• No results found

door

Dr. W. M. F. MANSVELT.

De herordeningsplannen van het Departement van Onderwijs/

die reeds heel wat stof hebben doen opwaaien, maar waarvan de buitenwereld tot nu toe slechts een en ander bekend was door of-ficieele mededeelingen aan de pers, zijn thans door de Regeering gepubliceerd als „denkbeelden", „zij het ook in voorloopigen vorm".

De Regeering spreekt niet van Hare denkbeelden maar van denkbeelden bij Haar in overweging. Zij heeft zich met deze denk-beelden dus nog niet accoord verklaard en maakt de ontvangen plannen publiek „mede in het belang van een openbare bespreking ervan door belanghebbenden". x)

De Regeering wenscht dus blijkbaar, alvorens met voorstellen voor den dag te komen, debat uit te lokken over de in de Herorde-ningsnota uitgesproken gedachten en annonceert, om dit debat zoo vrij mogelijk'te maken, deze bij Haar ingediende plannen daar-om als ontvangen „denkbeelden", voor wier strekking en inhoud Zij niet aansprakelijk gesteld wil worden. 2)

De Herordeningsnota is daarmede dus op één lijn gesteld met b.v. het rapport der Hollandsch Inlandsen Onderwijs Commissie, dat eveneens „denkbeelden" bevat, tegenover welke de Regeering volkomen vrij staat en waarover ieder zich vrijlijk kan uiten, zonder dat dit ook maar in het minst aangemerkt wordt als critiek op de Regeering.

Om aan het door den geleidebrief te kennen gegeven verlangen der Regeering naar vermogen te voldoen en het mijne bij te dragen

2) AHeVaJtse'n waar in de Herordeningsnota bij wijze van anticipatie

„de Regeering" staat, moeten in verband daarmede dus gelezen worden als „de Nota" of „de Herordening."

om de discussies over een zoo gewichtige nationale zaak als het onderwijs zoo duidelijk mogelijk te doen zijn, leek mij een open-bare bespreking van de herordening in dit tijdschrift de aangewe-zen weg.

Wanneer men het herordeningsplan voor de eerste maal leest, maakt het door zijn eenvoud en den vlotten vorm den indruk van logisch. Nu is, als grondslag van wetgeving, een logische en een-voudige opzet stellig een aanbeveling en men is na eerste lezing dan ook onwillekeurig geneigd aan dit plan zijn sympathie te ver-leenen.

Een onderwijsstelsel moet echter niet alleen logisch, maar ook -sociologisch zijn. Bekijkt men de herordening uit dat oogpunt, dan voelt men zich reeds minder bevredigd. Herleest men, met een kritisch potlood gewapend, het plan voor de tweede en derde maal, dan wordt het stuk geleidelijk overdekt met vraagteekens en blijkt het logische voorkomen slechts de gladde oppervlakte van een in-houd, die in tal van opzichten gebreken en leemten vertoont.

De Herordeningsnota roert zoovele onderwerpen aan, die stuk ' voor stuk tot uitvoerige discussies aanleiding kunnen gegeven, dat ik mij noodwendig beperken moet tot de meest karakteristieke punten.

Wat is de aanleiding tot de herordening?

Blijkens den aanhef der herordening hebben „een aantal bran-dende vraagstukken" aanleiding gegeven het vigeerende onderwijs-stelsel in beschouwing te nemen. Afgaande op de opschriften der eerste beide paragrafen zou men kunnen meenen, dat er slechts twee brandende vraagstukken zijn, n.l. de overdracht van een deel van het lager onderwijs aan de locale ressorten en het onderwijs aan de Chineesche bevolking. Uit den inhoud van paragraaf 1 blijkt evenwel, dat niet zoo zeer de onderwijsoverdracht den voornaamsten grond vormt voor een zoo ingrijpende herordening als wel de over-tuiging, dat de onderwijs-wetgeving niet meer overeenstemt met

„de sociale werkelijkheid" (pag. 2); dat de grenzen van het arbeids-veld der onderscheiden schooltypen vervaagd zijn en dat dien-tengevolge „herorienteering van de doelstelling der verschillende schooltypen" onvermijdelijk werd (pag. 2), uit welke opmerkingen

afgeleid moet worden, dat op grond van sociologische overwegingen een herziening van het onderwijsstelsel „onafwijsbaar" werd.

