• No results found

Handhaving van regelgeving

In document Staat van het Bestuur 2006 (pagina 30-33)

De laatste tien jaar staat de handhaving van wet- en regelgeving hoog op de politieke agenda van decentrale overheden en de rijksoverheid. De minister van Justitie stelde in 1996 de Commissie Bestuursrechtelijke en Privaatrechtelijke Handhaving in. Deze commissie bracht twee jaar later het rapport Handhaven op Niveau uit. De commissie constateert dat er verschillende oorzaken zijn voor het tekort aan handhaving waarvan op deelterreinen sprake is. Het gaat onder andere om een gebrek aan samenwerking, onduidelijkheid en onenigheid over procedures en bevoegdheden, problemen bij de normstelling en de aard en massaliteit van de overtredingen.

Vervolgens is de Stuurgroep Handhaven op Niveau ingesteld. Die heeft veel bijgedragen aan de verbetering van de kwaliteit van de handhaving. De stuurgroep voerde tussen 2000 en 2005 een actieprogramma uit gericht op de ontwikkeling van een aantal best practices op deelterreinen en op het zogeheten programmatisch handhaven.

Na de vuurwerkramp in Enschede en de cafébrand in Volendam hadden overheden nog meer aandacht voor rechtshandhaving. Uit de figuur blijkt echter dat die aandacht, hoewel nog altijd groot, de afgelopen jaren weer wat verminderd is.

Fig 1.40. Aandacht voor handhaving bij gemeenten (%)

Veel communicatie met bedrijven 71 64 64 65

bron: survey@marktonderzoek.nl

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft samen met de rijksoverheid het steunpunt Handhavingsbeleid opgericht. Via dit steunpunt kunnen ervaringen en kennis met anderen worden gedeeld.

Handhaving in cijfers

Programmatisch handhaven is het handhaven op basis van een beleidsmatig

handhavingsprogramma waarin de prioriteiten op het gebied van de handhaving van regelgeving worden vastgelegd. Daarbij wordt uitgegaan van vijf kernprincipes: cyclisch, democratisch, integraal, transparant en samenwerkend. In 2005 is hiernaar onderzoek verricht in opdracht van de Stuurgroep Handhaven op Niveau. Het begrip blijkt bij de lagere overheden goed ingeburgerd te zijn. Veel gemeenten en provincies doen ook actief aan programmatisch handhaven.

Fig 1.41. Bekendheid met en perceptie van programmatisch handhaven (%)

�� �� �� �� ����

Hoe groter de gemeente, des te vaker programmatisch handhaven wordt toegepast. Van de gemeenten met minder dan 50.000 inwoners doet 50% aan programmatisch handhaven; bij de grotere gemeenten is dit 65%.

1 De cijfers voor 2006 waren bij het ter perse gaan van deze publicatie nog niet beschikbaar.

2 Gegevens op basis van de analyse van de tusseneditie Gids gemeentebesturen 2006.

3 De cijfers voor 2006 waren bij het ter perse gaan van deze publicatie nog niet beschikbaar.

4 Het onderzoek van het IPP beperkt zich tot allochtonen uit die etnische groepen waarop het integratiebeleid van de overheid is gericht. Het gaat enerzijds om de klassieke migrantengroepen die zijn vertegenwoordigd in het Landelijk Overleg Minderheden (LOM): mensen afkomstig uit Suriname, Nederlandse Antillen, Turkije, Marokko, de Zuid-Europese landen (waaronder voormalig Joegoslavië), de Molukken en China. Anderzijds betreft het de nieuwe

migrantengroepen die door de stichting VluchtelingenOrganisaties Nederland (VON) in het LOM vertegenwoordigd zijn.

De grootste groepen nieuwe migranten zijn afkomstig uit Afghanistan, Irak, Iran en Somalië. Op de Zuid-Europeanen na behoren alle groepen tot de niet-westerse allochtonen.

5 Onderzoek van SGBO naar afgetreden raadsleden in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2006.

6 Ibidem, p. 5.

7 Frans Bovenkerk e.a., Bedreigingen in Nederland. Verkenning in opdracht van Politie en Wetenschap, Utrecht, 2005.

8 Ayaan Hirsi Ali heeft inmiddels de Tweede Kamer verlaten en is vertrokken naar de VS.

9 Philip Brouwer, ‘Gepantserd glas’ in: Binnenlands Bestuur, 19 november 2004, p. 3.

10 Gedeputeerde staten van Noord-Holland, Notitie bedreigingen jegens lokale bestuurders, z.pl., z.j. [2005]. Van de 43 van de in totaal 65 gemeenten die reageerden, melden er 36 gevallen van bedreiging.

11 De cijfers voor 2006 waren bij het ter perse gaan van deze publicatie nog niet beschikbaar.

12 Gegevens op basis van de analyse van de tusseneditie Gids gemeentebesturen 2006.

13 Sociaal en Cultureel Planbureau, Sociale atlas van vrouwen uit etnische minderheden, Den Haag, 2006.

14 Onderzoek van Zenc naar afgetreden wethouders in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2006.

15 Best en Vlaardingen, 6 maart 2002; Leiden, 11 maart 2003; Boxmeer, 21 mei 2003; Zoetermeer, 3 december 2003; Delfzijl, 25 februari 2004.

16 Berenschot, Eindrapport Evaluatie van de Wet dualisering gemeentebestuur, 2004. Zie http://www.minbzk.nl/contents/

pages/8454/eindrapport.pdf.

17 Marcel Boogers, ‘De glans is eraf’ in: Binnenlands Bestuur, 22 april 2005, p. 36-38.

18 Stichting Lokale Rekenkamer, Rekenkamermonitor 2004 en 2005 en Inventarisatie lokale rekenkamer 2005. Zie voor deze drie onderzoeken: www.delokalerekenkamer.nl.

19 Toelichting bij de figuur. In het najaar 2002 werd op grond van de geraamde accressen, de genormeerde opbrengst van de OZB en de geraamde kostenontwikkeling, rekening houdend met areaalontwikkeling en inflatie voor 2003, een vrije ruimte van 166 miljoen verondersteld, voor 2004 een vrije ruimte van 267 miljoen, voor 2005 335 en voor 2006 van 374 miljoen (cumulatief). De regel daaronder geeft voor de opeenvolgende jaren de cijfers voor 2004, 2005, 2006 en 2007.

Deze cijfers wijken af van de vorige regel, omdat met name de verwachtingen omtrent het accres zijn bijgesteld. Zo is op elke regel te zien wat steeds de verwachtingen waren voor de financiële ruimte in de komende jaren. Zichtbaar is zo dat dit beeld over de jaren heen wel fluctueert, maar dat per saldo over het geheel van de vier jaar waarover wordt vooruitgezien het cumulatief saldo steeds positief was. Reden waarom steeds de uitkomst van de normering bestuurlijk adequaat werd beoordeeld.

20 Toelichting bij de figuur. Deze figuur illustreert dat het met name de grotere gemeenten zijn die boven het rekentarief heffen (dat is het normtarief waarvan bij de verdeling van het Gemeentefonds wordt uitgegaan, bij dat tarief wordt juist die opbrengst van de OZB gerealiseerd die past bij een gelijke voorzieningencapaciteit) en met name de kleinere die daaronder heffen. Mede als gevolg van de verevening van de belastingcapaciteit werden de verschillen tussen deze groottegroepen in eerdere jaren wel kleiner.

In document Staat van het Bestuur 2006 (pagina 30-33)