• No results found

10.3 Lijst van essayeurs, scheiders en affineurs in Holland en West-Friesland

In document Cover Page The handle (pagina 32-56)

in de 18e eeuw

Essayeurs scheiders en affineurs

Plaats Naam Datum jjjjmmdd Instructieboek fol. Amsterdam Joh[annes] Grill 17110126 203v Amsterdam Coenraedt Henderick Cramer, 17110126 203v Amsterdam Steven des Rouffeaux, 17110126 203v Amsterdam D[avid] Twartt, 17110126 203v

Amsterdam Otto Buck 17110126 203v

Amsterdam Isaak Westerveen 17110126 203v Amsterdam Steven des Rouffeaux 17151007 205r Amsterdam Willem Hartoog 17280722 206r Amsterdam Joh[an] Albert Vos 17310818 206v Amsterdam Johann Ernst Novisadi 17310927 206v

Amsterdam Joan de Vicq 17351027 208r

Amsterdam Nicolaes Hartoog 17351027 208r Amsterdam N. Groenewout. 17370615 208v Amsterdam Johannis Louijffer 17380801 208v Amsterdam Carl Christiaan Novisadi 17380801 208v

Amsterdam Gerrit Schöne 17390117 210r

Amsterdam Fred[eri]k Altena 17400917 210r

Amsterdam Jan Plemp 17401022 208v

Amsterdam Fred[erik] Alteng 17400917 208r Amsterdam Pieter Gartner, 17410506 210v Amsterdam Bernard te Linteloo 17430316 211r Amsterdam H[endrik] Soorbeecq Vroom 17450301 208v

Amsterdam Dirk Beukman 17461217 212v

Amsterdam Cornelis van Lommens 17461221 212v

Amsterdam Gerrit Prasse 17470613 212v

Amsterdam Abraham te Linteloo 17481121 213r Amsterdam Jan Abraham Bodisco 17570208 207v Amsterdam Johan Bernard Schöne 17610630 214r Amsterdam Johan Albert Prasse 17650131 216r Amsterdam Christiaan van Zelm 17670911 218r Amsterdam Johan Willhelm Prasse 17800113 220v

Bron: Instructieboek van raden en generaalmeesters van de Munten fol 203v-222v 78

79 Achternaam is niet leesbaar.

Plaats Naam Datum jjjjmmdd Instructieboek fol. Amsterdam Frans van den Corput 18021215 222v

Delft Paulis Dorsman 17411028 210v

Delft Coenraad Mensbier 17430420 211r Dordrecht Hendrik van de Bank 17330731 208r

Dordrecht Dirk Crans 17431128 211v

Dordrecht Dirk Crans jr 17770917 220v

Enkhuizen Knol, Jan 17130912 204v

Enkhuizen Jan Stellingwerf 17311208 206v Enkhuizen Jan van der Willige, 17311231 207r Enkhuizen Anthonij Knoll 17390223 210r Enkhuizen Jan de Villeers 17511004 213v Enkhuizen Maarten Engelsman 17610530 214r

Enkhuizen Claas Kraag 17610706 214v

Enkhuizen Johannis Franken 17691107 218v ‘s-Gravenhage Marcellus Emants, 17421006 210v ‘s-Gravenhage Jan de Thomeze 17430831 211v ‘s-Gravenhage Guillaum Balthasar Emants 17601209 214r ‘s-Gravenhage Geurt van Moelingen 17680305 218r ‘s-Gravenhage Gerard Emants 17711212 219v ‘s-Gravenhage Albertus Johannes de Thomeze 17720526 219v ‘s-Gravenhage Frederik Witbaart 17730201 220r ‘s-Gravenhage Daniel Cornelis Wesselman 17730301 220r ‘s-Gravenhage W[illem] A[driaan] A[rnold]

Poelman,. 17891216 222r

Hoorn Theunis Kist, 17311227 207v

Hoorn [Nico](C)laas Aldendag 17320200 207v

Hoorn Jan van der Wolff 17640908 215v

Muiden Broick, Johann Jacob 17641126 215v Muiden …, Engelbert August Christian79 17650717 217r

