• No results found

4. Commentaar

4.5. Gerekte /o:/ < WGm korte u

4.5.1. Lemma komen

Voor onze keuze voor het lemma komen zijn verschillende taalkundige, maar ook onderzoeksmatige redenen. Ten eerste komt de gerekte vocaal in komen van de WGm. korte u. Ten tweede kent komen voldoende attestaties om te bespreken voor de perioden 1190-1300 en 1351-1410 in zowel vormen met grafeembasis + grafeemextensie als in vormen met enkel grafeembasis. Daarnaast heeft De Wulf ook het lemma komen in zijn vocaalinventaris opgenomen, weliswaar voor de gerekte /o:/ < WGm korte u in open syllabe. Op basis van die aansluiting op de vocaalinventaris van De Wulf (Figuren 10 en 11) maken we de veronderstelling dat de grafeembasis in ieder geval zo goed als overal <o> zal zijn.

4.5.1.1. Etymologie

Komen is afkomstig van het Onl. kuman. Het Onl. woordenboek (Gtb.inl.nl) toont volgende

spelwijzen voor de infinitief: <chomen> (1), <cuman> (3), <cumen> (2), <cumun> (2), <komen> (1) en <kumen> (1). Het woord is verwant aan Os. kuman; Ohd. queman, koman;

Oe. cuman; Ofri. kuma, koma (Nfri. komme); On. koma; Got. Qiman en is afkomstig van de PGm. wortel *kweman (Philippa et al. 2009). Enkele Mnl. spellingen zijn <comen> en <camen>. Die spellingen met <a> zijn afkomstig uit Brugge (Middelnederlands.nl), voornamelijk van op het einde van de 13de eeuw en nemen daarna snel af. Omdat komen een

klinkerwisseling in zijn paradigma toont (komen, kwam), hebben we enkel de 3de sg. ind. pres.

opgenomen in de vergelijking. Dat is namelijk ook de enige vorm waarin de grafeemoppositie (enkel -basis vs. -basis + -extensie) duidelijk wordt. Met “het lemma komen” verwijzen we dus enkel naar die 3de sg. ind. pres. De vormen comt en coemt zijn afkomstig van de oorspronkelijke

vorm comet. De sjwa in de tweede syllabe is weggevallen en de lange vocaal kwam in secundair gesloten syllabe te staan (net zoals bij hevet > heeft). Het is uiteindelijk ook de korte variant die de meest gebruikte werd, namelijk komt. In de conclusie van dit lemma, gaan we dieper in op hoe die verkorte variant de overhand heeft genomen.

4.5.1.2. Secundair gesloten syllabe, dubbel grafeem

Een overzicht van alle voorkomende spelwijzen met grafeembasis + grafeemextensie staat in Tabel 22. Op basis daarvan is het duidelijk dat <o> de geprefereerde grafeembasis is. De <ou> spelling die slechts tweemaal voorkomt, is tweemaal afkomstig uit Gent (1293) en gaat hoogstwaarschijnlijk om een leenspelling uit het Frans. Die <ou>-spelling kwam namelijk ook al voor bij de velair-gesloten centrerende diftong uit WGm. lange /o:/, namelijk /oə/ (zie 2.3.2.2). Op basis van slechts twee attestaties kunnen we niet concluderen of er ook een uitspraakgelijkenis met die diftong bestond in de secundair gesloten syllaben van komen.

Figuur 86: Temporele spreiding van komen in secundair gesloten syllabe met dubbel grafeem

Figuur 87: Geografische spreiding van komen in secundair gesloten syllabe met dubbel grafeem

4.5.1.3. Secundair gesloten syllabe, enkel grafeem

De vormen met enkel een grafeembasis van het lemma komen in secundair gesloten syllabe, staan in Tabel 23. De enige voorkomende grafeembasis is <o>, zoals verwacht.

Figuur 88: Temporele spreiding van komen in secundair gesloten syllabe met enkel grafeem

4.5.1.4. 1190-1300

Figuren 90 en 92 tonen respectievelijk de geografische spreidingen van komen in secundair gesloten syllabe met grafeembasis + grafeemextensie (5) en met enkel een grafeembasis (7) uit de periode 1190-1300. Daaruit blijkt dat de geografische verspreiding voor beide vormen beperkt is. Die met enkel een grafeembasis is voornamelijk verspreid over het zuidwesten en het centrum en die met grafeembasis + grafeemextensie vertoont een verspreiding over het westen en het noorden. Figuur 94 toont de gezamenlijke geografische verspreiding van beide vormen. Het (noord)oosten van het taalgebied is slecht vertegenwoordigd. Dat zal dus ook een invloed hebben op de wattelkaart. De attestaties zijn in absolute getallen goed vertegenwoordigd (Tabellen 25 en 26). Ook op temporeel vlak tonen beide vormen een gelijkaardige evolutie. Ze komen vaak voor op het einde van de 13de eeuw, kennen dan een

plotse reductie en stijgen opnieuw naar het eind van de 14de eeuw toe.