Deze verschillende motiveering doet de vraag rijzen, of de meest karakteristieke trek der herordening, de verdeeling der lagere scholen in onder- en bovenbouwen, nu verband houdt met de over-dracht en een oplossing inzake de daaromtrent gerezen meenings-verschillen bedoelt te zijn, dan wel of deze techniek uitsluitend of in hoofdzaak ingegeven is door onderwijskundige en sociaal-economische overwegingen.

Deze vraag blijft onbeantwoord.

Een soortgelijke incongruentie tusschen inhoud en opschrift vindt men ook in paragraaf 2. In de eerste zinsnede wordt gezegd: „De

„voorbereiding van de onderwij soverdracht en de herziening van de

„onderwijs-wetgeving dwingt ook de grondslagen van het onderwijs

„aan de Chineezen in nadere beschouwing te nemen", i ) . Daar tegen-over zegt het slot van deze paragraaf, dat de reorganisatie van het onderwijs aan de Chineezen niet alleen geschiedt in verband met de herziening van de wetgeving „maar vooral ook met het oog op de vitale belangen van deze categorie van onderdanen. 2)

Tot deze vitale belangen der Chineezen schijnen ook te behooren

„financieele en personeele redenen", die der Regeering beletten de H. C. S. tot volksschool te maken (pag. 3).

Een aandachtig lezer moet hier wel tusschen de regels door lezen, dat de overwogen gelijkstelling der Chineezen, waardoor deze be-volkingsgroep ten aanzien van hare aanspraken op onderwijs van gelijke° conditie zou worden als de Europeanen, een woordje mee-gesproken heeft bij het vinden van de aangeboden oplossing. Uit het verdere deel der herordening (pag. 6) blijkt in ieder geval, dat de reorganisatie van het Hollandsch-Chineesch onderwijs niet, gelijk de eerste zinsnede van paragraaf 2 zegt, een uitvloeisel van de overdracht en van de algemeene herziening van de onderwijs-wetgeving is, maar omgekeerd, dat het Chineesche vraagstuk een primaire, althans de meest urgente aangelegenheid was en dat de onderwijs-technische oplossing, gevonden voor het Hollandsch-Chineesch onderwijs, zelfs het prototype is geweest van de her-ordening; het schema naar analogie waarvan het Hollandses

1) Wij cursiveeren.

2) Wij cursiveeren.

Inlandsen onderwijsvraagstuk werd opgelost. In § 7 staat daar-omtrent zelfs duidelijk het volgende te lezen: „De billijkheid eischt,

„dat, waar door de boven geschetste reorganisatie aan de belangen

„van de Chineesche onderdanen wordt tegemoetgekomen, op gelijke

„wijze aan die van de inheemsche bevolkingsgroep aandacht wordt

„geschonken", (pag. 9).

Hoe rijmt zich dat met de mededeeling in paragraaf 1 omtrent de vervaging van de grenzen bij het onderwijs aan de Inlanders, welke een herorienteering noodzakelijk maakt?

Welk karakter draagt de herordening?

Onduidelijkheid heerscht er ook ten aanzien van het karakter der herordening. Aan dit onderwerp, waaromtrent toch wel in de allereerste plaats helderheid moest bestaan, wordt zelfs geen afzonderlijke bespreking gewijd. De lezer moet het ware karakter der voorstellen afleiden uit de verschillende over het geheele stuk verspreide uitlatingen.

Boven werd reeds opgemerkt, dat, om te beginnen, niet met zekerheid valt te zeggen of er al dan niet verband bestaat tusschen de techniek der herordening en de overdracht.

