sollicitaties wel moeilijkheden te ervaren.

Een respondent had een concrete beperking ervaren in het dragen van haar hoofddoek bij haar studiestage. De bekeerlinge (resp. 1) liep stage op een school, waar een groot deel van de leerlingen islamitisch was. Op het moment dat zij daar stage liep was ze net bekeerd en wilde net beginnen met het dragen van een hoofddoek. Echter haar stagebegeleider op deze school, leek het geen goed idee dat ze een hoofddoek voor de klas zou dragen, omdat hij dacht dat het haar gezag zou ondermijnen. Zij legde zich hierbij neer, omdat ze het dragen van haar hoofddoek best nog even wilde uitstellen. Echter, voelde ze zich wel

gediscrimineerd toen haar stagebegeleider haar zei: “Als je wel een hoofddoek wil dragen,

mag dat, maar dan mag je mijn klas geen les meer geven.” Daarnaast gaf een respondent

(resp. 4) op haar werk niet te kennen dat zij moslim was, omdat ze bang was voor de confrontatie en de reacties van collega’s en haar baas. De verwachting dat hun perfecte beheersing van de Nederlandse taal en Nederlandse achtergrond wellicht het effect van de hoofddoek, wel kan afzwakken.

De mannelijke bekeerlingen binnen dit onderzoek geven weinig beperkingen of

veranderingen in hun arbeidspositie aan. Één van de mannelijke bekeerlingen, werkzaam in de gehandicaptenzorg (resp. 8) gaf aan eenmaal afgewezen te zijn door een ouder. “Deze

moeder wilde niet dat ik haar kind verzorgde en wilde niet duidelijk de reden hiervan noemen. Er is toen een gesprek met haar geweest door mijn leidinggevende en later bleek gewoon dat ze mij gebruikte als excuus om haar kind op een andere locatie te laten verblijven.”

6. Conclusie