• No results found

Niet alleen werden er in deze periode wijken gerenoveerd, maar ook nieuwe wijken gebouwd. De verwachting begin jaren zeventig was dat er in 1980 in Zuid- Kennemerland een woningnood zou zijn van 17 duizend huizen, tenzij er op korte termijn heel veel kon worden bijgebouwd. Een dergelijke grote woningbouw was in Haarlem wegens ruimtegebruik geen mogelijkheid, dus moesten veel woningzoekenden uitwijken naar overloopgebieden in het noorden. Vooral naar nieuwe woningen in de regio Alkmaar waar naar verwachting voldoende huizen zouden zijn. Dat was natuurlijk niet ideaal en in Haarlem ging de gemeente op zoek naar de laatste mogelijke plaatsen voor nieuwe wijken. Voor grote nieuwe uitbreidingen was nauwelijks nog plaats, omdat Haarlem volledig werd omringd door of al reeds bebouwd gebied, of gebieden waar bebouwing ongewenst was. In het westen wilden de betrokken gemeentes en de provincie een buffer behouden met Amsterdam, dat na de oorlog al ver naar het westen was opgerukt en in het zuiden rond Vijfhuizen wilde men niet het Groene Hart volbouwen. Wel vond de gemeente nog een paar kleine gebieden waar een nieuwe wijk kon worden gebouwd: Tubergen, midden in al bebouwd gebied van de stad tussen de Leidsevaart ongeveer ter hoogte van de Leidsebuurt en de negentiend-eeuwse villawijk Koninginnebuurt waar tot 1977 een bollenkweker het tussen de opgerukte stad had volgehouden en de Zuiderpolder aan de oostrand van de stad ten zuiden van de spoorlijn naar Amsterdam.53

De mogelijkheid van woningbouw in de Zuiderpolder werd al lange tijd besproken, maar het duurde tot ver in de jaren zeventig voordat de plannen serieus begonnen te worden. Tussen 1956 en 1961 was tussen de vooroorlogse wijken en de Zuiderpolder al Parkwijk gebouwd, een niet al te grote wijk van goedkope flats omringd door ruime straten en grasveldjes die net als Schalkwijk bedoeld was om de

grote woningnood op te vangen. Eind jaren zestig en begin jaren zeventig was bijna alle grond in Schalkwijk reeds bebouwd of was bebouwing gepland en werd woningbouw in de Zuiderpolder steeds vaker als een mogelijkheid genoemd. In 1971 begon de gemeente ideeën te ontwikkelen voor een mogelijke uitbreiding van Parkwijk in de Zuiderpolder en in 1973 schreef de stadsarchitect een artikel over de mogelijkheden van woningbouw in de polder. De Zuiderpolder zou een wijk moeten worden waarin de bewoners zowel zouden kunnen wonen als werken. Door de ligging aan het nieuwe geplande treinstation Haarlem-Oost zouden auto’s ook grotendeels overbodig worden. Samen met directeur stadsontwikkeling Beekmans, die ook het gemeentelijke renovatieplan voor het Rozenprieel had ontwikkeld, voorzag de stadsarchitect een wijk met experimentele architectuur en met onder meer ruimte voor zelfbouw. Enkele jaren later vond de stadsarchitect ook dat er in de polder een goede kans was om experimentele bebouwing naar Haarlem te krijgen. Aan twintig architecten zou worden gevraagd om een experimentele woning te ontwerpen, waardoor de wijk ook als een terrein voor het tentoonstellen van architectuur kon gelden.54

De gemeente was zich er goed van bewust dat er na de bebouwing van de Zuiderpolder geen onbebouwd gebied meer over zou zijn in Haarlem. Als gevolg daarvan waren de wensen voor de Zuiderpolder hoog, er was immers geen andere ruimte om deze wensen te realiseren. Er moesten zowel woningen worden gebouwd voor alleenstaanden, als voldoende kantoorruimte worden gevonden en er moesten ook veel goedkope woningen worden gebouwd zodat er in de oude wijken kon worden opgeschoten met de stadsvernieuwing. Na stadsvernieuwing waren er in een wijk vaak minder woningen, of werden goedkope woningen vervangen door duurdere. Zonder vervangende woonruimte konden de oude bewoners uit deze wijken niet weg en kon er dus niet begonnen worden met de stadsvernieuwing.

