• No results found

Late middeleeuwen – nieuwe tijd Deelgebied A (werkput 13 – 16)

3 Resultaten van het onderzoek

3.1 Landschapsgenese en bodemopbouw

3.2.2 Late middeleeuwen – nieuwe tijd Deelgebied A (werkput 13 – 16)

In dit deelgebied zijn geen archeologische grondsporen of vondsten aangetroffen

Deelgebied D (werkput 6 - 11 en 17 - 20)

Aanvankelijk zijn hier zes proefsleuven aangelegd (juni 2012). Het bevoegd gezag heeft naderhand aangegeven dat extra onderzoek in deelgebied D gewenst was, dit op basis van de nabijheid van Erve Overmaat. In het PvE was voor een dergelijk extra onderzoek ruimte ingebouwd in de vorm van extra proefsleuven met een gezamenlijke omvang van 500 m2. Deze extra proefsleuven (werkput 17 – 20) zijn in september 2012 aangelegd in het noordwestelijk deel van zone D.

Hieronder worden eerst de resultaten van proefsleuven 6 – 11 beschreven. De resultaten van het latere onderzoek (sleuven 17 – 20) worden daarna toegelicht.

Werkput 6 – 11, juni 2012

Zoals op basis van de nabijheid van Erve Overmaat mag worden verwacht, heeft dit deelgebied de meeste grondsporen en artefacten opgeleverd. Vrijwel alle aangetroffen sporen kunnen echter als recent bestempeld worden. De meeste sporen waren reeds vlak onder de bouwvoor zichtbaar. In het vlak kenmerkten deze sporen zich door een scherpe begrenzing ten opzichte van de natuurlijke ondergrond, door een vlekkerige vulling of - in veel gevallen - een combinatie van beide. Er zijn drie sporen aangetroffen die op basis van de vorm in het profiel, een onscherpe overgang tussen spoor en natuurlijke ondergrond en tamelijk egale kleur

© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 36 van 47 van de vulling als archeologisch relevant aangemerkt kunnen worden. Dit betreft twee – waarschijnlijk niet met elkaar in verband staande - paalkuilen met paalgaten, beide in werkput 6 (S3/4 en S8/9) en een paalkuil in werkput 7 (S16). Dateerbare vondsten zijn hier niet aangetroffen, zodat de ouderdom van deze sporen niet kan worden vastgesteld. Op basis van vondstmateriaal uit de omgeving zouden deze in de late middeleeuwen – nieuwe tijd geplaatst kunnen worden. Spoor 19 (werkput 9) betreft de vondst van een (vermoedelijk

subrecente) paalkuil waarin tijdens het couperen aardewerk uit de periode 1750-1900 is aangetroffen (vondstnummer 10).

Spoor 23 in werkput 10 betreft een ondiepe greppel. Deze bevindt zich direct onder het plaggendek en is dus aangelegd vóórdat het plaggendek werd opgebracht. Gezien de oriëntatie van oost (hooggelegen) naar west (laaggelegen) betreft het waarschijnlijk een ontginningsgreppel. De greppelvulling is op vondsten doorzocht, maar er zijn geen waarden aangetroffen, zodat de greppel niet gedateerd kan worden.

De aangetroffen greppel en paalkuilen vormen waarschijnlijk een deel van de erfinrichting van erve Overmaat.

Samenhangende structuren kunnen echter niet aangewezen worden.

Afbeelding 3.5. Spoor 23 in het westelijke wandprofiel. Van boven naar beneden: (1) bouwvoor, (2) verstoord plaggendek, (3) plaggendek, (4) slootvullingen.

