• No results found

De leesniveaus van Theo Witte

In document Literaire ontwikkeling (pagina 30-39)

5. Verwerking van de onderzoeksresultaten

5.1. De leesniveaus van Theo Witte

Theo Witte heeft voor de onderbouw en het vmbo vijf leesniveaus vastgesteld. Deze niveaus zijn gecijferd 0-4. Elk niveau heeft een ijkpunt, dat wil zeggen dat het onderzoek van Witte ervan uitgaat dat de leerling die zich op dat niveau bevindt, voldoet aan de leerlingkenmerken van dat niveau en boeken leest die voldoen aan de boekkenmerken van datzelfde niveau. Mijn onderzoek richt zich met name op de leerlingen van het vmbo. Omdat Theo Witte in zijn onderzoek het ijkpunt voor de leerling in vmbo 4 op niveau 2 stelt, zal ik mij beperken tot het bespreken van de niveaus 0, 1 en 2, de voor het vmbo relevante niveaus. Omdat in dit onderzoek het verschil tussen de vmbo leerling en de havo/vwo leerling onderzocht wordt, komen niveau 3 en 4 in dit hoofdstuk verder niet aan de orde. Niveau 3 is wel opgenomen als tabel omdat de leerlingen van de onderbouw havo/vwo ook

onderzocht zijn en het ijkpunt van niveau 3 eind vwo 3 is. De leerlingkenmerken van dit niveau worden door mij echter niet apart besproken.

De niveaus zijn bepaald op basis van leerlingkenmerken en boekkenmerken. Omdat ik onderzoek in hoeverre de leerling zich literair ontwikkelt, zijn vooral de leerlingkenmerken van belang. De boekkenmerken gelden niet voor de leerling maar voor de boeken behorend bij een bepaald leesniveau. Vandaar dat ik me richt op de leerlingkenmerken die genoemd zijn bij de verschillende niveaus.

De ijkpunten van niveau 0, 1 en 2 wijst Theo Witte respectievelijk aan als eind vmbo 1, eind havo/vwo 1 en eind vmbo 4tl/havo/vwo 2/3. In deze systematiek begint de leerling in klas 1 vmbo in niveau 1 en ontwikkelt zich volgens Theo Witte vervolgens literair van niveau 0 via 1 naar 2 in klas 4tl. Om een antwoord te krijgen op de vraag of de niveaus van Theo Witte geschikt zijn voor de vmbo leerling, is het van belang om op elk van de punten van de niveaus te bekijken of de leerling, gelet op

de onderzoeksresultaten, inderdaad aan deze kenmerken voldoet. In de tabellen is te zien welke kenmerken bij welk niveau horen.

Niveaus46

Tabel 3

Niveau 1 – ijkpunt: eind havo/vwo 1

Kenmerken Leerlingen Leesmanier Belevend lezen

Leesmotief Leest om zich te vermaken

Leeservaring Heeft enige ervaring met een of twee genres

Bereidheid Heeft enige bereidheid om zich in te spannen voor een boek; heeft behoefte aan tips, neemt geen

46

Niveaus afkomstig uit de door Witte opgestelde enquête voor docenten.

Niveau 0 – ijkpunt: eind vmbo 1

Kenmerken Leerlingen Leesmanier Beginnend lezen

Leesmotief Leest fictie voor school

Leeservaring Heeft zeer weinig leeservaring, soms ook negatieve leeservaringen

Bereidheid Is nauwelijks bereid om zich in te spannen voor een boek, heeft veel stimuli uit de omgeving nodig

Interesse Is geïnteresseerd in eigen leefwereld en leeftijdgenoten. Kan geïnteresseerd zijn in sensationele onderwerpen

Reflectie en evaluatie

Geeft een primaire reactie op een boek (‘kreten’) of neemt geen positie in (onverschillig)

Literaire kennis Heeft vrijwel geen literaire kennis; kan benoemen wie de hoofdpersonen zijn

Kenmerken boeken Uiterlijk Aantrekkelijke titel en cover. Dun en veel wit, eventueel illustraties

