• No results found

Landelijk kader toereikend

3. Resultaten van de dieptestudies

3.6 Positie van het veiligheidshuis en afstemming met de omgeving

3.6.8 Landelijk kader toereikend

De bekendheid met de inhoud van het Landelijk Kader Veiligheidshuizen is er alleen bij (het

meeste) veiligheidshuis personeel, en bij sommige respondenten van gemeente of Openbaar

Ministerie. Verder is dit landelijk kader redelijk onbekend. We zien verder dat sommige

gemeenten zich er (bekend of niet) weinig aan gelegen laten liggen, want ‘wie gaat er nu

eigenlijk over?’ wordt gesteld. Vrijwel alle respondenten die het kader wél kennen zijn in

grote lijnen blij ermee. Het belangrijkst in dit verband: het geeft houvast. En het heeft

gezorgd dat veiligheidshuizen zich weer meer zijn gaan focussen geven respondenten aan.

Ze benoemen dat het meer samenhang in de aanpak heeft gebracht, juist ook door de

criteria in het landelijk kader.

Er wordt meermaals benadrukt dat het fijn is dat het landelijk kader ruimte biedt om

tegemoet te komen aan lokale verschillen. Anderen zeggen juist dat ze het landelijk kader

‘wel erg breed’ vinden en dat het daardoor juist teveel ruimte biedt voor interpretatie. Dat

zou regionaal best wat meer afgestemd mogen worden, vinden ze. De ruimte die criteria

laten voor maatwerk (regiogemeenten: andere problematiek) wordt breed gewaardeerd. Er

zijn ook respondenten die erop wijzen dat het landelijk kader soms ‘heel eenzijdig wordt

gelezen’ als men de criteria naar zijn hand wil zetten, hetgeen dan weer onduidelijkheid

oplevert. Verder wordt ook genoemd dat er het risico is (als je de criteria niet goed

interpreteert) dat je een casus pas in een te laat stadium krijgt.

Een kanttekening die in enkele veiligheidshuizen wordt gemaakt is dat men het kader te

vrijblijvend vindt. Er is niet in opgenomen dat partijen ‘moeten leveren en hierop afgerekend

kunnen worden’. Maar respondenten die dit aangeven erkennen meteen dat het (landelijk)

vastleggen van harde afspraken hieromtrent risico’s in zich heeft. Het kan er toe leiden dat

niet de juiste medewerkers in het veiligheidshuis worden gestationeerd. En enkele

veiligheidshuizen geven nu juist aan dat ze tegenwoordig in de veiligheidshuizen beter dan

voorheen erin slagen om goede professionals uit organisaties aan zich te verbinden.

Een respondent van het OM geeft aan dat ze als OM graag informatie uit het voorveld bij

afdoeningsbeslissingen willen betrekken (in het kader van contextgericht afdoen). En dat dit

met de focus op complexe casuïstiek vanuit het landelijk kader niet middels het

veiligheidshuis georganiseerd kan worden.

Er wordt enkele keren opgemerkt dat het nemen van inwonerschap als startpunt voor het

oppakken van een casus nu niet goed geregeld is tussen veiligheidshuizen onderling.

3.7 Resumé

In dit hoofdstuk zijn de bevindingen opgenomen van de dieptestudie bij 12 veiligheidshuizen

en de interviews op landelijk niveau. We zien dat er in de praktijk meer verschillende

functies te zien zijn dan de twee functies (behandeling complexe casus en bestuurlijke

advisering) die in het landelijk kader worden genoemd. Vrijwel alle veiligheidshuizen volgen

de in het landelijk kader beoogde focus op complexe casuïstiek. Ze maken gebruik van de

ruimte die de criteria in het kader hierin biedt. In veel veiligheidshuizen zien we een afbouw

van vaste periodieke overleggen. De primaire doelgroep bestaat in een deel van de

veiligheidshuizen uit een Top-X die op uiteenlopende wijze kan worden samengesteld.

Ernaast werken veiligheidshuizen nog regelmatig aan ‘oude’ (nazorg) of ‘nieuwe’

(radicalisering) thema’s. Soms houden ze de doelgroepenbenadering uit het verleden (deels)

in stand. Hoewel iedere partner casuïstiek kan aanleveren zijn het vooral politie en in

mindere mate de gemeente die dit doen. Wederom is sprake van grote verschillen tussen

veiligheidshuizen. Of er meer casuïstiek vanuit het straf- of zorgdomein wordt aangeleverd

kan niet worden bepaald.