Rotterdam Jan Plemp 17401022 210r

Rotterdam Jan Plemp jr. 17621220 215r

Weesp Nauwerck, Ch. 17621021 214v

Weesp Romans, Johannes 17640716 215r

Ravestein, Jan van 17070618 203r Lavernier, Cornelis 17071015 203v Huijer, Francois 17090710 203v Graaff, Johannis de 17100123 204r Huijbrechts, Hendrik 17110126 203v Grill, Anthoni 17110126 203v Hartoog, Nicolaes 17110126 203v Vicq, Joan de 17110126 203v Groenewout, N. 17370618 209r Veen, Abraham 17410506 208v Lintelo, Bernard te 17430316 208v Hertz, Louis 17461126 212r Beukman 17461217 208r Beukman, Dirk 17461217 208v

62 Om de kwaliteit van het geld Muntmeester 63 Plaats Naam Datum jjjjmmdd Instructieboek fol.

Commen, Cornelis van 17461221 208r L…, Cornelis van80 17461221 208v Prasse, Gerrit 17470618 208v Warem, Jacob de 17530913 209r Alders, Jacc 17540822 209r Holtzhey, Martinus jr 17550626 209v Bodisco, Jan Abraham 17570208 209r

Masse, Gerrit 208r Lintelo, Abraham te 208r Gartner, Pieter 208r Gartner, Pieter 208v Robbe, Adriaan 209r Engelman, Maarten 209r Schöne, … Bern:81 209r

80 Rest van achternaam is niet leesbaar.

81 Eerste voornaam is niet leesbaar. Mogelijk betreft het hier Johan Bernard Schöne.

11

Instructies Muntpersoneel

In dit hoofdstuk worden de instructies van het Muntpersoneel in transcriptie weergegeven. Zo veel als mogelijk is gekozen voor de algemene versie die geldt voor de hele Republiek. Na de instructie(s) worden de namen van de functionarissen van de Munten van Holland en West-Friesland in de 18de eeuw gegeven, met steeds het jaar waarin zij hun activiteiten in die functie starten. Niet

opgenomen zijn hier de namen van de Muntgezellen. In de beoogde latere studies over deze twee Munthuizen zullen de naamlijsten van het personeel verder worden geprecisieerd en waar mogelijk worden aangevuld.

11.1 De Muntmeester

11.1.1 Algemene instructie voor Muntmeesters 1606

Bron: Instructieboek van raden en generaalmeesters van de Munten van de Verenigde Nederlanden fol. 1-982

Instructie voor N.N., Muntmeester-Particulier van de Munte van … gelegen binnen de stadt ... na dewelcke hij gehouden sal sijn hem te reguleeren in het stuck van zijn officie, aghtervolgende d’ ordonnantie van der Munte, gearresteert ende geëmaneert bij de doorlughtige Hooge ende Mogende heeren Staten-Generaal van de Vereenighde Nederlanden, op den 21en martij anno 1606.

Art[ike]l 1

In den eersten sal den Meester doen werken ende munten een gouden penningh genaamt Nederlandtschen dobbelen ducaat, houdende in alloije 23 karaten, aght greijnen fijn goudts, ende van 35 stukken derselver in den sneede in het Troijsche mark wercx, ter remedie van een grein fijn goudts in den alloije, ende van eenen engelschen in ’t gewighte op ’t mark wercx voors[chreven] sonder meer; welken penningh sal cours ende ganck hebben ten prijse van vijff en twintigh schellingen, vier grooten Vlaams, en sal den Meester gehouden sijn deselve te doen werken schoon, rondt ende wel gemunt en van gelijken gewighte, alsoo dat er niet meer dan twee lighte ende twee sware en sijn in 't marck wercx, elcx een aasken lighter ofte swaarder dan het reghte gewighte; volgende welken getoogen sullen werden uijt een marck fijn goudts van 24 caraten, 35 35/71 gedeelten derselver ducaten in specie, doende ten prijse voors[chreven] vier ende veertigh ponden negenthien schellingen, eenen grooten, twintigh mijten Vlaams ende een halve large