Figuur 90: Temporele spreiding van komen in secundair gesloten syllabe met dubbel grafeem 1190-1300

Figuur 91: Geografische spreiding van komen in secundair gesloten syllabe met dubbel grafeem 1190-1300

Figuur 92: Temporele spreiding van komen in secundair gesloten syllabe met enkel grafeem 1190-1300

Figuur 93: Geografische spreiding van komen in secundair gesloten syllabe met enkel grafeem 1190-1300

4.5.1.4.1. Wattelkaart 1190-1300

Kaart 7 toont de oppositie tussen dubbel (licht) en enkel (donker) grafeem in secundair gesloten syllabe van lemma komen. De kaart toont hoe de vorm met enkel een grafeembasis voornamelijk in het zuidelijke centrum geattesteerd wordt en van daaruit geleidelijk aan naar het (noord)westen overgaat in de vorm met zowel grafeembasis als grafeemextensie. Daarnaast is alleen het westelijk-centrale deel van de kaart betrouwbaar, aangezien daar de meeste attestaties vandaan komen (Figuur 94). Er zal dus weldegelijk een overgang tussen dubbel (licht) en enkel (donker) grafeem geweest zijn, maar die zal van West-Vlaanderen tot Brabant gegaan zijn. Over de gebieden nog meer naar het oosten kunnen we dus geen genuanceerde uitspraak doen.

Figuur 94: Temporele spreiding van komen in secundair gesloten syllabe 1190-1300

Figuur 95: Geografische spreiding van komen in secundair gesloten syllabe 1190-1300

4.5.1.5. 1351-1410

4.5.1.5.1. Secundair gesloten syllabe, dubbel grafeem

Tabel 26 toont alle geattesteerde spellingen met grafeembasis + grafeemextensie. Daarnaast toont Figuur 96 de geografische spreiding van die attestaties. Die zijn op het einde van de 14de

eeuw voornamelijk afkomstig uit het noorden van het taalgebied. De temporele spreiding (Figuur 97) toont dat de vormen een gelijkaardige opmars kennen als die met enkel een grafeembasis (Figuur 99).

Figuur 96: Temporele spreiding van komen in secundair gesloten syllabe met dubbel grafeem 1351-1410

Figuur 97: Geografische spreiding van komen in secundair gesloten syllabe met dubbel grafeem 1351-1410

4.5.1.5.2. Secundair gesloten syllabe, enkel grafeem

Tabel 27 toont alle geattesteerde spellingen van het type enkel grafeembasis. Daarnaast toont Figuur 98 de geografische spreiding. Die blijkt een epicentrum in Brabant te kennen.

Figuur 98: Temporele spreiding van komen in secundair gesloten syllabe met enkel grafeem 1351-1410

Figuur 99: Geografische spreiding van komen in secundair gesloten syllabe met enkel grafeem 1351-1410

4.5.1.5.3. Wattelkaart 1351-1410

Figuren 100 en 101 tonen de geografische en temporele spreidingen van beide grafeemrepresentaties samen. Op de wattelkaart (kaart 8) is te zien dat de vorm met enkel een grafeembasis de voorkeur begint te krijgen (licht).

Figuur 100: Temporele spreiding van komen in secundair gesloten syllabe 1351-1410

Figuur 101: Geografische spreiding van komen in secundair gesloten syllabe 1351-1410

4.5.1.6. Conclusie

Voor komen lijkt de conclusie dat de vormen met grafeembasis + grafeemextensie (licht) en enkel grafeemextensie (donker) in de beginperiode van het corpus een noord-zuid-verdeling tonen. Die noord-zuid-verdeling is enkel in het westen zichtbaar, want het oosten is amper vertegenwoordigd in de attestaties. Daarna heeft de vorm met enkel grafeembasis de bovenhand genomen. In de FAND (I:230) staat een verklaring voor de morfologische umlaut in de huidige vocaalverspreiding van komt. Die geografische verspreiding is een west-oost-verdeling met /ɔ/ in het westen en /ø/ of /œ/ in het oosten. Daarnaast is de morfologische umlaut in de 3de sg. ind.

pres. oostelijk erg perifeer, sterk lexicaal maar synchroon ondoorzichtig geconditioneerd en erg regressief (FAND I:230). De vorm komt (zonder umlaut) is dus de ongemarkeerde vorm en zal

15 Onze beschouwingen voor gerekte /o:/ < WGm. korte u zijn alleen geldig voor de niet-gepalataliseerde 97

daarom de grootste verspreiding kennen. Daarnaast tonen we hiermee in ieder geval aan dat de grafeembasis in secundair gesloten syllabe voor zo goed als het hele taallandschap <o> is, als toevoeging op De Wulf die datzelfde concludeerde voor komen in open syllabe (Figuur 10).