• No results found

Het doel van dit onderzoek was te achterhalen of het ervaren van het werk als een roeping in- vloed heeft op de werkprestatie van de werknemer. De verwachting was dat het effect van een roeping op de werkprestatie via twee paden wordt medieert. Via het eerste pad wordt het effect van een roeping op de werkprestatie positief medieert door de mate van welzijn van werkne- mers. Via het tweede pad wordt het effect van een roeping op de werkprestatie negatief medi- eert door de kwaliteit van de relatie tussen werknemer en leidinggevende. Beide paden die een mediërend effect verwachten worden niet bevestigd in dit onderzoek.

Het eerste pad suggereert dat het hebben van een roeping leidt tot een hoger welzijn van de werknemer en dit leidt tot een betere werkprestatie. Dit effect wordt deels bevestigd. De ver- wachting is dat het welzijn van werknemers enerzijds positief wordt bepaald door werktevre- denheid en anderzijds negatief bepaalt door emotionele uitputting. Het ervaren van werk als een roeping is in dit onderzoek positief van invloed op de werktevredenheid van werknemers. Dit is in lijn met voorafgaande onderzoeken (Peterson, Park, Hall & Seligman, 2009; Wrensniew- ski et al., 1997, Duffy et al., 2011). Volgens Duffy et al., (2011) zijn individuen met een roeping meer tevreden met hun werk door de hogere betrokkenheid in het werk. Seligman (2002) stelt dat bij een roeping het werk spannend en vervullend is, dit leidt tot meer geluk.

Anderzijds wordt er geen positief verband tussen een roeping en emotionele uitputting ge- vonden. De richting van de relatie suggereert zelfs dat een roeping waarschijnlijk leidt tot min-

der emotionele uitputting. Dit gaat tegen de resultaten van Bolino en Turnley (2005) in, zij sug- gereren dat de verschillende rollen die door een individu op zich worden genomen leiden tot een slechter welzijn door de toename in stress en conflicten in het privéleven die ontstaan door de tekortkomingen in tijd en energie.

Birkeland en Buch (2015) stellen dat als de passie voor het werk obsessief is de relaties ri- gide zijn waarbij de houding hetzelfde blijft ondanks de negatieve uitkomsten. Het niet kunnen loslaten van het werk, verklaard volgens Birkeland en Buch (2015) de hoge associatie met een burn-out. Ook wordt er geen negatief effect van emotionele uitputting op de werkprestatie ge- vonden. In tegendeel blijkt dat emotionele uitputting leidt tot een vermindering van negatieve handelingen van werknemers tegen een organisatie in. Deels geven deze resultaten weer dat een roeping leidt tot een beter welzijn, en dat betere welzijn of leidt tot een positieve prestatie of tot minder negatieve prestatie. Echter is er geen mediërend effect gevonden in de analyse.

Dit allemaal gaat tegen de verwachtingen in van een ‘’dark side” van een roeping (Berkelaar & Buzzanell, 2014; Bunderson &Thompson, 2009). Zij suggereren dat een roeping negatieve effect heeft op het welzijn. Werknemers met een roeping hebben een hogere identificatie en morele plicht tot het werk. Dit maak dat mensen met een roeping meer taken en verantwoor- delijkheden op zich nemen en daardoor overweldigd worden. Echter dit onderzoek vindt hier geen bevestiging voor. Dit onderzoek geeft meer indicatie voor een ‘’bright side” dan een ‘’dark

side” van een roeping, door het positief verband tussen een roeping en werktevredenheid en de

afname van negatieve handelingen bij emotionele uitputting. Er wordt niet ondervonden dat de opofferingen die er aanwezig zijn bij een roeping, daadwerkelijk een negatief effect heeft op het welzijn.

Het enige dat de werkprestatie van werknemers bepaalt in dit onderzoek is de affectieve betrokkenheid, wat refereert naar hoe de kwaliteit van de relatie tussen werknemer en leiding- gevende door de werknemer wordt ervaren. Hierbij wordt de LMX-theorie bevestigd, die sugge- reert dat een goede relatie tussen werknemer en leidinggevende leidt tot een betere werkpres- tatie (Settoon et al., 1996; Janssen & Van Yperen, 2004). Een doel van dit onderzoek was om een effect van een roeping op de relatie tussen werknemer en leidinggevende te achterhalen ge- zien de beperkte literatuur hierover. Volgens Cardador en Caza (2012) kan namelijk een roeping een negatieve en positief effect hebben op de relatie op de werkvloer. Enerzijds worden er twee