Ick segge ƒ 44 £ 19 s[chellingen] 1 g[root] 20 ½ mijt

64 Om de kwaliteit van het geld Muntmeester 65

Artikel 2

Sal gehouden sijn te betalen den coopluijden ende wisselaars voor 't marck fijn goudts van 24 caraten, komende op den voet des voors[chreven] dubbelen ducaats ende houdende tenminsten in alloije 23 caraten, 7 greijnen, vijff en dertigh der voors[chreven] dubbele ducaten, ende nogh 73/152 gedeeltens des voors[chreven] dubbele ducaats in specie, doende ten prijse voors[chreven] vier en veertigh ponden, aghthien schellingen, thien groten Vlaams.

Ick segge ƒ 44 £ 18 s[chelling] 10 g[roten] Vl[aam]s Artikel 3

Sal gehouden sijn te betalen voor sleijschat ende heerlijck reght van elck marck fijn goudts van 24 caraten, sijnde geconverteert in den voors[chreven] dubbelen ducaat, eenen schellingh Vlaams, den ducaat gereekent ten prijse als vooren.

Ick segge ƒ 1 s[chelling] Vlaams Artikel 4

Den voors[chreven] Meester sal nogh doen werken ende munten eenen gouden penningh, genaamt Nederlandtschen ducaat, houdende in alloije 23 caraten, 8 greijn fijn goudts, ende van 70 stukken in den sneede in ’t Troijsche marck wercx, ter remedie van een greijn fijn goudts in den alloije ende van eenen engelsen in den gewighte op 't marck wercx voors[chreven] sonder meer, ende dat op soodanigen figurije ende inscriptie, als in den jaare 1586 daarop is geordonneert; welken penningh sal cours ende ganck hebben ten prijse van twaalff schellingen, aght grooten Vlaamsch; ende sal den Meester gehouden sijn deselve te doen werken schoon, rondt, wel gemunt, ende van gelijken gewighte, alsoo datter niet meer dan drie lighte ende drie sware en sijn in 't marck wercx, elcks een aasken lighter off swaarder dan het reghte gewighte. Welken volgende getogen sullen werden uijt een marck goudts van 24 caraten, 70 70/71 gedeelten derselver ducaten in specie, doende ten prijse voors[chreven] vier en veertigh ponden, negenthien schellingen, een groot, twintigh en een halve mijten large.

Comt ƒ 44 £ 19 s[chellingen] 1 g[root] 20 ½ mijt[en] larg[e] Artikel 5

Sal gehouden sijn te betalen den coopluijden ende wisselaars voor ’t marck fijn goudts van 24 caraten, komende op den voet des voors[chreven] ducaats, ende houdende tenminsten in alloije 23 caraten, 7 greinen, 70 73/70 gedeelten van eenen ducaat in specie, doende ten prijse voors[chreven] vier en veertigh pondt, aghthien schellingen, thien grooten Vlaams, in conformite van den dubbelen ducaat.

Comt ƒ 44 £ 18 s[chellingen] 10 g[roten] Vl[aam]s Art[ike]l 6

Sal gehouden sijn te betalen voor sleijschat ende heerlijk reght van elck marck fijn goudts van 24

caraten, sijnde geconverteert in den voors[chreven] ducaat eenen schellingh Vlaams, den ducaat gerekent ten prijse als vooren.

Comt ƒ 1 s[chelling] Vlaams Art[ike]l 7

Nogh sal den voors[chreven] Meester doen werken en munten eenen gouden penningh, genaamt den grooten Nederlantschen gouden rijder, houdende in alloije 22 caraten, 1 grein fijn goudts, ende van 24 8/13 stukken in ’t Troijsche mark wercx ter remedie van een grein fijn goudts in den alloije, ende van ¾ van een engelsen in ‘t gewighte op ’t mark wercx sonder meer, gealloijeert met 16 greinen fijn silvers ende 7 greinen root kopers, welken penningh sal cours ende ganck hebben ten prijse van drie en dertigh schellingen, aght grooten Vlaams; ende sal den Meester gehouden sijn deselve te doen wercken schoon, rondt, wel gemunt ende van gelijken gewighte, alsoo dat er niet meer dan twee lighte ende twee sware en zijn in ’t marck wercx, elcx een aasken swaarder ofte lighter dan het reghte gewighte, welken volgende getogen sal worden uijt een marck fijn goudts van 24 caraten, 26 stukken ende 518/689 derselver rijders in specie, doende ten prijse voors[chreven] vijff en veertigh ponden, seven grooten, seventhien ende eenen halven mijte.

