• No results found

L Wirth, ‘Urbanism as a way of life’, American Journal of Sociology 44 (193) 1-24.

In document 2012-SG2 (pagina 98-101)

De stad van de econoom en de economie van de stad

8 L Wirth, ‘Urbanism as a way of life’, American Journal of Sociology 44 (193) 1-24.

7 (2012) 2 de stad van de econoom en de economie van de stad 237 om kostbare infrastructurele elementen die moeilijk deelbaar zijn en een hoge minimale efficiënte schaaldrempel kennen – bijvoorbeeld een internationale luchthaven, een ge- avanceerd en robuust communicatienetwerk – in de lucht te houden. Die omvang van de stedelijke markt maakt het ook mogelijk dat gespecialiseerde, op meer nichemarkten gerichte voorzieningen zoals bijzondere restaurants en winkels, maar ook kleine thea- ters en poppodia levensvatbaar zijn.

Steden vormen ook een sociale roltrap, het onderwerp van het hoofdstuk ‘What’s good about slums?’ Steden trekken al sinds millennia migranten aan, eerst vooral af- komstig van het omliggende platteland, maar nu steeds meer uit andere continenten. Op zoek naar een betere toekomst vestigen zij zich met name in de grotere steden zoals Londen, New York, Rio de Janeiro of Mumbai en daarbinnen meestal in de armere wijken. Ook zij kunnen daar, in principe, profiteren van de kansen die gegenereerd worden door grote diverse afzetmarkten en hogere trede op de sociale ladder beklim- men en naar een betere wijk verhuizen. Als steden deze sociale roltrapfunctie goed vervullen, zullen zij weer meer migranten aantrekken en de arme wijken zullen arm blijven. In de Verenigde Staten, met een lange erfenis van segregatie in woningmarkt die nog niet eens zo lang geleden door de staat gesteund werd, is dat ruimtelijke aspect van die roltrap voor zwarten lang achterwege gebleven en zaten zij vast in het getto. Toen het voor een groeiende zwarte middenklasse echter eenmaal mogelijk werd om naar andere wijken te verkassen, deed zich, zoals uitgebreid geanalyseerd door de socioloog William Julius Wilson (een auteur die door Glaeser zomaar wel met naam en toenaam wordt aangehaald), een pijnlijke ironie voor: in het getto bleven de echte kanslozen, ‘the truly disadvantaged’, achter. In die wijken heerste een toestand van anomie met een radicale erosie van basisinstituties als gezin, school en andere sociale verbanden met hoge criminaliteit, slechte gezondheid en hoge sterftecijfers als gevolg. De onderste trede van de sociale roltrap reikt in veel Amerikaanse steden niet tot in deze wijken.

Arme wijken die weinig uitnodigend zijn voor de middenklasse zijn niets nieuws. Sterker nog, de negatieve effecten van dichtheid blijven zeker niet altijd beperkt tot die arme wijken. Het heeft tot diep in de negentiende eeuw, en vaak ook later, geduurd voordat steden hun infrastructuur zo op peil hadden dat via het drinkwater besmet- telijke ziekten als cholera konden worden uitgebannen. Dat vereiste een competente publieke sector die zorg kon dragen voor de aanleg van een goed waterleiding- en rioleringssysteem – een infrastructuur die in veel steden in de ontwikkelingslanden nog steeds te wensen overlaat. Die sterke publieke sector is ook nodig voor een ander mogelijk negatief effect van dichtheid: criminaliteit. Hoge criminaliteit maakt het leven in steden moeilijk en kostbaar, jaagt bewoners en werkers weg en belemmert bedrijvig- heid, zoals Amerikaanse steden lange tijd hebben getoond en zoals we nu in bijvoor- beeld Braziliaanse steden kunnen waarnemen. Hoge concentraties van bevolking en armoede vereisen ‘strong policies that will combat the costs of density’ (258).

De voordelen van dichtheid in steden overtreffen de nadelen ver in de ogen van Glaeser. Sterker nog, de dichtheid zou in veel steden juist moeten worden opgevoerd door de bouw van wolkenkrabbers. Zo kunnen de kosten van het wonen, die vaak hoog gehouden worden door rantsoenering van de woonruimte in de vorm van beper- kingen ten aanzien van hoogbouw, in steden drastisch omlaag en kunnen meer mensen profiteren van de kansen die steden bieden. Een ander voordeel van het opvoeren van

238 robert c. kloosterman stadsgeschiedenis

dichtheid is volgens Glaeser dat de nadelige effecten voor het milieu zullen afnemen. Dichtheid vermindert de afstand tot werk en school en leidt tot een verhoogd gebruik van het openbaar vervoer. Het gebruik van de auto zal dus relatief laag zijn en daarmee ook de uitstoot van CO2.

