• No results found

Damian is 7 jaar als hij in groep 4 zit. In zijn eerste interview vertelt hij dat hij in een rijtjeshuis aan de rand van het dorp woont. Hij vindt zijn huis en zijn tuin heel groot. Hij heeft twee oudere broers en een aantal huisdieren. Konijnen en kippen in de tuin. Vroeger hadden alle konijnen en kippen namen, maar die dieren zijn dood en nu kent hij nog maar de naam van een konijn. Hij speelt met de konijnen als nichtjes van hem op bezoek komen. Die vinden de konijnen zo leuk. Zelf speelt hij liever op straat met zijn ene broer en een vriendje. Thuis praten ze nauwelijks over natuur. Soms wel, maar dat kan hij zich eigenlijk niet meer herinneren. Misschien bloemen in de tuin of zo. Voor Damian is school leuk, als ze gaan gymmen, knutselen en rekenen. Verder vindt hij niet zo boeiend allemaal. Zijn passie zit in het actief en fysiek bezig zijn, met dingen maken. Natuurles is soms wel leuk, als ze bijvoorbeeld een zaadje in de grond steken en kijken of er iets uitkomt. Stikkers plakken op de potten met bonen en ze dan op verschillende plekken door de school neerzetten. Schoolreisjes vindt Damian erg leuk, vooral omdat je dan niet zo hoeft te werken, te luisteren of te schrijven. Ook vond hij het leuk op de boerderij te zien hoe koeien gemolken werden met hele moderne melkmachines die hij nog niet kende.

Natuur is voor Damian bomen en zo, planten en beesten, bossen. In de eerste mindmap van natuur geeft hij nog de associaties: gras, sloten en mos. In zijn eerste werkboek over ‘vroeger’ schrijft hij dat hij het vroeger erg leuk vond om met blokken te spelen, op het kleed te zitten en met de auto’s te spelen. Buiten vond hij het leuk op de boerderij van zijn oom om naar trekkers te kijken en erop te zitten. Hij is bekend met tuinen, bossen, zand, stoep, hei, strand, dierentuin, wei en sloot, boerderij, parken maar minder bekend met bergen, woestijn, oerwoud, beken en rivieren. Hij is bang voor slangen en krokodillen. Thuis heeft hij vrij veel huishoudelijke taken, waaronder ook ‘groene’ als bloemen water geven, konijn eten geven en vogels voeren, maar ook onkruid wieden en snoeien. Hij schrijft naast het rijtje eigenhandig ook ‘gras maaien’ erbij.

In zijn tweede interview vertelt Damian dat hij op voetbal en judo zit. Hij kan het erg goed, vindt hij zelf. Als hobby’s thuis noemt hij het crossen met de fiets en op de skelter rond rijden. Ook vindt hij het leuk om zijn vader te helpen met karweitjes als zagen en timmeren. Hij kan niet zo goed verwoorden waarom hij dat zo leuk vindt. Als hij met zijn ouders en broers op stap gaat, gaan ze vaker naar familie of gaan ze zomaar een stuk met de auto rijden om te zien waar ze uitkomen. Hij houdt van die familiefeesten waar je met elkaar spelletjes doet. Verder gaan ze niet zoveel uit, dus ook niet naar dingen die met de natuur te maken hebben. Dat hoeft ook niet zo voor hem.

Als Damian in groep 5 zit, maken ze kennis met het NatuurWijs programma. Als hij naar zijn eerste buitendag gaat is Damian vrolijk, lacht veel met andere jongens maar heeft niet veel aandacht voor wat de boswachter staat te vertellen over het gebied, de dieren die er in voorkomen, de geschiedenis en de plattegrond. Hij geeft de indruk af en toe een beetje verveeld te zijn. Hij komt pas werkelijk in actie als er beheerwerkzaamheden gedaan moeten worden. Hij is in zijn element, werkt kei hard om zoveel mogelijk planten te verwijderen. Laat trots aan zijn maten weten dat hij dergelijke dingen al eerder gedaan heeft. Later, als hij weer in de klas is, vertelt hij dat hij het meest van het beheerwerk genoten heeft en dat hij het leuk vond om weer eens op de hei te zijn geweest. In zijn derde interview bevestigt Damian dat hij het wel naar zijn zin heeft gehad bij NatuurWijs in het bos; het is een van de meest bijzondere ervaringen van de afgelopen tijd voor hem. Dat komt omdat hij zoveel heeft kunnen doen daar en buiten kon zijn. Niet alleen het beheerwerk vond hij leuk maar ook het maken van hutten en het zoeken van dingen uit de natuur. Verstoppertje spelen was ook wel leuk, maar niet iedereen speelt eerlijk, daar heeft hij een hekel aan. Wat hij echt niet leuk vond en ook nooit meer wil doen was om tegen een boom stil te moeten zitten. Hij verveelde zich enorm. In hetzelfde interview vertelt hij dat hij op de fiets naar school gaat en onderweg veel verkeersborden, huizen, molens tegenkomt. Aan natuur ziet hij ook het een en ander: vooral bosjes en gras. Op de terugweg naar huis stapt hij wel eens af om wat gras te plukken voor de kippen en konijnen thuis. Als hij zijn tweede werkboekje invult valt het de onderzoeker op dat hij ook snel uitgekeken is op het werkboekje. De onderzoeker spoort hem aan om toch vooral alle vragen in te vullen. Dat doet hij braaf, maar niet uit interesse. Het beeld wat uit het werkboek naar voren komt is grotendeels hetzelfde. Damian houdt van buiten zijn, op rijdende toestellen te spelen, te sturen; actief bezig te zijn. Hij gaat nu vaker naar zijn oom om mee te helpen op de boerderij en rijdt daar rond op trekkers en met kraantjes. Een wens van hem is om ooit een trekker te hebben en een hond. Zijn contact met natuur is een combinatie van direct en indirect; liever in een boom klimmen dan er naar kijken, liever een konijn aaien dan er