Comt ƒ 45 £ 0 s[tuivers] 7 g[roten] 17 1/2 mijt[en] Vl[aam]s Art[ike]l 8

Sal gehouden sijn te betalen den coopluijden ende wisselaars voor 't marck fijn goudts van 24 caraten, komende op den voet des voors[chreven] gouden rijders ende houdende tenminsten in alloije 22 caraten, 26 ½ des voors[chreven] gouden rijders, ende nogh 22/101 gedeeltens van eenen gouden rijder in specie, doende ten prijse voors[chreven] vier en veertigh ponden, negenthien schellingen, ses grooten Vlaams.

Comt ƒ 44 £ 19 s[chellingen] 6 g[roten] Vl[aam]s Art[ike]l 9

Ende soo eenigh coopman, wisselaar of andere, ter Munte leverende eenigh goudt dat meer gealloijeert ware met koper dan het alloij dat in den voors[chreven] penningh behoort, in dien gevalle sullen de coopluijden ende wisselaars gehouden wesen den Meester te betalen ‘t fijn silver, dat er gebreekt om denselven penningh te alloijeren soo dat behoort.

Art[ike]l 10

Sal gehouden sijn te betalen voor sleijschat en heerlijk reght van elck marck fijn goudts van 24 caraten, sijnde geconverteert in den voors[chreven] Nederlandtschen gouden rijder eenen schellingh Vlaams, den gouden rijder gereekent ten prijse als vooren.

Comt ƒ 1 s[chelling] Vlaams Art[ike]l 11

66 Om de kwaliteit van het geld Muntmeester 67

rijder, sijnde in alloije van 22 caraten ‘t grein, conform den heelen, ende van 49 3/13 stukken in den sneede in ’t Troijsche marck wercx voors[chreven], gealloijeert met 16 greinen silvers, ende 7 greinen koopers, als den heelen, ter remedie van een grein fijn goudts in den alloije, en van 3/4 van eenen engelse in den gewighte op ’t marck wercx voors[chreven] sonder meer; welken penningh sal cours ende gank hebben ten prijse van sesthien schellingen, thien grooten Vlaams; ende sal den Meester gehouden zijn denselven te doen werken schoon, rondt, wel gemunt ende van gelijcken gewighte, alsoo dat er niet meer dan drie lighte ende drie sware en sijn in ’t marck wercx, elcx een aasken lighter ofte swaarder dan het reghte gewighte, volgende welken getogen sullen werden uijt een marck fijn goudts 24 caraten 53 347/689 rijders in specie, doende ten prijse als vooren vijff en veertigh ponden, seven grooten, seventhien ende een halve mijten Vlaams, large.

Somma ƒ 45 £ 7 g[roten] 17 ½ mijten large

Art[ike]l 12

Sal gehouden den coopluijden ende wisselaars voor ’t marck fijn goudts van 24 caraten, komende op den voet als vooren, te betalen, als op den geheelen Nederlandtschen gouden rijder is geseijt, alsmede gelijke sleijschat als op den heelen rijder, te weten van ’t marck fijn goudts van 24 caraten in den voors[chreven] halven gouden rijder geconverteert eenen schellingh Vlaams.

