• No results found

Complexe casuïstiek en nieuwe taken

2. Stand van zaken in de veiligheidshuizen op basis van de breedtescan

2.4 Complexe casuïstiek en nieuwe taken

Definitie complexe casuïstiek

We zijn nagegaan in hoeverre veiligheidshuizen in hun documenten melding maken van de

landelijke definitie van complexe casuïstiek (zie paragraaf 1.1) of dat ze mogelijk een eigen,

afwijkende definitie hanteren. 18 van de 31 veiligheidshuizen nemen de landelijke definitie

letterlijk over in hun documenten of verwijzen ernaar. Bij acht veiligheidshuizen kwamen we

geen nadere definiëring van complexe casuïstiek tegen in de aangeleverde stukken. Bij vijf

31 Onder de gemeentelijke bijdragen wordt hier NIET verstaan de rijksbijdrage die via het gemeentefonds wordt verstrekt. Deze is apart als rijksbijdrage becijferd. Het gaat hier dus om eigen bijdragen van de gemeenten.

veiligheidshuizen was sprake van een afwijkende definitie in de stukken. Hierbij ging het

bijvoorbeeld om nadere specificatie van de criteria, het differentiëren van het concept

complex naar context (bijvoorbeeld in een kleinere gemeente kan casuïstiek sneller als

complex worden gelabeld). En complex wordt, conform het landelijk kader, ook gedefinieerd

als casuïstiek waar men lokaal geen oplossing voor heeft.

De ketenmanagers is gevraagd of er in hun veiligheidshuis belangrijke verschillen van

opvatting bestaan over welke complexe casuïstiek in het veiligheidshuis behandeld dient te

worden. (17 van de 31 ketenmanagers geven aan dat hiervan niet of nauwelijks sprake is. 13

ketenmanagers geven aan dat dit bij hun veiligheidshuis in enigerlei mate speelt. Slechts één

ketenmanager geeft aan dat hierover belangrijke verschillen van mening bestaan tussen de

betrokkenen. In het algemeen kunnen we vaststellen dat voor de meeste veiligheidshuizen

wel helder is wat complexe casuïstiek is, maar dat bij de toepassing in concrete gevallen wel

verschillen van inzicht kunnen optreden.

Aanleveren van complexe casuïstiek

De ketenmanagers hebben een inschatting gemaakt van het deel van de complexe casuïstiek

in hun werkgebied dat daadwerkelijk in het veiligheidshuis wordt aangedragen en

besproken. Hiermee krijgen we een indruk van de mate waarin andere partijen het

veiligheidshuis weten te vinden voor het afhandelen van complexe casuïstiek. Uiteraard

betreft het hier een ruwe schatting. Het bleek een lastige opgave, want 10 van 31

ketenmanagers hebben aangegeven deze inschatting niet (goed) te kunnen maken. Van de

21 ketenmanagers die wel een schatting hebben gemaakt, varieert het percentage complexe

casuïstiek dat volgens hen het veiligheidshuis bereikt tussen 9 en 99%. Gemiddeld wordt

verondersteld dat iets meer dan 60% van de casuïstiek die in het veiligheidshuis thuishoort,

ook daadwerkelijk wordt aangemeld en besproken.

Er worden uiteenlopende redenen genoemd waarom een belangrijk deel van de complexe

casuïstiek (naar ruwe schatting circa 40%) het veiligheidshuis niet bereikt. Meest genoemde

redenen zijn (n=31):

 Onbekendheid met het veiligheidshuis (19x genoemd)

 ‘Opschalingsverlegenheid’ / te lang vasthouden (11x genoemd)

 Onderschatting van de ernst van de problematiek (4x genoemd)

 Er worden lokale oplossingen gevonden (3x genoemd)

 De gemeente bepaalt het zo (3x genoemd)

Twee op de drie ketenmanagers (19 van de 31) geeft dus aan dat zij denken dat door

onbekendheid met het veiligheidshuis bepaalde complexe casuïstiek ten onrechte niet het

veiligheidshuis bereikt.