Wandtegelwijsheden

In Triumph of the City dus geen urbaan dystopia waar de stad een hel voor haar be- woners is. Dat is mooi, zeker nu recentelijk meer dan de helft van de wereldbevolking in steden woonachtig is. De stad kan creatief en competitief zijn, milieuvriendelijk en plezierig om te leven indien lokale en nationale overheden in staat zijn om de negatieve effecten van dichtheid te bestrijden. Niet iedere stad zal die triomf doormaken – ‘Not every city will come back, but human creativity is strong, especially when reinforced by urban density’ (67), maar het optimisme van Edward Glaeser is er niet minder om. Met een zonnige kijk op de stad staat Glaeser niet alleen. Ook sociale wetenschappers

Afbeelding 10: Slopenwij- ken in Manilla. Robert C. Kloosterman

7 (2012) 2 de stad van de econoom en de economie van de stad 239 als Sharon Zukin9, Peter Hall10 en, onontkoombaar in deze, Richard Florida11, Cur-

rid12, maar ook, om dichter bij huis te blijven, Sako Musterd13 en Gerard Marlet14

hebben, vaak voortbouwend op de inzichten van Jane Jacobs15, aangegeven dat steden

door de combinatie van massa, dichtheid, nabijheid en diversiteit robuuste en veer- krachtige sociale en fysieke constructies zijn. Dat is voor historici niet echt nieuw. Zo blijkt bijvoorbeeld de hiërarchie van steden naar bevolkingsomvang in Europa door de eeuwen heen behoorlijk taai te zijn geweest.16 Op het niveau van individuele steden

kan worden gewezen op voorbeelden als Londen en ook Amsterdam die al ten tijde van het pre-industriële en industriële tijdperk een bloei doormaakten, maar ook nu weer in staat zijn om aantrekkelijk te zijn als plaats om te wonen, werken en verblijven.

Maar anders dan in het geval van Triumph of the City zijn veel van deze andere stu- dies genuanceerder ten aanzien van de toekomst van de stad. Jazeker, de stad heeft grote potentie, maar het optimisme is veel meer gekwalificeerd en genuanceerd. Niet alleen geldt dat optimisme niet voor alle steden, dat geeft Glaeser zelf ook aan, maar het gaat ook zeker niet zonder meer op voor iedereen in de stad, zelfs niet in de economisch succesvolle steden. De toegang tot die sociale roltrap in die groeiende steden is aller- minst verzekerd. Processen van sociale uitsluiting liggen zelfs daar op de loer en dan dreigt het gevaar, mede door ruimtelijke concentratie in bepaalde wijken, dat zichzelf versterkende negatieve spiralen in gang worden gezet: uitsluiting, hogere werkloos- heid, hogere criminaliteit, verdere stigmatisering.

Wat ontbreekt in de analyse van Glaeser is aandacht voor de bredere sociale en insti- tutionele context. Hij probeert vanuit zijn vergelijkende (deel)studie van Amerikaanse steden kwantitatieve verbanden aan te tonen tussen een beperkt aantal, goed meetbare variabelen om zo een breder panorama te creëren. Hij heeft geen oog voor de funda- mentele transformatie die stedelijke economieën hebben doorgemaakt en kan dienten- gevolge ook niet goed verklaren waarom bepaalde steden het in de afgelopen decennia zoveel beter zijn gaan doen. Als hij bereid was geweest om over het hek van zijn eigen discipline heen te kijken, had hij bijvoorbeeld te rade kunnen gaan bij Allen Scott met zijn doorwrochte analyse van de opkomst van een kenniseconomie die hij aanduidt met de term cognitive-cultural economy en de gevolgen daarvan voor steden.17 Glaeser

gaat ook voorbij aan het bredere sociaal-culturele en institutionele kader dat bepalend kan zijn voor de manier waarop de transformatie in steden plaatsvindt en de sociale uitkomsten daarvan.18 Wat bij wijze van spreken voor Houston of Atlanta geldt, is bij

hem ook van toepassing voor New York, Parijs, Dresden, Amsterdam of Guangzhou. De institutionele context telt niet, one size fits all. Een blik op de zeer uiteenlopende

9 S. Zukin, The cultures of cities (Oxford 1995).

In document 2012-SG2 (pagina 98-101)