Stijl Rechttoe rechtaan. Makkelijke woorden, korte zinnen en veel dialoog en herhaling

Structuur Pakkend begin, gesloten einde. Zeer eenvoudige, expliciete structuur

Inhoud Realistisch; concrete problemen: bijv. Pesten, verliefdheid

Actie/spanning Veel actie en drama

Beschrijvingen Vrijwel geen beschrijvingen van ruimte, gedachten, gevoelens

Personages Hoofdpersoon is meestal 12-16 jaar en staat dicht bij lezer. Personages zijn tamelijk zwart-wit getekend

risico

Interesse Is geïnteresseerd in eigen leefwereld en

belevenissen van leeftijdgenoten die niet ver van eigen wereld afstaan. Ook interesse in

fantasiewereld

Reflectie en evaluatie

Heeft een mening over het boek, maar kan deze nog niet funderen, anders dan in cirkelredeneringen (goed, want spannend)

Literaire kennis Heeft weinig literaire kennis. Kan verschil aangeven tussen fictie en non-fictie, genre en onderwerp

Kenmerken boeken Uiterlijk Aantrekkelijke titel en cover, bij voorkeur dun. Korte hoofdstukken

Stijl Eenduidig, alledaags en eenvoudig taalgebruik. Expliciet (emoties), korte zinnen, veel dialoog

Structuur Pakkend begin, bevredigend einde. Eenvoudige structuur; wisselingen (tijd, perspectief, plaats) zijn duidelijk gemarkeerd

Inhoud Realistisch; problemen kunnen enigszins abstract zijn, bijv. Verraad

Actie/spanning Veel actie en drama

Beschrijvingen Weinig beschrijvingen

Personages Hoofdpersoon is bij voorkeur 12-16 jaar en staat dicht bij de lezer. Is sympathiek, vaak ook kwetsbaar en verder tamelijk vlak getekend

Tabel 4

Niveau 2 – ijkpunt: eind VMBO 4tl / havo 2/3

Kenmerken Leerlingen Leesmanier Herkennend lezen

Leesmotief Leest om eigen wereld te verkennen

Leeservaring Heeft ervaring met enkele genres; een nieuw genre hoeft geen struikelblok te zijn

Bereidheid Is (redelijk) gemotiveerd, kan plezier aan lezen beleven en geschikte boeken kiezen uit een aangereikte lijst

Interesse Is nieuwsgierig naar jongeren die al wat ouder zijn; heeft ook interesse in verschillende perspectieven

Reflectie en evaluatie

Neemt graag positie in ten aanzien van het verhaal en het gedrag van de personages, en onderbouwt deze op identificatie-niveau (geloofwaardig)

Kenmerken boeken Uiterlijk Naast titel, cover en dikte is de flaptekst belangrijk voor boekkeuze

Stijl Gevarieerd taalgebruik, soms verrassend. Langere zinnen zijn geen obstakel

Structuur Redelijk eenvoudige structuur; wisselingen (tijd, perspectief, plaats) zijn soms impliciet. Ook ‘open plekken’

Inhoud Haalt lezer uit zijn ‘comfortzone’, speelt in ‘zone van nabije ontwikkeling’. Zowel

sociaal-maatschappelijke als psychologische spanning

Actie/spanning Naast actie en drama ook psychologische spanning

Beschrijvingen Beschrijvingen van ruimte, gevoelens en gedachten zijn belangrijke elementen voor identificatie

Personages Hoofdpersoon is fase verder in zijn leven dan de leerling. Personages en relaties maken duidelijke ontwikkeling door

Tabel 5

Niveau 3 – ijkpunt: eind vwo 3

Kenmerken Leerlingen Leesmanier Refleterend, ontdekkend lezen

Leesmotief Leest om aan het denken te worden gezet

Leeservaring Heeft ruime leeservaring; is nieuwsgierig naar nieuwe genres

Bereidheid Goed gemotiveerd, kent eigen voorkeuren en kan zelfstandig boekkeuze

Interesse Naast sociaal-maatschappelijk ook psychologische en soms ook filosofische interesses. Zoekt naar nieuwe onderwerpen waarmee de wereld en het leven verder kunnen worden verkend

Reflectie en evaluatie

Heeft een eigen mening, kan die onderbouwen en wil die graag overdragen. Houdt meestal vast aan eigen leeservaring

Literaire kennis Herkent opvallende taal- en vormkenmerken (bijv. tijdsprongen, perspectiefwisselingen), karakters (‘flat and round’).

