3. Resultaten van de dieptestudies
3.2.4 Doelrealisering en gesignaleerde knelpunten
Doelrealisering
In het landelijk kader worden naast de maatschappelijke doelen de beoogde opbrengsten
van de samenwerking genoemd: komen tot een gezamenlijke aanpak met een integraal plan
van aanpak met concrete afspraken over interventies (Ministerie van Veiligheid en Justitie
2013a:14).
De opzet van dit onderzoek leent zich niet voor een objectieve beoordeling van de vraag of
de door ons onderzochte veiligheidshuizen in staat zijn hun doelen te realiseren, daarvoor is
dit onderzoek ook niet bedoeld.
41Bij de breedtescan hebben we in twee veiligheidshuizen
(Amsterdam en Rotterdam) evaluaties aangetroffen van de maatschappelijke outcome van
de activiteiten van het veiligheidshuis (in termen van recidivevermindering bij de
onderzochte doelgroep en/of verbetering in hun leefsituatie). Het gaat in beide gevallen om
plegers van high impact crimes. Deze onderzoeken laten zien dat op beide vlakken fikse
vooruitgang wordt geboekt ten opzichte van de periode voorafgaand aan de interventies die
zijn gecoördineerd door het veiligheidshuis (Aboutaleb 2015, Nijmeijer 2015). Van de overige
veiligheidshuizen zijn dergelijke recente gegevens niet bekend.
Ook over het realiseren van de procesdoelen zijn weinig harde gegevens voorhanden, het
bleek zelfs moeilijk een goed recent overzicht te krijgen van het aantal casus dat men
behandelt. Uit de interviews blijkt dat de focus op complexe casuïstiek in veiligheidshuizen
heeft geleid tot een vaak sterke daling van het aantal casus dat men in behandeling heeft. In
Rotterdam gaat het bijvoorbeeld om een daling van 33% (van circa 6000 naar circa 4000
casus). Vergelijkbare percentuele dalingen zien we in andere veiligheidshuizen. Overigens is
niet in alle veiligheidshuizen sprake van een dergelijke daling. Dit wordt ter plekke
doorgaans verklaard uit het feit dat men zich al richtte op complexe casuïstiek. De grote
verschillen in aantallen die we zien maken overigens wel duidelijk dat men in het ene
veiligheidshuis nog wel iets heel anders onder complex verstaat dan in een ander
veiligheidshuis. Vergelijk bijvoorbeeld de 4000 complexe casus in Rotterdam met de 83
complexe
42gevallen die men in Tilburg en omstreken heeft gedefinieerd.
Over het realiseren van de samenwerkingsdoelen, het opstellen én uitvoeren van een
gezamenlijk plan van aanpak, kunnen op basis van dit onderzoek ook geen harde uitspraken
41 Zie de doelstelling van dit onderzoek in hoofdstuk 1.
42 De 83 casus hebben betrekking op een lijst opgesteld door het Team Complexe Casuïstiek (in casu: het veiligheidshuis ‘in enge zin’). Dit laat onverlet dat daarnaast ook een onbekend aantal complexe casus in andere teams in dit zorg- en veiligheidshuis ‘in brede zin’ wordt behandeld. Hier zijn beide getallen genoemd om de grote verschillen in definiëring/benoemen van complexe casuïstiek te illustreren.
“De burgemeester van X wil gewoon weten hoe het met Ahmed gaat die hij elke dag
voor het gemeentehuis ziet, terwijl gemeente Y statistieken wil”
worden gedaan. Op basis van de interviews kunnen we wel twee grote lijnen aangeven. De
eerste is dat het realiseren van deze doelen door alle veiligheidshuizen (die wij onderzocht
hebben) wordt beschouwd als hun core business en dat dientengevolge de meeste
inspanningen erop gericht zijn om dit proces zo soepel mogelijk te laten verlopen. Dus aan
de ‘inspanningskant’ is er geen twijfel dat veiligheidshuizen hier vol op inzetten. De tweede
lijn in de waarneming betreft de concrete uitvoering. Op dat vlak zijn incidenteel en
structureel uiteenlopende uitdagingen aan de orde, die voortvloeien uit de samenwerking
tussen organisaties. Aangezien over deze thematiek hiervoor en ook elders (Van Delden
2009, Nelissen 2010, Rovers 2011) al uitvoerig is geschreven, en de knelpunten op dit vlak
hierna nog worden behandeld, zullen we er hier niet verder op ingaan. Het door
buitenstaanders soms geuite vooroordeel dat in veiligheidshuizen vooral veel wordt gepraat,
maar dat het tot weinig concrete actie leidt, kunnen wij op grond van de waarnemingen in
dit onderzoek niet bevestigen: ondanks de verschillen tussen veiligheidshuizen, zien we
overal een sterke focus op het realiseren van een afgestemde aanpak en het monitoren van
de concrete uitvoering.