Werkput 17 tot en met 20, september 2012

In werkputten 17, 18 en 20 zijn archeologisch relevante sporen aangetroffen, met name paalkuilen. In het zuidelijk deel van werkput 18 komt een concentratie van tamelijk kleine paalkuilen en staakjes voor (S49 – S53). In werkput 20 zijn een aantal zeer grote paalkuilen aangetroffen, die zeer waarschijnlijk aan een structuur moeten worden toegeschreven (afbeelding 3.6). Het betreft S60, S62, S66 en S94 in het noordelijk deel van de werkput. Meer zuidelijk zijn diverse paalkuilen met een kleinere diameter gedocumenteerd. De aanwezigheid van deze sporen is geen toeval: deze werkput bevindt zich vlakbij de voormalige locatie van erve Overmaat. De sporen hebben ongetwijfeld deel uitgemaakt van de opstallen van dit erf. Een aantal van

© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 37 van 47 de paalkuilen zijn gecoupeerd en doorzocht op vondsten. Net als de meeste sporen tekenen deze paalkuilen zich eerst af onder de bouwvoor en het (verstoorde) plaggendek. Een aantal van deze paalkuilen zijn gecoupeerd. In het profiel zijn deze paalkuilen scherp begrensd in relatie tot de natuurlijke ondergrond. Ze bevatten bovendien tamelijk scherp afgetekende laagjes in de vullingen. Her en der zijn veldkeien

aangetroffen, waaronder een platte veldkei in spoor 62, die in vlak 20.1 dagzoomt. De veldkeien hebben wellicht deel uitgemaakt van de fundering van de aangetroffen structuur (stiep). In enkele sporen zijn dateerbare vondsten verzameld (zie paragraaf 3.3). Uit de sporen S50 en S62 (paalkuilen) zijn een aantal houtskoolmonsters verzameld. Aangezien het aangetroffen vondstmateriaal een redelijk duidelijk beeld geeft van de datering van de paalkuilen, zijn deze monsters voor dit rapport niet gedateerd.

Afbeelding 3.6. Foto van een grote paalkuil (Spoor 62), werkput 20.

Deelgebied E (werkput 1 tot en met 5)

Slechts in werkput 3 is een archeologisch spoor (S1) aangetroffen. Het betreft een greppel, welke zich onder het plaggendek bevindt. Deze greppel heeft evenals de greppel van spoor 23 een oost-west oriëntatie;

vermoedelijk betreft het hier eveneens een relict uit de tijd dat het gebied ontgonnen werd. De greppel is zonder resultaat op vondsten doorzocht.

Deelgebied F (werkput 12)

In deze werkput zijn geen archeologische sporen of vondsten aangetroffen.

3.3 Vondstmateriaal

In totaal zijn 40 vondstnummers uitgedeeld. Bijlage 6 toont de vondstenlijst. Het aardewerk is gedetermineerd door dr. T.A. Spitzers. Uitsluitend in deelgebieden D en E zijn vondsten aangetroffen. In vrijwel alle gevallen betreft het keramiek (aardewerk/steengoed). Het meeste is afkomstig uit de (late) nieuwe tijd, aangetroffen in

© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 38 van 47 het plaggendek tijdens het opschaven van het wandprofiel. Kogelpotfragmenten (900 – 1400) zijn

aangetroffen in werkputten 11, 18 en 20 . Het vertegenwoordigt het oudste aardewerk dat aangetroffen is. De meeste kogelpotfragmenten zijn aangetroffen tijdens de aanleg van het vlak. twee kogelpotfragment

(vondstnummers 21 en 37) zijn aangetroffen in respectievelijk S78 en S60, beiden paalkuilen in werkput 20).

In het algemeen lijkt het kogelpotaardewerk niet van vóór de 13e eeuw afkomstig te zijn. Naast het

kogelpotaardewerk zijn twee fragmenten grijsbakkend aardewerk aangetroffen, dat rond Enschede tot in de 17e eeuw werd gebruikt, Het overige aardewerk is overwegend uit de 16e – 20e eeuw afkomstig.

Vondstnummer 10 is aangetroffen bij het couperen van spoor 9. Het betreft twee fragmenten steengoed die tussen 1750 en 1900 geproduceerd zijn. Vondstnummer 39 is afkomstig uit een greppel (S56, werkput 18);

(vondstnummer 41 is afkomstig uit een paalkuil (spoor 62, werput 20). De overige vondsten zijn in de meeste gevallen afkomstig uit recente of natuurlijke sporen en/of zijn aangetroffen tijdens de aanleg van het vlak.

© Synthegra bv, Doetinchemseweg 61a, NL-7007 CB Doetinchem 39 van 47