naar kijken en bloemen plukken in plaats van kopen. Aan de andere kant graaft hij liever met een schep dan met zijn handen, gaat hij liever een kikker zoeken dan vangen en wandelt hij liever met de hond dan dat hij ermee stoeit.

In groep 6 is Damian 9 jaar oud. In zijn tweede mindmap van natuur zijn er ten opzichte van de mindmap in groep 4 een aantal associaties bijgekomen: paddenstoelen, takken, vruchten, pissenbedden, kastanjebomen. Een aantal is hetzelfde gebleven: mos, bos, dieren (voorheen ‘beesten’) en bomen. Gras, sloten en planten worden niet meer genoemd. In zijn laatste interview vertelt Damian dat de buitendagen van school (waaronder NatuurWijs) altijd onderwerp van gesprek zijn thuis en dat zijn ouders ook vragen hoe hij het gehad heeft en wat ze gedaan hebben. Ze gaan ook wel eens met het gezin wandelen nu. Als hij baas zou zijn van het dorp zou hij het zo laten hoe het nu is. Terugblikkend op NatuurWijs komt hij weer terug op het beheerwerk als het ultieme van het hele programma. Hij kan ook uitleggen waarom het nodig is om planten te verwijderen, precies zoals de boswachter verteld had. Als hij ooit natuurles zou moeten geven aan kinderen zou hij wekelijks mee naar buiten nemen en hen dat werk laten doen. Heel af en toe zou hij ze ook naar Nieuws uit de Natuur laten kijken. Het buitenprogramma heeft invloed op hem gehad. Hij vertelt dat hij vaker dan voorheen naar buiten gaat, de natuur in, omdat hij het nu beter heeft leren kennen. Nu weet hij ook welke planten eruit moeten, kan ze herkennen en blijkt toch dat hij iets opgestoken heeft van de aardrijkskundige gesteldheid van het gebied. In het laatste werkboekje schrijft hij dat hij timmerman het leukste beroep vindt en ook wel iets ziet in het boer-zijn. Zijn droomhuis is een vrijstaand huis met heel veel groen eromheen. Er staat een dier in het groen getekend. Bij een andere geeft hij aan liever de politieagent te willen helpen dan de boswachter, maar zou wel eerder met de schaapsherder dan de sportleraar meegaan. Zijn droomvakantie is boten kijken op een groot meer.

5.5 Samenvatting

Kort gezegd komen deze basistypen neer op ‘leerlingen die op allerlei wijze sterk op natuur gericht zijn, ‘leerlingen die natuur als middel voor spel zien’, ‘de leerlingen die angstig voor natuur zijn’ en ‘de leerlingen die vooral lichamelijk actief willen zijn en de handen uit de mouwen willen steken’. Zij hebben ieder op hun eigen wijze en in meer of mindere mate contact met- en interesse in de natuur. Deze portretten vormen geen absolute weerspiegeling van alle leerlingen. Er zijn ook allerlei tussenvormen mogelijk van bijvoorbeeld leerlingen die meer als ‘natuurliefhebbers-spelers’ of ‘werker-spelers’ naar voren komen en wordt de manier waarop uiting gegeven wordt aan de houding en interesse in natuur mede bepaald door de thuissituatie, lessen op school en leefomgeving. Opvallend is dat kenmerken als ‘liefde en zorg voor natuur’ bij individuen van alle typen kan voorkomen. De portretten geven ook verschillende reacties van leerlingen op het NatuurWijs programma weer. Dezelfde basis typen leerlingen vinden wij terug in de controlegroepen die deelnamen aan (andere) buitenprogramma’s.

H6 Natuur in de veranderende leefwereld van kinderen

In dit hoofdstuk staan enkele thema’s centraal die samen een beeld geven van de positie van natuur binnen de leefwereld van de kinderen. Deze thema’s komen terug van groep 4 tot en met groep 6. De thema’s zijn voortgekomen uit een vergelijking van antwoorden op vragen die, met tussenposen, zijn herhaald in de interviews met de kinderen en leerkrachten, de werkboekjes, en op basis van vergelijkingen van ‘mindmaps’ van het begrip natuur tussen groep 4 en 6. Deze thema’s zijn: natuur als woon- en speelplek, natuur om te kennen en van te leren en natuur als bron van emotie. In paragraaf 6.4 wordt ingegaan op de invloed die de thuissituatie heeft op de betekenis van natuur in de leefwereld van de kinderen.