We zagen bij de breedtescan dat de ketenmanagers door de bank genomen het idee hebben
dat ze hun doelen tenminste deels of zelfs in zijn geheel kunnen realiseren. De oordelen van
de andere geïnterviewden over de doelrealisering betreffen vooral specifieke processen.
Men is bijvoorbeeld enthousiast over de monitoringfunctie van het veiligheidshuis (het
monitoren van casuïstiek die wordt behandeld), of men is tevreden over het proces van het
aanmelden van casus, of de snelheid waarmee een casus kan worden opgepakt in het
veiligheidshuis. Dit zijn enkele willekeurige voorbeelden uit een lijst die veel langer kan
worden gemaakt. Aangezien deze oordelen sterk raken aan de meerwaarde die de
betrokkenen aan het veiligheidshuis toekennen, zullen we hier later op terugkomen.
Gesignaleerde knelpunten
In het onderzoek is aan respondenten ook gevraagd welke knelpunten zij waarnemen in het
huidige functioneren van de veiligheidshuizen. Dit heeft een zeer bont palet aan
waarnemingen opgeleverd, waarvan we de belangrijkste hieronder samenvattend zullen
weergeven. Het gaat om knelpunten die de lokale context ontstijgen en meermalen
genoemd zijn. We hebben ze geordend naar de thema’s in het landelijk kader. Diverse van
deze knelpunten komen elders in deze rapportage uitvoeriger aan de orde, daarom wordt
volstaan met een korte opsomming.
O
P HET VLAK VAN:
POSITIONERING VAN HET VEILIGHEIDSHUIS- De bestuurlijke positionering van het veiligheidshuis tussen het eenheidsniveau van
de justitiepartijen en het lokale niveau van gemeenten is onduidelijk (dit is overigens
ook als een kans geformuleerd: de potentie om deze twee niveaus -sociaal domein
en justitie- te verbinden).
- Op uitvoerend niveau is het veiligheidshuis niet goed aangesloten op relevante
gremia in de omgeving, zoals ZSM, Veilig Thuis en sociaal domein.
O
P HET VLAK VAN:
FUNCTIE EN DOELSTELLING- Het veiligheidshuis in het algemeen, en de nieuwe werkwijze in het bijzonder, zijn
vaak onbekend in de omgeving. De focus op complexe casuïstiek maakt het
veiligheidshuis ook onzichtbaarder voor de omgeving, omdat minder professionals
ermee te maken krijgen. Deze onbekendheid en onzichtbaarheid belemmeren een
goed functioneren.
O
P HET VLAK VAN:
FOCUS EN SCOPE- De raison d’etre van een aantal veiligheidshuizen wordt bedreigd doordat
onvoldoende casuïstiek wordt aangemeld.
- Door de focus op complexe casuïstiek is hier en daar een ‘gat’ ontstaan in de aanpak
van casuïstiek die er ‘net onder’ zit. Gemeenten pakken die casuïstiek (nog) niet altijd
op.
O
P HET VLAK VAN:
ORGANISATIE EN SAMENWERKING- De bestuurlijke betrokkenheid (participatie) van een deel van de gemeenten is nog
gering. Kleinere gemeenten missen kennis en voorzieningen om eventuele casuïstiek
zelf op te pakken.
- De verbinding tussen ‘openbare orde en veiligheid’ en ‘sociaal domein’ binnen
gemeenten is vaak nog niet goed.
- Door alle reorganisaties en transities zijn netwerken verloren gegaan, deze moeten
opnieuw worden opgebouwd.
- Justitiepartijen hebben een terugtrekkende beweging gemaakt in de
veiligheidshuizen (OM-er: ‘vroeger was ik gastheer, nu ben ik de gast’).
- In de uitvoering van casusoverleggen doen zich uiteenlopende incidentele en
structurele knelpunten voor, zoals casusregie die niet goed wordt opgepakt,
afspraken die niet worden nagekomen, mandaat dat ontbreekt, medewerkers in
moederorganisaties die niet willen meewerken en capaciteitsproblemen (ook als
gevolg van reorganisaties).
- Privacy-issues zijn op papier vaak wel goed geregeld, maar vormen in de praktijk van
het casusoverleg nog vaak een knelpunt. Het gaat om uiteenlopende kwesties.
O
P HET VLAK VAN:
RANDVOORWAARDEN EN OVERIGE KWESTIES- Enkele kleinere veiligheidshuizen melden problemen op het vlak van financiële
middelen, hun basisbudgetten zijn te laag om alle functies (goed) te kunnen
vervullen.
- Wachttijden in de zorg, en meer in het bijzonder de beschikbaarheid van hoog
beveiligde BOPZ-bedden, vormen een knelpunt in de aanpak van personen met
ernstige psychiatrische problemen. Gemeenten zijn deze groep soms liever kwijt dan
rijk (en proberen personen soms over de gemeentegrenzen te ‘duwen’ om van het
probleem af te zijn).
In document
Landelijk kader voor de veiligheidshuizen
(pagina 57-60)