Kenmerken boeken Uiterlijk Titel, dikte en cover zijn geen doorslaggevende factor meer

Stijl Taalgebruik kan uitdagend zijn (poetisch, vreemd, verouderd, ironisch). Ook metaforisch taalgebruik

gemarkeerd. Veel ‘open plekken’

Inhoud Speelt dikwijls in voor de lezer niet vertrouwde wereld. Vaak morele thema’s die vragen en discussie oproepen. Ook psychologische laag

Actie/spanning Actie/drama van ondergeschikt belang

Beschrijvingen Veel beschrijvingen van ruimte, gedachten en gevoelens

Personages Hoofdpersoon staat redelijk ver van eigen

leefwereld af, heeft een bijzondere gedachtewereld of ontwikkelt zich soms op onverwachte manier

Tabel 6

Om een voorbeeld te geven, de leerling die start in vmbo klas 1 wordt, gelet op de leesmanier, geacht eerst een beginnende lezer te zijn, maar uiteindelijk in klas 4 tl via het belevend lezen een herkennend lezer te zijn geworden. Klopt dit inderdaad voor de vmbo leerling? Is er een verschil tussen de vmbo leerling en de leerling van het havo/vwo? In het onderzoek van Witte wordt de havo/vwo leerling immers geacht op niveau 1 binnen te komen en in klas 2 of 3 reeds een niveau 2 lezer te zijn. Ik zal steeds per kenmerk beschrijven of het kenmerk, gelet op mijn onderzoeksresultaten, inderdaad op deze manier bij de vmbo en bij de havo/vwo leerling past.

5.1.1. Leesmanier

Het eerste kenmerk van de leerlingkenmerken is de leesmanier. De leesmanier is in niveau 0

beginnend lezen, in niveau 1 belevend lezen en in niveau 2 herkennend lezen. Met deze verschillende manieren wordt bedoeld dat de leerling in niveau 0 echt nog geen goede lezer is. De leerling moet nog veel tijd steken in het goed technisch lezen, hij leest over het algemeen langzaam. In niveau 1 is de leerling een belevend lezer, dat wil zeggen dat hij zich kan inleven in de personages in een verhaal. In niveau 2, volgens Theo Witte de leerling in 4tl of havo/vwo 2/3, is de leerling inmiddels een

‘herkennend lezer’ wat wil zeggen dat de leerling technisch goed leest, de woorden snel herkent en begrijpt wat er in een verhaal gebeurt.

De docenten en de mediathecaresse zien deze verandering in niveaus terug bij het havo/vwo. De leerlingen komen allemaal binnen met ongeveer dezelfde boeken in de tas. Veel leerlingen lezen Carry Slee en ook Francine Oomen staat hoog in de top tien van brugklasleerlingen. De enquête wijst dit ook uit. De leerlingen in het havo/vwo ontwikkelen zich vervolgens verder. In klas 3 havo/vwo worden bij een docent uitgebreide discussies gevoerd over de stambomen in het boek De helaasheid

der dingen. Gelet op de onderzoeksresultaten lijken de havo/vwo leerlingen daar inderdaad het niveau

van het herkennend lezen te pakken gekregen te hebben of zelfs al verder te zijn dan dat, en reeds aangeland op het reflecterend en ontdekkend lezen in niveau 3. De vmbo-docenten geven aan dat de leerlingen in vmbo 4 dit niveau niet halen. Veel leerlingen lezen sneller dan bij binnenkomst in de eerste klas, maar verder dan het navertellen van het verhaal en een beschrijving geven van de personages gaat het vaak niet. Dit betekent dat de vmbo leerling lijkt te stranden in niveau 0, de

havo/vwo leerling komt echter wel in niveau 2 terecht en is conform het onderzoek van Theo Witte inderdaad een herkennend lezer geworden.

