• No results found

Lokaal referendum

In document Staat van het Bestuur 2006 (pagina 76-81)

Betrokkenheid burgers bij lokaal bestuur

5.3 Lokaal referendum

Het lokale referendum speelt sinds 1990 in een groeiend aantal gemeenten een rol als

democratisch instrument. Dit instrument werd voor die tijd slechts beperkt gebruikt. Het had toen uitsluitend betrekking op vraagstukken van bestuurlijke aard. In 2001 hadden 62 gemeenten een referendumverordening vastgesteldª.

Aantal referenda neemt niet toe

Sinds 1990 zijn er 74 gemeentelijke referenda gehouden. Hierbij waren meer dan 60 gemeenten betrokken¡º. Het aantal referenda verschilt per jaar: in 1995 en 2001 waren er 13 referenda, terwijl in 1993 geen enkel referendum plaatsvond. Uit figuur 5.5 blijkt dat het aantal referenda over de jaren heen niet toeneemt¡¡.

Fig 5.5. Aantal referenda per jaar

bron: referendum platform

Onderwerpen zeer divers

Meer dan de helft van de referenda (45) gaat over bestuurlijke vraagstukken. Een vaak

terugkomende vraagstelling is of een gemeente moet deelnemen in een bestuurlijke herindeling (37 keer). De andere referenda betroffen de vorming van een stadsprovincie rond Amsterdam en Rotterdam, de invoering van een stadsdeel en het verlenen van de dorpsstatus.

De tweede categorie referenda heeft betrekking op ruimtelijke ordening. In 17 referenda stonden onderwerpen als bouw- en bestemmingsplannen, uitbreiding of sluiting van een zwembad en de komst van een asielzoekerscentrum centraal. In 9 referenda ging het om verkeer en vervoer met onderwerpen als parkeerbeleid, verkeerscirculatie en de aanleg van de Noord-Zuid-lijn in Amsterdam. In 3 referenda was een economisch onderwerp aan de orde, zoals de sluitingstijden van winkels en horecagelegenheden en de eventuele komst van een gokhal.

Wisselende opkomst

De opkomst bij de referenda sinds 1990 loopt sterk uiteen. De laagste opkomst was 20,8% bij het in 1991 gehouden referendum in Rijnwoude (voorheen Rijneveld) over de gemeentenaam. De hoogste opkomst was 90,6% bij het referendum over de zelfstandigheid van de gemeente Eijsden in 1996.

Fig 5.6. Opkomst bij referenda

�� �� �� ��

Verschillende manieren om drempel in te vullen

In de lokale verordeningen zijn drempels opgenomen voor de opkomst bij referenda. Wanneer de drempel niet wordt gehaald, is de uitslag van het referendum ongeldig. Deze drempel wordt op verschillende manieren ingevuld. Een voorbeeld is het referendum over IJburg in Amsterdam in 1997. De opkomst was 41%. Meer dan de helft van de stemmers (58%) sprak zich uit tegen de komst van IJburg. Bij het referendum gold de gekwalificeerde meerderheidseis. Dat wil zeggen:

er moeten meer tegen- dan voorstemmers zijn en het aantal tegenstemmers moet ten minste de helft zijn van de opkomst bij de meest recente gemeenteraadsverkiezing. Omdat het aantal tegenstemmers niet aan deze laatste eis voldeed, heeft de Amsterdamse gemeenteraad het eerder genomen besluit om IJburg aan te leggen niet herzien.

Het komt ook voor dat de gemeenteraad de uitslag van een referendum niet volgt ondanks het behalen van de opkomstdrempel. In Voerendaal is op 18 juni 2003 een correctief raadgevend referendum op grond van de Tijdelijke referendumwet gehouden over de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling Parkstad Limburg. Het referendum was geldig omdat het aantal tegenstemmers (79,2%) groter was dan aantal voorstemmers (20,8%) en het percentage tegenstemmers groter dan 30% van het aantal kiesgerechtigden (36,5%). Toch heeft de raad met de kleinst mogelijke meerderheid besloten om de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in werking te laten treden.

Initiatief vaak door gemeenteraad

Het initiatief voor een referendum kan worden genomen door de gemeenteraad of door de bevolking. In het eerste geval gaat het om een raadplegend referendum, in het tweede geval om een raadgevend referendum. In de meeste referendumverordeningen zijn beide mogelijkheden opgenomen. Van 33 van de 74 gehouden referenda is bekend op wiens initiatief ze zijn gehouden:

11 keer nam de bevolking de stap en 22 keer de raad¡™.