Op grond van de mededeelingen in § 1 omtrent de noodwendige herorienteering in de doelstelling en de bestemming der verschillen-de schooltypen schijnt men gerechtigd tot verschillen-de conclusie, dat verschillen-de her-ordening een sociologisch karakter draagt, in dien zin, dat er ernstig gestreefd wordt naar een betere aanpassing van de onderwijs-voorziening aan de veelzijdigheid der maatschappelijke behoefte.

Met een nauwkeuriger differentiatie in doelstelling schijnt ver-eenigbaar het streven, vermeld op pagina 3, om met het oog op de codificatie „vereenvoudinging te brengen in de eenigszins verwar-rende verscheidenheid van de bestaande schooltypen".

Voorts is de herordening gebaseerd op eenige belangrijke paeda-gogische wijzingen in het Westersch lager onderwijs:

1°. De verdeeling van het tot nu toe bij het Westersch lager onderwijs gebruikelijk 7-jarige schooltype in een drie-jarigen bouw en een vier-jarigen bovenbouw. Op den drie-jarigen onder-bouw zal een „afgerond elementair lager onderwijs" worden gegeven.

2°. De „methode directe" wordt prijs gegeven: het

Neder-landsch zal in de eerste drie leerjaren niet meer dienen als voertaal, maar op de onderbouwen B onderwezen worden als leervak

(pag. 7).

3°. De herordening beoogt differentiatie van den bovenbouw in concordantie-onderwijs en aan de behoeften der Indische maat-schappij aangepast eindonderwijs. Alle leerlingen, met uitzondering van die op de E. L. S., zullen voortaan met het oog daarop reeds op hun 9e jaar geselecteerd worden. Tot nu had zulk een selectie alleen plaats op de Schakelscholen.

4°. Splitsing van den bovenbouw in twee pararei loopende op-leidingen van verschillenden aard heeft tevens ten doel om den-genen, die om een of andere reden het concordantie-onderwijs niet kunnen volgen, een bevredigend eind-onderwijs te geven, waar-door de afvallers, voor wie de tegenwoordige toestand zeer onbe-vredigend is, voortaan „tot nuttige leden van de maatschappij kun-nen worden gevormd" (pag. 9).

Voorts wordt er gestreefd naar een betere aansluiting tusschen Westersch lager en Inlandsch onderwijs door aan eiken bovenbouw B een schakelklasse te verbinden ten behoeve van leerlingen uit onderbouw A, die nog geen les in Nederlandsch hebben gehad.

Verder schijnt de herordening ook te berusten op overwegingen van efficiency. Zij schijnt tenminste een zoodanige oplossing te willen geven, dat met dezelfde kosten grooter nut gesticht wordt; dat

de productiekosten per abituriënt zullen dalen (pag. 3); dat in het algemeen het verloopsverschijnsel bestreden en van localiteit en personeel het meeste profijt wordt getrokken, (pag. 9).

Tenslotte wordt ook het quantiteitsprobleem opgelost: „aan veel meer kinderen", dan thans geschiedt, wordt de gelegenheid tot het ontvangen van onderwijs geopend en „meerderen" krijgen bij dit stelsel de kans om het voortgezet onderwijs te bereiken (pag. 9 en 14).

Men heeft dus te doen met een zeer veelzijdig plan.

Vreemd is het dan ook na dit alles op pagina 10 te lezen: „De

„herordening van het lager onderwijs is derhalve niets anders dan

„een systematiseering en tevens verbetering van het bestaande on-derwijs ". x)

De Herordeningsnota laat zich hier bepaald te bescheiden uit.

1) Wij cursiveeren,

De grondslagen der herordening.