Bebouwing van de Zuiderpolder was niet onomstreden, omdat het het laatste stukje natuur was binnen de gemeente Haarlem. Ook de provincie Noord-Holland was geen voorstander van bebouwing en vond het overloopbeleid naar de regio Alkmaar een prima oplossing voor de Haarlemse woningnood. Ondanks de mogelijke voordelen van alternatieve woonruimte vreesden de bewoners van de oude wijken die toe waren aan stadsvernieuwing dat door het bouwen van een nieuwe wijk de aandacht voor de problemen in hun wijken zou verzwakken.

De projectgroep Zuidpolder bleef doorwerken aan de plannen voor de nieuwe wijk en bleef inspraakavonden organiseren maar in de loop van de tijd nam de interesse in de Zuiderpolder af. In de stadsvernieuwing in de oude delen van de stad was weer wat meer vaart gekomen, waardoor een belangrijk gedeelte van het verzet werd weggenomen. Er was nog steeds verzet tegen het bebouwen van de polder door voorstanders van meer natuur, maar zij waren met te weinig om echt invloed te hebben. De afdeling Milieubeheer van de gemeente bleef tegen de bebouwing en achter de schermen was er enige strijd over de toekomst van de Zuiderpolder met de ambtenaren die over de volkshuisvesting gingen. Dit kon de behandeling van het plan in de raadscommissie niet voorkomen. Tijdens de verkiezingscampagne hadden enkele grote partijen, waaronder het CDA en de PvdA, juist gepleit vóór een grote uitbreiding van de Haarlemse woningbouw en tegen het overloopbeleid. Door de gemeenteraad werd het plan dan ook positief ontvangen, waarbij door CDA en VVD zelfs werd gesproken over een groter aantal woningen (tot 1500) ten koste van het over te blijven groen aan de randen van de geplande wijk. De weg was vrij voor de projectgroep om een definitief plan te ontwikkelen.55

Het ontwikkelen van dit plan heeft ongeveer twee jaar geduurd, tot juni 1982, maar het plan werd in deze periode niet op hele grote punten gewijzigd. Het duurde vooral zo lang omdat ingrijpende wijzigingen wel werden besproken. Financieel bleef

het lastig om de plannen voor de wijk rond te krijgen en de verschillende betrokken diensten hadden allemaal hun eigen idee over het aantal te bouwen woningen en kantoren. Door de nieuwe directeur Stadsontwikkeling werd zelfs gesproken over een echt aanzienlijk grotere wijk, met wel 3500 woningen. Maar het oude plan bleek met enkele aanpassingen toch het beste haalbaar. Om de kosten te drukken en extra inkomsten te verkrijgen werden enkele dure onderdelen van het ontwerp geschrapt en enkele extra kantoren gepland in het noorden van de wijk. Er werden nog een paar mogelijkheden gevonden om het aantal woningen met vijftig te vergroten tot 1350, vooral door iets meer etagewoningen in het plan op te nemen. Dat maakte de wijk nog steeds niet kostendekkend, want op de wijk werd een flink tekort verwacht van 10 miljoen gulden. Ook de bouw van station Haarlem Oost, een belangrijke factor voor de plaatsing van kantoren, was zeer onzeker: de spoorwegen vonden een nieuw voorstadstation allesbehalve een prioriteit.56