Comt alhier ƒ 1 s[chelling] Vlaams Silvere munte

Art[ike]l 13

Den voors[chreven] Meester sal doen wercken ende munten eenen silveren penningh, genaamt Nederlandtschen rijcxdaalder, houdende in alloije 10 penn[ingen] 15 greinen fijn silvers ende van 8 72/151 stukken in den sneede in ’t Troijsche marck wercx ter remedie van een grein fijn silvers in den alloije ende van eenen eng[e]ls in den gewighte op 't marck wercx voors[chreven] sonder meer, die cours ende ganck sal hebben ten prijse van seven schellingen thien groten Vlaams; welken penningh den voors[chreven] Meester gehouden sijn te doen werken ende munten schoon, rondt, wel gemunt ende van gelijken gewighte, volgende welken getogen sal werden uijt het marck fijn silvers van twaalff penningen 9 ½ stukken ofte dalers, ende nogh 3 379/5134 gedeelten van eenen der voors[chreven] daalers in specie, doende ten prijse voors[chreven] drie ponden, veerthien schellingen, elff grooten, twee en twintigh ende een halve mijte Vlaams, large.

Comt ƒ 3 £ 14 s[chellingen] 11 g[roten] 22 1/2 mijt[en] large Art[ike]l 14

Den Meester sal betalen de coopluijden ende wisselaars voor ’t marck fijn silvers van twaalff penn[ingen], komende op den voet des voors[chreven] rijcxdaalers ende houdende tenminsten in alloije 10 penn[ingen], 14 gr[einen], 9 20/47 stukken der voors[chreven] dalers in specie, doende ten prijse voors[chreven] 3 ponden, derthien schellingen, thien grooten Vlaams.

Ofte ƒ 73 s[chellingen] 10 g[roten] Vlaams

Art[ike]l 15

Sal gehouden sijn te betalen voor sleijschat ende heerlijk reght van elck mark fijn silvers van twaalff penningen, geconverteert in den voors[chreven] rijcxdaler twee grooten Vlaams, den rijcxdaler gerekent ten prijse als vooren.

Comt ƒ 2 d[enier] Vlaams Art[ike]l 16

De voors[chreven] Meester sal oock mogen doen werken ende munten halven des voors[chreven] rijcxdalers van de schroon alleenlijck, houdende in alloije als den heelen, ende in den sneede naar advenandt, te weeten den halven van 16 144/151 van eenen stuck in den sneede in ’t Troijsche marck wercx, ter remedie van eenen engelschen in ’t gewighte ende van een grein fijn silvers in den alloije als voren; welcken penningh den voors[chreven] Meester gehouden sal sijn te doen werken schoon, rondt, wel gemunt ende van gelijken gewighte, tot drie lighte en drie sware, elk een deusken lighter ofte swaarder dan ’t reghte gewichte, volgende welken getogen sal werden uijt ’t mark fijn silvers van twaalff penningen als op den heelen daler.

Art[ike]l 17

Sal gehouden sijn te betalen den coopluijden ende wisselaars voor hare materialen, komende op den voet des voors[chreven] dalers als voren ende ook tot sleijschat ende heerlijk reght van elk mark fijn silvers van twaalff penn[ingen], geconverteert in den voors[chreven] halven rijxdaalder als van den geheelen daalder.

Art[ike]l 18

Den voors[chreven] Meester sal nogh doen werken ende munten eenen anderen silveren penningh, genaamt Leeuwendaler, houdende in alloije 9 penningen fijn silvers ende van 8 8/9 dalers in specie in ’t Troijsche mark wercx, ter remedie van 1 ½ gr[ein] fijn silvers in den alloije ende van

anderhalven engelschen in ’t gewighte op ’t mark werx voors[chreven], die cours ende gank sal hebben ten prijse van ses schellingen vier grooten Vlaams; welken penningh den voors[chreven] Meester gehouden sal sijn te doen werken schoon, rondt ende wel gemunt ende van gelijken gewighte, tot twee sware ende twee lighte, elck een troijken lighter off swaarder dan het reghte gewighte, volgende welken sal getogen werden uijt een mark fijn silvers van twaalff penningen, 11 23/27 dalers in specie, doende ten prijse voors[chreven] drie ponden, vijffthien schellingen, aghthien mijten Vlaams schaars.