5.1.2. Leesmotief

Het leesmotief is het tweede kenmerk van de leerlingkenmerken die Witte heeft vastgesteld. In niveau 0 leest de leerling fictie voor school, in niveau 1 leest de leerling om zich te vermaken en in niveau 2 leest de leerling om de eigen wereld te verkennen. Aan leerlingen is in de enquête de vraag gesteld wat hun leesmotief is. Lezen ze vooral voor zichzelf en een beetje voor school, vooral voor school en een beetje voor zichzelf, of alleen maar voor school en zelf nooit? Het blijkt dat de leerlingen in het vmbo in alle jaren vaker dan de leerlingen in het havo/vwo aangeven alleen maar voor school te lezen. In klas 1 is er maar een klein verschil tussen de vmbo leerling en de havo/vwo leerling, dit verschil wordt in klas 3 erg groot. De helft van de leerlingen in het vmbo geeft aan alleen maar voor school te lezen. En dat terwijl de leerling in klas vmbo 3 al erg dicht tegen niveau 2 zou moeten zitten volgens de theorie van Theo Witte en dus als leesmotivatie zou moeten hebben dat hij leest om zijn eigen leefwereld te verkennen. De docenten geven aan dat de leerlingen in klas 3 heel andere manieren hebben om hun eigen leefwereld te herkennen dan via literatuur. Volgens de docenten lezen de vmbo leerlingen niet uit zichzelf, ze vinden het over het algemeen ook niet erg leuk en dat verandert niet in de loop der jaren in het vmbo. Dit betekent dus dat de vmbo leerling in vmbo 4 nog steeds fictie leest voor school, waardoor hij dus in niveau 0 blijft hangen. Uit mijn onderzoek blijkt dat klas 2 en 3 havo/vwo wel lijken te lezen om hun eigen wereld te verkennen en daarmee terecht zijn gekomen in het leesniveau dat in het onderzoek van Theo Witte aan hen is toegedicht. Ter illustratie heb ik nog enkele tabellen, 7, 8 en 9 opgenomen over de leesmotivatie van de verschillende klassen.

Leesmotivatie

Vmbo 1 Havo/vwo 1 P waarde

Ik lees vooral voor mezelf 11 (39,3%) 40 (44%) 0,245

Ik lees vooral voor school 15 (53,6%) 35 (38,5%)

Ik lees alleen maar voor school, helemaal niet zelf

2 (7,1%) 16 (17,8%)

Tabel 7

Leesmotivatie

Vmbo 2 Havo/vwo 2 P waarde

Ik lees vooral voor mezelf 4 (14,8%) 39 (49,4%) 0,003

Ik lees vooral voor school 13 (14,8%) 39 (49,4%)

Ik lees alleen maar voor school, helemaal niet zelf

10 (37,0%) 23 (29,1%)

Leesmotivatie

Vmbo 3 Havo/vwo 3 P waarde

Ik lees vooral voor mezelf 9 (32,1%) 26 (49,1%) 0,000

Ik lees vooral voor school 5 (17,9%) 13 (24,5%)

Ik lees alleen maar voor school, helemaal niet zelf

14 (50,0%) 14 (18,3%)

Tabel 9

5.1.3. Leeservaring

Het derde leeskenmerk van Theo Witte is de leeservaring. Bij de leeservaring heeft de leerling in niveau 0 zeer weinig leeservaring, soms ook negatieve leeservaringen, in niveau 1 heeft de leerling enige ervaring met een of twee genres en in niveau 2 heeft de leerling ervaring met enkele genres; een nieuw genre hoeft geen struikelblok te zijn. Bij de hier genoemde leeservaring gaat het dus niet zozeer om de leeskilometers, maar wel om de ervaring met verschillende genres. De leeservaring van de leerlingen is ongeacht of ze op het vmbo of op het havo/vwo zitten, zeer wisselend. Dit wordt ook bevestigd door de antwoorden op de enquête. In de vragenlijst is de vraag gesteld naar de

verschillende genres die leerlingen graag lezen. De leerlingen hadden de mogelijkheid om hier meerdere vakjes aan te kruisen.