Geen groei van aantal referenda

Het lokale referendum is een van de instrumenten om de burger dichter bij de politiek te betrekken. Het lokale referendum heeft zich sinds 1990 beperkt verbreid. Tot eind 2004 zijn er 74 referenda in gemeenten gehouden. Over de jaren heen is er geen groei van het aantal referenda te zien.

Fig 5.6. Opkomst bij referenda

Verschillende manieren om drempel in te vullen

In de lokale verordeningen zijn drempels opgenomen voor de opkomst bij referenda. Wanneer de drempel niet wordt gehaald, is de uitslag van het referendum ongeldig. Deze drempel wordt op verschillende manieren ingevuld. Een voorbeeld is het referendum over IJburg in Amsterdam in 1997. De opkomst was 41%. Meer dan de helft van de stemmers (58%) sprak zich uit tegen de komst van IJburg. Bij het referendum gold de gekwalificeerde meerderheidseis. Dat wil zeggen:

er moeten meer tegen- dan voorstemmers zijn en het aantal tegenstemmers moet ten minste de helft zijn van de opkomst bij de meest recente gemeenteraadsverkiezing. Omdat het aantal tegenstemmers niet aan deze laatste eis voldeed, heeft de Amsterdamse gemeenteraad het eerder genomen besluit om IJburg aan te leggen niet herzien.

Het komt ook voor dat de gemeenteraad de uitslag van een referendum niet volgt ondanks het behalen van de opkomstdrempel. In Voerendaal is op 18 juni 2003 een correctief raadgevend referendum op grond van de Tijdelijke referendumwet gehouden over de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling Parkstad Limburg. Het referendum was geldig omdat het aantal tegenstemmers (79,2%) groter was dan aantal voorstemmers (20,8%) en het percentage tegenstemmers groter dan 30% van het aantal kiesgerechtigden (36,5%). Toch heeft de raad met de kleinst mogelijke meerderheid besloten om de aanpassing van de gemeenschappelijke regeling in werking te laten treden.

Initiatief vaak door gemeenteraad

Het initiatief voor een referendum kan worden genomen door de gemeenteraad of door de bevolking. In het eerste geval gaat het om een raadplegend referendum, in het tweede geval om een raadgevend referendum. In de meeste referendumverordeningen zijn beide mogelijkheden opgenomen. Van 33 van de 74 gehouden referenda is bekend op wiens initiatief ze zijn gehouden:

11 keer nam de bevolking de stap en 22 keer de raad¡™.

Geen groei van aantal referenda

Het lokale referendum is een van de instrumenten om de burger dichter bij de politiek te betrekken. Het lokale referendum heeft zich sinds 1990 beperkt verbreid. Tot eind 2004 zijn er 74 referenda in gemeenten gehouden. Over de jaren heen is er geen groei van het aantal referenda te zien.

De Grondwet en de Gemeentewet bevatten geen wettelijke regeling voor het referendum.

Er is wel een Tijdelijke referendumwet van 1 januari 2002 tot 1 januari 2005 van kracht geweest.

Gemeenten hebben de mogelijkheid om een eigen verordening voor het referendum vast te stellen. Ruim 15% heeft een verordening.

1 Vernieuwingsimpuls Dualisme en lokale democratie, Handreiking burgerinitiatief, p. 8.

2 Sociaal en Cultureel Planbureau, Sociaal en Cultureel Rapport 2004, p. 183.

3 Voor meer informatie over het lidmaatschap van de politieke partijen, zie hoofdstuk 7.

4 Sociaal en Cultureel Planbureau, Sociaal en Cultureel Rapport 2004, p. 187-189.

5 Ibidem, p. 192-195.

6 Motivaction, Burgerschapsstijlen en overheidscommunicatie, Den Haag, 2001.

7 De cijfers van 2001 zijn afkomstig uit: Commissie Toekomst Overheidscommunicatie, In staat van de democratie, Den Haag, 2001. De cijfers van 2005 komen uit: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Vertrouwen in de buurt, Den Haag, 2005.

8 G. van den Brink, Mondiger of moeilijker, p. 169-175.

9 www.referendumplatform.nl.

10 Ibidem, stand per 20 november 2004. Na deze datum zijn een aantal spraakmakende referenda gehouden, zoals het referendum over de invulling van de Grote Markt in Groningen (29 juni 2005), Nieuw Zaailand in Leeuwarden (24 mei 2006) en de herbouw van de donjon in Nijmegen (7 maart 2006).

11 De genoemde aantallen zijn exclusief de burgemeestersreferenda. Zie hiervoor paragraaf 1.4 van hoofdstuk 1.

12 www.referendumplatform.nl.

In document Staat van het Bestuur 2006 (pagina 76-81)