In veel veiligheidshuizen is privacy nog steeds een knelpunt (of er nu wel of geen convenant

is). Over het nakomen van gemaakte afspraken is men doorgaans vrij tevreden. In

veiligheidshuizen waar functionarissen zijn vrijgesteld om casusregie te voeren het meest zo

lijkt het. We zien dat diverse veiligheidshuizen te maken hebben met gemeenten die

escalatievoorzieningen in het leven hebben geroepen om in een aanpak buiten bestaande

kaders/regels te kunnen handelen. Het mandaat is in andere gevallen nog wel eens

problematisch. We zien dit ondanks het feit dat casus vaker volgens een Casus op Maat (met

professionals die cliënten zelf kennen) werkwijze wordt aangepakt.

De veiligheidshuizen met het kleinste budget wijzen erop dat ze met beperkte formatie veel

ballen in de lucht moeten houden. Met name de afstemming met veel partners en veel

regiogemeenten drukt zwaar op zo’n veiligheidshuis.

Hoewel het beoordelen van doelbereik buiten het bestek van dit onderzoek valt zien we een

sterke focus in veiligheidshuizen op het soepel laten verlopen van het proces van

samenwerking. Respondenten zien op verschillende vlakken de meerwaarde van het

veiligheidshuis.

In het veiligheidshuis wordt meestal eerst getriageerd voordat casus in behandeling worden

genomen. In toenemende mate is de advies-/expertisefunctie aan de orde, als het

veiligheidshuis bijvoorbeeld een casus die niet aan de criteria voldoet met advies teruglegt in

het sociaal domein. Door uiteenlopende oorzaken bereikt niet alle complexe casuïstiek het

veiligheidshuis. Een van de redenen is de soms nog ontbrekende verbinding met wijkteams.

Dit komt soms omdat gemeenten de toegangsfunctie nog niet hebben ingericht. We zien wel

allerlei manieren waarop veiligheidshuis en sociaal domein zich met elkaar verbinden. Als de

verbinding met het sociaal domein moet verlopen via afdelingen OOV dan is deze nog wel

eens gebrekkig, doordat de werelden van ‘veiligheid’ (OOV) en zorg/jeugd/welzijn (sociaal

domein) nogal uiteenlopen. Het maken van afspraken wanneer vanuit het sociaal domein

wordt opgeschaald naar het veiligheidshuis staat nog in de kinderschoenen. En voor

afschalen door het veiligheidshuis is (ook in het landelijk kader) nog weinig aandacht.

Het veiligheidshuis is inmiddels echt ‘iets van de gemeente’ geworden. De gemeenten

nemen verantwoordelijkheid voor bestuurlijke regie. De stuurgroepen die ze organiseert

hebben meestal een regionale scope, maar hun sturende rol is beperkt. Daarvoor zijn er

teveel andere gremia waar op deelonderwerpen belangrijke afstemming en soms

beslissingen plaatsvinden.

Het zijn de ketenmanager en ook de burgemeester die voorop lopen. Zij zijn de bepalende

factor op bestuurlijk niveau. Maar burgemeesters bemoeien zich ook regelmatig (soms

systematisch) met de uitvoering op casusniveau. In toenemende mate zijn ook wethouders

uit het sociaal domein betrokken. En gezien het feit dat in veel casus gemeentelijke

interventies een rol spelen is die betrokkenheid ook steeds belangrijker.

Veiligheidshuizen hebben met succes geïnvesteerd op het aanhaken van regiogemeenten.

De positie van het veiligheidshuis ten opzichte van partijen in haar omgeving is niet

gemakkelijk. Op uitvoerend niveau zijn (nog) weinig werkende verbindingen gelegd met

ZSM, VT en met het sociaal domein. Er is daar sprake van vrij veel onbekendheid met wat

‘het veiligheidshuis’ is hetgeen het leggen van structurele verbindingen niet gemakkelijk

maakt. Omdat ook de politie (die een visie heeft ontwikkeld afgestemd op zowel de positie

van veiligheidshuizen als van het sociaal domein) net als het OM niet meer voorop loopt in

de doorontwikkeling van veiligheidshuizen, zoeken veiligheidshuizen onder regie van

gemeenten in elke regio naar hun nieuwe positie.