Comt ƒ 3 £ 15 s[chellingen] 18 mijt[en] Vl[aam]s schaars Art[ike]l 19

Den Meester sal betaalen den coopluijden ende wisselaars voor ’t marck fijn silvers van 12 penn[ingen], komende op den voet des voors[chreven] Leeuwendalers ende houdende tenminsten in alloije 8 penn[ingen], 22 ½ gr[ein], 11 ½ stukken ende 7/38 van een stuck ofte derselver daalers in specie, doende ten prijse voors[chreven] drie ponden veerthien schellingen.

68 Om de kwaliteit van het geld Muntmeester 69

Art[ike]l 20

Sal gehouden sijn te betalen voor sleijschat ende heerlijk reght van elk mark fijn silvers van twaalff penn[ingen], sijnde geconverteert in den voors[chreven] Leeuwendaler 2 grooten Vlaams, den daler gerekent ten prijse als vooren.

Art[ike]l 21

Den voors[chreven] Meester sal ook mogen doen wercken ende munten eenen halven Leeuwendaler van de schroijen des geheelen alleenlijck ende houdende in alloije als den heelen ende in den sneede na advenandt, te weten van 17 7/9 gedeelten van een stuck der voors[chreven] halve Leeuwendalers in ’t Troijsche marck wercx ter remedie beijde in gewighte ende alloije op ’t marck wercx

voors[chreven] als van den heelen daler; welcken penning den Meester sal gehouden sijn te doen wercken schoon, rondt, wel gemunt ende van gelijken gewighte, te weten tot drie lighte en drie swaren, elcks een deusken lighter ofte swaarder dan het reghte gewighte, welken volgende getogen sullen werden uijt een marck fijn silvers van 12 penn[ingen], als van den heelen daler.

Art[ike]l 22

Sal gehouden sijn te betalen den coopluijen ende wisselaars voor haare materialen, komende op den voet des voors[chreven] Leeuwendalers, ende oock tot sleijschat ende heerlijk reght, voor elck marck fijn silvers van twaalff penningen, geconverteert in den voors[chreven] halven daler, als van den heelen daler.

Art[ike]l 23

Den voors[chreven] Meester sal oock mogen doen werken ende munten eenen nieuwen silveren penningh van 41 1/3 stukken in den sneede ende van 11 penn[ingen] fijn silvers in den alloije in ’t Troijsche marck werx ter remedie van anderhalven engelschen in het gewighte ende van 1 ½ gr[ein] fijn silvers in den alloije in ’t Troijsche marck werx voors[chreven] ende in gewichte ende alloije conform den nieuwen schellingh, gemunt bij coninck Jacob van Groot-Bretagne, die cours ende gank sal hebben tot 20 grooten; welcken penninck den Meester insgelijcx sal doen werken schoon, rondt, wel gemunt ende van gelijken gewighte tot vier sware ende vier lighte, elck een deusken lighter ofte swaarder dan het reghte gewichte, welken volgende sal werden getogen uijt een mark fijn silvers van 12 penn[ingen], 45 1/11 der voors[chreven] penningen in specie, doende ten prijse voors[chreven] drie ponden, vijfthien schellingen, een grote, negenthien en seven elffte gedeelen mijten Vlaams.

Ofte ƒ 75 s[chellingen] 1 g[root] 19 7/11 mijt[en] Vl[aam]s Art[ike]l 24

Sal gehouden sijn te betalen den coopluijden ende wisselaars voor ’t mark fijn silvers van 12 penn[ingen], komende op den voet des voors[chreven] penninghs van 20 groten ende houdende tenminsten in alloije 10 penn[ingen] 22 ½ gr[ein], 44 13/20 derselver penningen in specie, doende ten prijse voors[chreven] drie ponden, veerthien schellingen, vijff groten.

Ofte ƒ 74 s[chellingen] 5 g[roten]

Art[ike]l 25

Sal gehouden sijn te betalen voor sleijschat en heerlijk reght van elck marck fijn silvers van 12 penn[ingen], sijnde geconverteert in den voors[chreven] penningh twee groten Vlaams, den penningh gerekent ten prijse voors[chreven].