27 van de 31 veiligheidshuizen registreren welke partijen de casuïstiek aanleveren die wél in

het veiligheidshuis wordt besproken. We hebben de ketenmanagers gevraagd per partij aan

te geven welk deel van de casuïstiek zij aanleveren. Hieronder staan de gemiddelden over

alle veiligheidshuizen:

 Politie (42%)

 Centra jeugd en gezin/gemeenten (19%)

 Veilig Thuis (7%)

 Openbaar Ministerie (6%)

 Overige partijen (26%), dit betreft een groot aantal partijen, elk minder dan 5%

32

We moeten hierbij opmerken dat de verschillen tussen individuele veiligheidshuizen hier

groot zijn: zo krijgt één veiligheidshuis bijvoorbeeld 85% van de casuïstiek via gemeenten

aangereikt, enkele andere veiligheidshuizen krijgen via dit kanaal helemaal geen casuïstiek

aangereikt. Een complicatie is verder dat veel veiligheidshuizen werken met een Top-X-

aanpak, waarbij de instroom niet plaatsvindt via individuele organisaties, maar via een lijst

op grond van vastgestelde criteria. Het is niet duidelijk hoe ketenmanagers hiermee zijn

omgegaan (de meeste van deze lijsten komen van de politie). Een voorbeeld van een

veiligheidshuis waar alle aanmeldingen bij het veiligheidshuis via een ‘overige partij’

binnenkomen, is Rotterdam-Rijnmond, waar de instroom volledig via ZSM loopt.

Bij 18 van de 31 veiligheidshuizen leveren alle gemeenten (in beginsel) casuïstiek aan, bij 11

is dit niet het geval, maar levert nog wel de meerderheid van de gemeenten casuïstiek aan

voor het veiligheidshuis. Slechts bij drie veiligheidshuizen levert minder dan de helft van de

deelnemende gemeenten casuïstiek aan. In het algemeen kan dus worden gesteld dat het

overgrote deel van de deelnemende gemeenten ook op deze wijze feitelijk participeert in

het veiligheidshuis.

Nieuwe taken

Eén van de onderzoeksvragen luidt of de veiligheidshuizen na de invoering van het landelijk

kader in 2013 nog nieuwe taken erbij hebben gekregen. Dit is relevant met het oog op het

beoordelen van het functioneren van het landelijk kader. Tweederde van de ketenmanagers

(20 van de 31) geeft aan dat dit inderdaad het geval is. Het gaat volgens hen onder meer om

de volgende taken:

 Aanpak jihadisme (19x genoemd)

 Aanpak verwarde personen (10x genoemd)

Deze twee antwoordmogelijkheden waren door ons gegeven. Daarnaast hebben

ketenmanagers nog andersoortige nieuwe taken benoemd, vooral nieuwe soorten casuïstiek

zoals overlastgevers, Top-X, nazorg, jeugdgroepen ISD en dergelijke. Het gaat om taken die

voor het betreffende veiligheidshuis nieuw zijn. Daarnaast is het faciliteren van de

jeugdbeschermingstafel enkele keren genoemd. In enkele gevallen zijn ook nieuwe of andere

werkwijzen genoemd als nieuwe taken.

32 Dit is op basis van het landelijk gemiddelde. In individuele veiligheidshuizen kunnen deze organisaties wel meer dan 5% van de casuïstiek aanleveren.

Op grond van alleen de breedtescan kan niet worden vastgesteld of sprake is van een

uitbreiding van taken of van een nieuwe invulling van bestaande taken. Ons referentiepunt is

het landelijk kader. De aanpak van jihadisten, om een voorbeeld te noemen, kan passen

binnen de focus op complexe problematiek. In dat geval is weliswaar sprake van een nieuwe

doelgroep, maar niet van een uitbreiding van taken. Het is echter ook mogelijk dat

veiligheidshuizen hun aanmeldcriteria moeten loslaten om met deze groep aan de slag te

kunnen. In dat geval is wel sprake van een uitbreiding van taken ten opzichte van wat is

vastgesteld in het landelijk kader.