De grondslagen der herordening worden in de Herordeningsnota afgeleid van en gedemonstreerd aan de reorganisatie van het Hol-landsen Chineesch onderwijs. De betrokken passage wordt hier in

?ijn geheel overgenomen:

„De Regeering i) denkt zich deze reorganisatie als volgt:

,,De H. C. S. wordt geleidelijk omgezet in een schooltype, dat

„bestaat uit een drie-jarigen onderbouw en — afgezien van

„een schakelklasse, waarover zoo aanstonds meer — een

„bovenbouw, die t w e e afdeelïngen omvat, waarvan één

be-„stemd is voor een op de practijk gericht eindonderwijs (A)

„en één het tot voorbereiding voor het voortgezet onderwijs

„geëigend concordantieonderwijs geeft (B). De drie-jarige

„onderbouw geeft met de in het betrokken milieu gangbare

„inheemsche taal als v o e r t a a l een afgerond elementair

„onderwijs. H e t N e d e r l a n d s e n i s e r e c h t e r l e e r

-„v a k, t.w. b.v. 6 uur in de eerste klasse, 8 uur in de tweede

„klasse, 10 uur in de derde klasse, in welke laatste dan b.v.

„nog 12 uur onderwijs met Nederlandsch als voertaal kan

„worden gegeven.

„Sommige ouders zullen dit drie-jarige afgerond elementair

„lager onderwijs al voldoende vinden, anderen willen echter

„meer. Deze vinden daartoe gelegenheid hetzij in afdeeling

„A van den bovenbouw, die eindonderwijs geeft, hetzij in

af-„deeling B, die op de Mulo is gericht.

„In afdeeling B wordt het onderwijs met het Nederlandsch

„als v o e r t a a l gegeven. Het niveau wordt bepaald door

„de eischen, die het Mulo stelt.

„Deze afdeeling (B) is dus vierjarig.

„Afdeeling A van den bovenbouw geeft, zooals gezegd, op

„de practijk gericht eindonderwijs. Het Nederlandsch blijft

„er leervak. Daaraan worden echter dezelfde eischen gesteld

„als de andere vakken (rekenen enz.). Het ligt in de bedoeling

„in het leerplan van de vierjarige afdeeling A van den boven-b o u w mede eenvoudige handelskennis, eenvoudig boven-

boekhou-„den en derg. op te nemen.

1) Lees: de Herordeningsnota.

„Het onderwijs loopt er gedurende de eerste twee leerjaren

„(dus den onderbouw medegeteld, in de klassen 4A en 5A)

„zooveel mogelijk parallel met dat van de klassen 4B en 5B,

„zoodat degenen, voor wie de studie aan afdeeling B van den

„bovenbouw te zwaar blijkt of die bij nader inzien het vol-ggen van het eindonderwijs prefereeren, zonder veel bezwaar

„naar afdeeling A kunnen overgaan.

„De leerlingen van afdeeling A worden dus gevormd door

„hen, die voor het onderwijs aan afdeeling B niet den

noodi-„gen aanleg toonen te bezitten en door hen, wier ouders voor

„hunne kinderen eindonderwijs wenschen.

„Hoewel de afdeeling A van den bovenbouw (waar

Neder-„landsch als leervak wordt onderwezen) in principe vier

klas-„sen telt, moet het niet uitgesloten worden geacht, dat de

„practijk zal uitwijzen, dat een zóóver gaande onderwijsbe-hoefte alleen in de grootere centra zal worden aangetroffen.

„De verloopscijfers bij de H. C. S. wijzen daarop. Daarom zal

„het leerplan rekening dienen te houden met de mogelijkheid,

„dat op verschillende plaatsen een twee- of driejarige afdeeling

„A van den bovenbouw voldoende zal zijn. Immers, het ligt

„in de bedoeling het onderwijs zooveel mogelijk aan de be-hoeften van het plaatselijk milieu aan te passen.

„Ten einde van de gebouwen en leerkrachten zooveel mo-gelijk profijt te trekken en tevens zooveel momo-gelijk kinderen

„in de gelegenheid te stellen van het onderwijs te profiteeren,

„zal het noodig zijn geleidelijk bij iederen (dubbelen) boven-b o u w (A en B) t w e e onderboven-bouwen op te richten. De

prac-„tijk kan dan na eenige jaren uitwijzen of de verhouding van

„twee onderbouwen tot een (dubbelen) bovenbouw (A en B)

„de juiste blijkt. De mogelijkheid lijkt n.l. niet geheel uitge-floten, dat een verhouding van 3 onderbouwen tegenover één

„dubbelen bovenbouw verantwoord zal blijken, n.l. in het

ge-„val, dat meerdere ouders met het afgerond elementair lager

„onderwijs van den driejarigen onderbouw wenschen te vol-s t a a n .