Comt ƒ 2 g[roten] Vlaams Art[ike]l 26

Den Meester sal gehouden sijn, voor en aleer in ’t werk ende exercitie der Munte te treden, goede suffisante cautie te stellen voor de somme van twee duijsent guldens van 40 groten ’t stuk, ende dat aan de Staten van de resp[ectieve] provinciën ofte hare Gecommitteerde Raaden ofte aan de Raaden Provinciaal ofte Camers van de Rekeningen van de provincie, daar de Munte gelegen is, naar ouder gewoonte, tot versekertheijdt soowel van de Hooge Overigheijdt, als van de coopluijden ende anderen ter Munte handelende.

Art[ike]l 27

Sal ook gehouden sijn tot gerieff ende expeditie van de coopluijden en andere ter Munte handelende ten aanvank van sijnen muntwercke in sijn comtoir te stellen ende voorts gestadelijk aldaar te houden de somme van twee duijsent gulden van 40 groten 't stuck in gelde ofte die waarde van dien in goudt ofte silver, ende dit bij kennisse ofte wetenschap van den Waardeijn van de Munte, die ’tselve sal mogen ondersoeken tot sijnen gelieven ende sonder wederseggen des Meesters.

Art[ike]l 28

Sal gehouden sijn die Munte open te houden ende niet toe te laten, hoe luttel werx hem koomen moghte ofte wat saken hem moghten overkomen, geduijrende den tijt sijner bedieninge, op peine van arbitrale correctie, ende van den coopluijden ende anderen, des interest lijdende, haar schaade te beteren.

Art[ike]l 29

Sal gehouden sijn al het goudt ende silver, dat hem in de Munte gelevert sal werden, t’ ontfangen bij Troijsch gewight, soodanigh als hem een marck sal werden gelevert bij den Generaalmeesters van der Munte uijt de Camere van de Gecommitteerde Raaden Provinciaal ofte Camere van de Rekeninge der resp[ectieve] Vereenighde Nederlandtsche Provinciën, gejusteert sijnde jegens den dormant, berustende in de Rekencamer van Hollandt, daar denseelven van oude tijden bewaart is geweest omme daarna te justeeren alle sijne gewighten, na dewelke hij ook sal verantwoorden sijne bussen, soowel van den gouden, als silveren, bij hem gedaan arbeijden ende munten.

Art[ike]l 30

De Muntmeester sal niet vermogen door hemselven ofte jemant anders te doen opsoeken ofte inwisselen, directelijk, nogh indirectelijk, eenige goude ofte silvere penningen, bij den placate van den jaare 1606 gevalueert ende ten prijse gestelt, van wat soort deselve souden mogen sijn, geen

70 Om de kwaliteit van het geld Muntmeester 71

uijtgesondert, noghte ook van eenige wisselaars ofte andere coopluijden eenige goude of silvere materialen ontfangen, anders dan in massen, quitselieren, ofte grenaillen, op de verbeurte van deselve penningen ofte de waarde van dien, in gevalle 't feijt niet ter verscher daadt ontdekt werde, ende daarenboven van hondert Nederlandtsche ducaten voor die eerste reijse ende voor de tweede reijse dobbelt van dien, met arbitrale correctie; dies sal den Muntm[eeste]r van een jegelijk mogen koopen allerhande vaissellen en andere juweelen van goudt ende silver, tot sulken prijse, als hij met de luijden sal konnen verdragen.

[in de kantlijn] Nadien van dit artic[ul] is affgegaan bij hem dit artic[el] van de instruc[tie] d’ a[nn]o 1659

Art[ike]l 31

Den Meester en sal niet vermogen den coopluijden, wisselaars ende andere ter Munte handelende voor hare materialen jets anders meer te beloven, nogh doen beloven, geven, nogh doen geven, schenken, nogh doen schenken, 'tzij door sijn huijsvrouw, comtoir-kneghts ofte jemant anders, directelijk noghte indirectelijk, dan dese sijne instructie medebrenght, ook geenderhande goudt

In document Cover Page The handle (pagina 32-56)