verklaringen gegeven dat een roeping geassocieerd wordt met positieve en verrijkende relaties op het werk. Mensen met een roeping denken positief over hun werk. Als een gevolg hiervan vertonen mensen met een roeping meer coöperatief en pro sociaal gedrag. Een andere verkla- ring van Cardador en Caza (2012) voor een positieve relatie is dat mensen met een roeping een hoge toewijding hebben tot het werk en de organisatie. Dit maakt dat collega’s dit erkennen en er een groter respect ontstaat. Echter stellen zij dat een roeping ook ongezond kan zijn en tot negatieve relaties op de werkvloer kan leiden. Zij stellen dat door de hoge investering bij een roeping er ook hoge verwachtingen zijn van anderen in een organisatie, waarbij de mensen met een roeping weinig vertrouwen hebben in anderen. Door de passie en innerlijke drang voor het werk zijn werknemers minder open dan anderen in een organisatie en vinden het ontvangen van feedback lastig (Dobrow, 2006; Cardador & Caza, 2012). Het is echter niet gelukt om in dit onderzoek te achterhalen of een roeping gezond of ongezond is ten opzichte van een relatie met de leidinggevende.

Er is geen direct of indirect effect van een roeping op de werkprestatie van de werknemers gevonden. Het is niet duidelijk hoe een roeping de prestatie van werknemers beïnvloed, omdat geen van de mediërende hypotheses bevestigd zijn. Birkeland en Buch (2015) hebben onder- zoek gedaan naar het effect van passie voor het werk op werk- gerelateerde uitkomsten: welzijn, burn-out, werkprestatie en OCB. Passie en roeping hebben veel overlap met elkaar. Volgens Do- brow (2004) is passie een van de karakteristieken van een roeping. Birkeland en Buch (2015) ondervinden ook geen verband tussen passie voor het werk, prestatie en OCB. Een mogelijke verklaring hiervoor vindt zijn onderbouwing in de cognitieve psychologie. Volgens Birkeland en Buch (2015) is passie voor het werk een algemene houding, zij stellen dat de cognitieve staat betere voorspellers zijn voor prestatie dan de algemene houding.

Een andere indicatie voor het niet gevonden effect van een roeping en werkprestatie is dat er misschien geen sprake is van een lineair verband tussen een roeping en werkprestatie. Cardador en Caza (2012) suggereren dat de negatie uitkomsten bij een roeping (zoals burn-out, stress en het overbeladen zijn met verschillende rollen) meer zichtbaar zijn op een later moment in een carrière. Zij stellen dat een roeping in het begin van een beroep hoogstwaarschijnlijk voordelen heeft, maar op een later periode in de carrière nemen de nadelen toe. Sherman (2004) benoemt een toename van burn-out gevallen bij verpleegsters. Net als verpleging is het leraarschap een

beroep dat geassocieerd wordt met een roeping. Hartnett en Kline (2005) ondervinden dat le- raren het werk verlaten na vijf jaar in het beroep. Dit is in lijn met de theorie van Grant en Schwartz (2011) over ‘’teveel van het goede”. Zij stellen dat er een verband is tussen het aantal keuzes en welzijn, echter geen lineair verband. Er wordt een punt bereikt waarop toevoegende opties weinig toevoegen. Aanvankelijk bevordert een toename in opties de gezondheid, maar kan een punt worden bereikt dat het aantal opties een negatief effect krijgt en dat daarmee de curve van richting verandert.Het onderzoek van Dobrow (2007) naar het effect van roeping op de werkprestatie van muzikanten is over een langetijdspanne gedaan. Zij ondervinden een ne- gatief effect van een ropeing op de werkprestatie. Dit kan een verklaring zijn dat dit onderzoek, die cross-sectioneel is uitgevoerd, geen negatieve relatie vind.

5.2 Contributie

In dit onderzoek is er poging gedaan om verband tussen een roeping en werkprestatie te onder- vinden. Dit is echter niet gelukt. Dit onderzoek draagt bij tot de theorie van een roeping als een tweesnijdend zwaard. Er is geprobeerd om positieve en negatieve effecten van een roeping te ontdekken. Het tweesnijdend zwaard suggereert dat een roeping een negatief effect heeft op het welzijn van de werknemer door de toegenomen stress en persoonlijke opofferingen (Cardador & Caza, 2012; Bunderson & Thompson, 2009). Echter dit onderzoek weerlegt deze theorie en vindt dat een roeping leidt tot meer werktevredenheid en geeft geen indicatie voor meer emoti- onele uitputting. De donkere zijde van een roeping is een nieuw domein in onderzoeken naar roeping. Er is geprobeerd om de theorie met betrekking tot de donkere zijde van een roeping empirisch te bevestigen. Dit is niet gelukt. Het onderzoek suggereert dat de literatuur over de donkere zijde van een roeping hoogstwaarschijnlijk niet van toepassing is in de praktijk.

Er is een significant positief verband gevonden tussen affectieve betrokkenheid en werkpres- tatie. Hierbij wordt de LMX-theorie (Settoon, Bennett & Linden, 1996) bevestigd. De resultaten van dit onderzoek dragen bij tot de LMX-theorie, die suggereert dat een goede relatie tussen werknemer en leidinggevende van belang voor de werkprestatie van de werknemer.