„Boven was reeds sprake van de aan iedere afdeeling B

„van den bovenbouw als „voorklasse" te verbinden s c h a -k e l -k l a s s e , waarin het Nederlandsch v o e r t a a l is en

„dezelfde dosis Nederlandsch in één jaar wordt gegeven als

„in den driejarigen onderbouw. De bedoeling van deze scha-kelklasse is om begaafde Chineesche leerlingen, die op het

„platteland drie jaar „Inlandsen onderwijs" hebben genoten

„in de gelegenheid te stellen om afdeeling B van den

boven-„bouw af te loopen. Tevens is zij bestemd voor die leerlingen

„van den onderbouw, die nog niet volledig geschikt worden

„geacht om het onderwijs op afdeeling B met vrucht te volgen.

„Voor deze laatsten is de schakelklasse dus een soort

herha-„lingsklasse.

„Men krijgt dus het volgende schema: i)

De herordening beoordeeld uit een oogpunt van systematiek.

Daar de steller der Nota den nadruk gelegd wenscht te zien op de beteekenis van de herordening als „systematiek", zal het aan-geboden plan eerst uit dit punt onder de loupe genomen worden.

Het op pag. 8 gegeven en hier als figuur 1 overgenomen schema is een vermenging van grafische voorstelling van paedagogische systematiek en van quantitatieve verhoudingen.

1) In de Herordeningsnota staat de figuur om niet toegelichte reden het onderstboven afgeteekend.

Bij een zorgvuldige analyse van het herordeningsplan blijkt de ontwerper drie dingen te willen:

Ten eerste: Paedagogische hervorming van de H. C. S., bestaan-de in bestaan-de hiervoor op pag. 6 genoembestaan-de vier grondbeginselen. Wil men dit nieuwe paedagogische systeem in teekening brengen, dan krijgt men, bij terzijdelating van de verdubbeling van den onder-bouw (het quantitatieve element), een beeld zooals hier weer-gegeven is in figuur no. 2.

feervaA

Cfacferveian

#»'

Ten tweede: De herordening wenscht aan degenen, die drie jaar Inlandsen onderwijs hebben genoten, de gelegenheid te openen om, bij gebleken geschiktheid, profijt te trekken van het in bovenbouw B gegeven onderwijs. Te hunnen behoeve wordt, gelijk boven reeds medegedeeld, een schakelklas in het leven geroepen, die tevens zal dienen als herhalingsklasse voor degenen, die onderbouw B hebben bezocht, doch nog niet rijp geacht worden voor toelating tot boven-bouw B.

Het plan legt niet duidelijk uit, wat er met de leerlingen afkom-stig van het Inlandsch onderwijs na het doorloopen van de schakel-klasse gebeurt. Hebben zij, bij toelating tot bovenbouw B de pre-ferentie boven leerlingen van onderbouw B, omdat zij reeds ge-selecteerd zijn en bovendien reeds een jaar les gehad hebben met Nederlandsch als voertaal? Of staan zij op gelijken voet met de

Kol. S t u d i ë n .

leerlingen van onderbouw B en worden dus alle leerlingen ponds-gewijze verdeeld over bovenbouw B en A. Een derde mogelijkheid is ook, dat zij minder rechten hebben en dat zij bij plaatsgebrek weer teruggewezen worden naar het Inlandsch onderwijs, i)