Het grootste deel van alle leerlingen kiest voor spannende boeken. 72% van alle leerlingen geeft dat aan. Ook avonturenboeken scoren erg hoog. De vraag is natuurlijk of de leerling ervaring heeft met een of twee genres, of in klas 3 zelfs met meer genres. Daarom heb ik gekeken naar het aantal leerlingen dat in klas 3 interesse heeft in meer dan één genre. Hier is een duidelijk verschil te zien tussen havo/vwo en vmbo. In het vmbo geven minder leerlingen aan verschillende genres te lezen dan in het havo/vwo. In vmbo 3 zijn er slechts 8 van de 28 leerlingen die voor meer dan 1 genre kiezen, dat is 28,6%. In het havo/vwo zijn dat er 39 van de 53, dat is 73,6%. De leerling in vmbo 3 zou zich volgens de kenmerken al wel aan meerdere genres moeten wagen, maar doet dat dus niet. Een groot deel van de vmbo leerlingen blijft dus in niveau 0 hangen. De leerlingen in het havo/vwo zijn veel meer geïnteresseerd in verschillende genres en halen niveau 2 wel.

5.1.4. Bereidheid

Het daaropvolgende kenmerk is de bereidheid. In niveau 0 is de leerling nauwelijks bereid om zich in te spannen voor een boek, hij heeft veel stimuli uit de omgeving nodig, in niveau 1 wordt genoemd dat de leerling enige bereidheid heeft om zich in te spannen voor een boek; hij heeft behoefte aan tips, neemt geen risico, en in niveau 2 is de leerling (redelijk) gemotiveerd, kan hij plezier aan lezen beleven en geschikte boeken kiezen uit een aangereikte lijst. Dit kenmerk is verwant met het

leesmotief. Als de leerling vooral voor zichzelf leest, zal hij ook meer bereid zijn een boek te lezen. Hij beleeft plezier aan lezen.

Uit de enquêtes en de interviews met de docenten blijkt dat de leerlingen in het vmbo in klas 1 zeer uitgebreid gestimuleerd worden om te lezen. Ze lezen veel, zelfs meer dan hun klasgenoten in het havo/vwo. De leerlingen krijgen veel tijd om in de les te besteden aan lezen in tegenstelling tot de

leerlingen in het havo/vwo. Het feit dat ze in de klas verplicht worden te lezen is een belangrijke verklaring voor het grote aantal boeken dat deze vmbo leerlingen blijkens de resultaten uit de enquête per jaar lezen. Zo geven leerlingen aan dat ze er niet allemaal evenveel plezier aan beleven. De leerlingen in klas 1 vmbo lezen voor school en niet voor zichzelf (tabel 9). In het havo/vwo lezen de leerlingen in klas 1 minder boeken, maar ze lezen wel voor zichzelf, voor hun eigen plezier. In het vmbo lijkt die stimulans in de loop der jaren alleen maar meer noodzakelijk te zijn. In de derde klas van het vmbo, waar de leerlingen op school geen tijd en gelegenheid meer krijgen om boeken te lezen, lezen de leerlingen gemiddeld nog maar 0,3 boek per maand, waar hun medeleerlingen in klas 3 havo/vwo nauwelijks gedaald zijn ten opzichte van de eerdere jaren en 1,3 boeken per maand lezen. Uit de enquêtes blijkt dus dat de leerling in havo/vwo 3 aanzienlijk meer leest dan zijn leeftijdsgenoten in vmbo 3.