Maar een plan dat in de hoofdlijnen uit het begin van de jaren zeventig stamde moest nu tien jaar later worden gebouwd en de tijden waren veranderd. Het overloopbeleid dat enkele jaren eerder door de provincie en het Rijk nog als basis werd genomen van het structuurplan voor de regio werd ingehaald door een nieuwe doelstelling van de gemeente Haarlem, met steun van de provincie, om zo veel mogelijk woningen te bouwen in Zuid-Kennemerland. Binnen de gemeentegrenzen wilde Haarlem 6700 woningen bouwen, ook in de delen van de Zuiderpolder die in de plannen van dat moment onbebouwd zouden blijven. Dit had wijzigingen in het plan kunnen veroorzaken, maar die kwamen er toch niet: het plan ging door naar een inspraakprocedure met de wijkraad van het naastgelegen Parkwijk, de woningbouwcorporaties en de Kamer van Koophandel. De wijkraad van Parkwijk was op dat moment echter niet actief en werd in het overleg niet vertegenwoordigd. Het overleg met de andere betrokken overheden leverde iets meer lastige reacties op. De

gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude was bang dat hoogbouw het polderlandschap in hun gemeente zou aantasten en de gemeente Haarlem moest uitvoerig met de provincie in overleg over de bouw van sociale woningbouw. Het oordeel van de provincie had een grote invloed op de toewijzing van Rijksgelden en het provinciale commentaar vereiste weer enkele kleine wijzigingen.57

Pas in 1984 kon de laatste versie van het plan vervolgens aan het college van B&W worden aangeboden en ter inzage worden gelegd. De gemeenteraad nam het bestemmingsplan in mei 1984 aan, waarna het voor goedkeuring naar provincie en Rijk werd gestuurd. Dat gedeelte van het proces duurde enkele jaren, tot de toestemming van het ministerie in maart 1988. Tijdens deze periode werd in Haarlem wel doorgewerkt aan het precies uitwerken van de plannen, om op het moment van goedkeuring meteen aan de bouw te kunnen beginnen. Er was nu een plan waarin stond welke types woningen waar gebouwd zouden worden, maar die woningen moesten natuurlijk nog wel ontworpen worden. Met de bouw van de woningen door woningbouwcorporaties zou in ieder geval gewacht moeten worden, want het geld voor dergelijke nieuwbouw was tot eind jaren tachtig al bezet door nieuwbouw in stadsvernieuwingsgebieden. Om toch op tijd te kunnen beginnen werden de aan de gemeenteraad voorgelegde plannen losgelaten en werden er toch geen huizen door woningbouwcorporaties gebouwd. Daardoor moest er niet meer gewacht worden tot er weer geld beschikbaar zou zijn. Als alternatief ging de projectgroep op zoek naar een projectontwikkelaar. Projectontwikkelaars waren in de rest van het land op dat moment al lange tijd heel gewoon, maar in Haarlem was het nog een nieuw fenomeen. In de jaren zestig was er voor het Rozenprieel wel gesproken over de ontwikkeling van de Spaarne-oever door een belegger, wat waarschijnlijk een projectontwikkelaar zou zijn geworden. Maar die plannen waren snel weer van tafel geveegd en de gemeente

bleef bouwprojecten eigenhandig en met woningbouwcorporaties ontwikkelen en uitvoeren.58

Het bouwen van de woningen in de Zuiderpolder ging snel en in 1993 waren deze woningen gereed. De realisatie van de langs het spoor geplande kantoren wilden minder goed lukken. Het leek er in 1991 op dat er kantoren konden worden gebouwd en een wijziging voor het bestemmingsplan werd ingediend, maar van bouw kwam weinig terecht. Pas nadat in 1998 uiteindelijk station Haarlem Spaarnwoude werd geopend, kwamen er ook serieuze plannen om de kantoren te gaan bouwen. De bouw daarvan begon echter pas in 2001, een bijzonder lange periode na de planfase van de wijk. Aan het uiterlijk van de woningen is nog goed te zien dat het hier gaat om een wijk uit de jaren zeventig of tachtig, maar deze kantoren horen duidelijk in een nieuw tijdperk van de stedenbouw.59

58 Ibid., 110-120.