Uit het feit, dat de schakelklasse volgens het herordeningsplan in een jaar aan de leerlingen eenzelfde „dosis" Nederlandsch geeft als in den onderbouw B in drie jaar wordt gegeven, en mede omdat de leerlingen van het Inlandsch onderwijs en van onderbouw B in één klas vereenigd, dus practisch samengesmolten worden, mag men veronderstellen, dat de leerlingen, afkomstig van het Inlandsch on-derwijs, wanneer zij eenmaal zijn toegelaten tot de schakelklasse, dezelfde rechten zullen hebben als die, afkomstig van den onder-bouw B. Hiervan is tenminste in het navolgende uitgegaan. 2)

Combineert men nu het hier ontwikkelde principe met dat, boven vermeld in punt 1, dan levert het paedagogisch systeem, dat de Her-ordeningsnota bedoelt, grafisch voorgesteld het volgende beeld op.

~&Ql>eRVQitlo

Bovenbouw Al en de schakelklasse zijn in dit systeem nieuwe in-1) De hoogste twee klassen der standaardschool blijven in het herorde-ningsplan voortbestaan als bovenbouw A zonder Nederlandsch. Ter onder-scheiding van den bovenbouw A, die een pendant zal vormen van boven-bouw B en waar Nederlandsch als leervak onderwezen zal worden wordt

in dit artikel voortaan gesproken van Al en A2. ' Al = bovenbouw met Nederlandsch; A2 = bovenbouw zonder Nederlandsch

2) Ik kom op deze zaak echter nader terug, omdat elk der drie onder-scheiden gevallen de quantiteit van den bovenbouw en het sociaal effect

van de herordening in verschillende mate beïnvloedt.

stituten; de andere zijn gewijzigde vormen van bestaande instel-lingen.

Ten derde: Bovendien wil de steller der Nota nog een ander element introduceeren, niet van functioneelen, maar van quantita-tieven aard. Hij wil onderbouw B verdubbelen en in de toekomst mogelijk zelfs verdrievoudigen, waardoor men dus een verhouding van bovenbouw B tot onderbouw B zou krijgen als van 1 : 2 of van 1 : 3. Deze maatregel steunt op de overtuiging, dat vele Chi-neesche leerlingen reeds thans met drie jaar onderwijs volstaan en dat in de toekomst vermoedelijk „meerdere ouders met het af-gerond elementair lager onderwijs van den driejarigen onderbouw

„wenschen te volstaan" (pag. 8).

Aan welke feiten deze overtuiging ontleend is, wordt niet mede-gedeeld. Tot nu toe is het eenige gegeven daaromtrent te vinden in publicatie no. 2 van de H. I. O. C. De verloop-cijfers op de H. C. S. geven het volgende beeld: i)

Klasse: ' I II III IV V VI VII 100 99,6 93,4 80,3 56,5 50,3 36,9

Vermindering van het aantal leerlingen aangetroffen in de eerste klasse tot op de helft of een derde, welk verloop den auteur van de herordening blijkbaar voor oogen staat, heeft zich tot nu toe pas ver-toond in de Vie en Vlle klasse. Voor klasse IV, dus de eerste klasse van den bovenbouw melden zich nog 80 van de 100 leerlingen der eerste klasse aan. Waarom dit proces in de toekomst anders zou verloopen dan tot nu toe is niet duidelijk.

Ook valt niet goed in te zien, hoe het verloopsverschijnsel door de voorgestelde maatregelen wordt „bestreden". Het verloop, zou men zeggen, wordt integendeel gesanctionneerd, zelfs ingelascht als een vast element in het Indisch onderwijsstelsel, ja, meer dan dat, door de plaatsruimte in bovenbouw B tegenover onderbouw B te stellen op 1 : 2 zal de onderwijsleiding zelfs gedwongen zijn om over te gaan tot een kunstmatige bevordering van het leer-lingenverloop in de klassen III tot V en bij een verhouding van

1 : 3 tot een forceering van het verloop over de heele linie. Men beschouwe de voorstelling van fig. 4, waar men duidelijk ziet, hoe

1 : 3 tot een forceering van het verloop over de heele linie. Men beschouwe de voorstelling van fig. 4, waar men duidelijk ziet, hoe