• No results found

Voor het Natura 2000-gebied Oeffelter Meent is op basis van hierboven beschreven inzichten in op te lossen knelpunten in relatie tot de te behalen

instandhoudingsdoelstellingen een maatregelenpakket samengesteld. Hieronder vindt u een opsomming van deze maatregelen per habitattype en soort. Deze maatregelen komen overeen met de maatregelen inTabel 5.1. Omdat de

omschrijving soms wat afwijkt staat hieronder achter elke maatregel, de maatregel uit Tabel 5.1cursief genoemd.

Stroomdalgraslanden

1. Momenteel wordt het gehele afgegraven rivierduin begraasd met paarden en runderen. Daarnaast zal in de voorjaarsperiode drukbegrazing met schapen worden toegepast om de ophoping van humus te voorkomen. Om deze drukbegrazing goed uit te kunnen voeren wordt gebruik gemaakt rasters (al dan niet tijdelijk) om de druk naar plaats en tijd te kunnen sturen. Ook leidt drukbegrazing tot meer kale plekken na de winterperiode, waardoor een kiemmilieu ontstaat voor de kenmerkende soorten. (GA: Drukbegrazing). 2. Op de meest kansrijke plekken, gedeelten op het afgegraven rivierduin met

weinig bodemvorming waar basen nog aanwezig zijn, wordt gerommeld in de bodem. Dit houdt in dat er kleinschalig en gevarieerd geplagd en gegraven wordt, tot op de minerale bodem. Humus en overig organisch materiaal wordt zo veel mogelijk verwijderd. Bij graven gaat het om kleine oppervlaktes van enkele vierkante meters met een diepte van maximaal enkele decimeters. De locaties worden zorgvuldig bepaald, met als uitgangspunt dat het microreliëf en de geomorfologische structuur intact blijft en dat soortenrijke gedeelten niet verdwijnen. (GA: Vergraven).

3. Als experiment zal rivierzand worden aangevoerd, kleinschalig en op

momenteel weinig kansrijke locaties. Hiermee ontstaan geschikte plekken voor de vestiging van pioniersoorten. (GA: Rivierzand aanvoeren)

4. Eveneens als experiment wordt lokaal bemest met kalk (enkele vierkante meters). (GA: Zonodig bekalken).

5. De Maasoevers vanaf de brug Gennep – Oeffelt zijn, binnen beperkingen in verband met veiligheid, ontdaan van stortstenen. Door de grotere dynamiek van de Maas kunnen zo nieuwe groeiplaatsen ontstaan voor soorten die

kenmerkend zijn voor stroomdalgrasland18. (GA: Stortsteen Maas verwijderen). Glanshaverhooilanden

6. De glanshaverhooilanden op de oeverwal krijgen een hooilandbeheer, net als het huidige areaal. Uitgangspunt is jaarlijks twee keer maaien en afvoeren met als doel uitmijnen; het afvoeren van voedingsstoffen. Bij voldoende

verschraling kan eventueel de tweede maaibeurt vervallen en worden vervangen door naweiden. Er zal selectief gemest worden met onder andere kalium zodat grassen sneller groeien en fosfaat snelle afgevoerd kan worden.

(GA: Uitmijnen). Kamsalamander

7. In de komende beheerplanperiode worden vijf extra poelen voor de kamsalamander aangelegd. (GA: 5 extra poelen gem. 1000m2).

8. Een aantal bestaande poelen zal gefaseerde worden heringericht ten behoeve van de kamsalamander. De poelen worden ondieper en groter gemaakt, onder de randvoorwaarde dat bij het graven geen bestaande

instandhoudingsdoelstellingen verloren gaan en dat bestaande structuren van het landschap blijven bestaan. (GA: 5 poelen vergroten gem. 800 m2).

9. De poel ten noorden van de dassenterp is te dicht begroeid geraakt. Opslag van bomen en struiken zal hier verwijderd worden. Bij de overige poelen wordt periodiek ingegrepen om opslag te verwijderen. (GA: bij 1 poel bermen en

struiken verwijderen gem. 1000 m2).

10. De poelen worden periodiek geschoond. Dat gebeurt niet in een keer maar gefaseerd over meerdere jaren, zodat altijd vegetatie op de oevers en in het water blijft staan en de kamsalamanders hun eieren kunnen blijven afzetten.

18 Deze maatregel stond aanvankelijk gepland voor het 2e of 3e Beheerplan. Rijkswaterstaat is in 2013 begonnen met het verwijderen van stortsteen, inmiddels is deze maatregel uitgevoerd.

Ook worden niet alle poelen in hetzelfde jaar aangepakt. (GA: opschonen 13

poelen gem. 1000 m2).

11. Indien nodig zal vis worden weggevangen om predatie van eieren en larven te voorkomen. (GA: 13 poelen visvangen).

12. In het gebied de Rijtjes zal een faunapassage met begeleidende rasters worden aangelegd. (GA: aanleg faunapassage).

13. De landbiotoop wordt verbeterd door bij het beheer van heggen aandacht te besteden aan de ontwikkeling van zoomvegetaties. De stroken langs de hagen worden iets extensiever beheerd (waarmee het huidig gebruik van de

aanliggende graslanden iets wordt beperkt). Hiertoe worden de rasters verplaatst die de delen met intensiever en extensiever beheer van elkaar scheiden. Om migratie tussen biotopen in het binnendijkse gebied en het winterbed te bevorderen wordt ook het raster door de stroomdalgraslanden op een aantal plaatsen teruggezet om struweel- en zoomvorming te bevorderen. Aan de zuidzijde van het binnendijkse gebied (de Rijtjes) wordt ten behoeve van de uitwisseling een haag geplant. (GA: 13 poelen terugplaatsen raster voor

ruigtevegtatie). Kleine modderkruiper

14. De Oeffeltse Raam en de Virdse Graaf moeten regelmatig en extensief geschoond worden. Dat zal gefaseerd gebeuren, wat inhoudt dat niet de hele waterloop in een keer geschoond wordt, maar steeds slechts eenzijdig. Daardoor blijft altijd vegetatie staan op oevers en in het water.

15. In het kader van een toekomstige natuurvriendelijke inrichting van de Oeffeltse Raam worden ondiepe oeverzones gecreëerd, als uitbreiding van het areaal dat geschikt is voor de kleine modderkruiper. Deze zones warmen relatief snel op, bieden voldoende voedsel en zijn moeilijker bereikbaar voor roofvissen en vormen daarmee uitstekende opgroeigebieden.

Monitoring

Om te bepalen of de maatregelen effectief zijn vindt monitoring en evaluatie plaats. De monitoring geeft inzicht in de staat van instandhouding van de soorten en habitattypen in de loop van de tijd, wat daarmee ook inzicht geeft in de effectiviteit van de maatregelen. Dit kan leiden tot aanpassing en/of bijstelling van de

maatregelen voor de volgende beheerperiode. Ook kunnen maatregelen zo nodig tussentijds worden bijgestuurd.