Met betrekking tot het kunnen kiezen van geschikte boeken kiezen uit een aangereikte lijst, merkt de mediathecaresse op dat de leerlingen in het havo/vwo daar behoorlijk zelfstandig in opereren, en dus een boek kiezen dat bij hun niveau past, maar dat de leerlingen in het vmbo vooral zoeken op hoe dik het boek is en hoe groot de letters. Ze kiezen dus wel boeken uit een lijst, maar niet op basis van de inhoud van het boek, maar op basis van het aantal bladzijden. Voor dit kenmerk geldt ook weer dat de leerling in het vmbo blijft haken bij niveau 0 waar de leerlingen in het havo/vwo wel niveau 2 bereiken.

Aantal boeken per maand

Vmbo – havo/vwo Vmbo 1 Havo/vwo 1 P-waarde

N 28 91 0,017

Mean (SD) 2,04 (1,138) 1,147 (1,058)

Tabel 10

Aantal boeken per maand

Vmbo – havo/vwo Vmbo 2 Havo/vwo 2 P-waarde

N 27 80 0,187

Mean (SD) 1,11 (0,847) 1,46 (1,282)

Tabel 11

Aantal boeken per maand

Vmbo – havo/vwo Vmbo 3 Havo/vwo 3 P-waarde

N 28 53 0,000

Mean (SD) 0,29 (0,600) 1,28 (1,215)

Tabel 12

5.1.5. Interesse

Het vierde kenmerk van de leerlingkenmerken is de interesse. In niveau 0 is de leerling

geïnteresseerd in de eigen leefwereld en leeftijdgenoten. De leerling kan geïnteresseerd zijn in sensationele onderwerpen. In niveau 1 is de leerling geïnteresseerd in de eigen leefwereld en belevenissen van leeftijdgenoten die niet ver van de eigen wereld afstaan. Ook is er interesse in de

fantasiewereld. In niveau 2 is de leerling nieuwsgierig naar jongeren die al wat ouder zijn en heeft de leerling ook interesse in verschillende perspectieven.

Alle onderbouwleerlingen lezen volgens de mediathecaresse graag over grote problemen. Daarom zijn de boeken van Carry Slee en Mel Wallis de Vries zo populair. Leerlingen geven aan dat dit boeken zijn die heel realistisch zijn. Deze verhalen lopen altijd volgens een vaste structuur, er is een heel groot probleem, dit wordt opgelost en alles komt goed. De personages in de boeken staan dichtbij de leefwereld van de leerlingen, de hoofdpersoon is vaak een leeftijdsgenoot. Dit laatste is een kenmerk van boeken uit niveau 0. Vooral in klas 1, zowel vmbo als havo/vwo, lezen de leerlingen deze boeken heel graag. In de klassen daarna loopt de interesse meer uit elkaar. De leerlingen in klas 3 havo/vwo houden zich, zoals eerder ook al genoemd, bijvoorbeeld bezig met het uitpluizen van een stamboom uit de helaasheid der dingen. Ingewikkelde boeken waar je over kunt discussiëren vormen voor deze leerlingen een uitdaging. Ook maken de leerlingen in klas 3 havo/vwo de overstap naar volwassenen literatuur, terwijl de leerlingen in het vmbo dat niet doen (tabel 13). De docenten geven aan te proberen aan te sluiten bij de interesse van de leerlingen. In vmbo 4 probeerde een van de docenten om Boudewijn Buch met De kleine blonde dood, (niveau 2 Lezen voor de lijst) te behandelen, maar ze raakte de leerlingen daar helemaal bij kwijt. Daarna stapte ze over op

Oorlogswinter, een verhaal dat voorlopig in niveau 1 geplaatst is, en beter aansluit bij deze leerlingen en ontdekte dat ze leerlingen toen wel weer interesse toonden. De leerlingen in het vmbo zouden wat interesse betreft niveau 1 kunnen bereiken, de interesse van de leerlingen in havo/vwo ligt al meer in

In document Literaire ontwikkeling (pagina 30-39)