• No results found

3. Hoe kunnen we autonomie zien in relatie tot kwetsbaarheid? 1 Kwetsbaarheid en autonomie

3.2 Kwetsbaarheid als zoekbegrip

De liberale conceptie van een persoon komt niet erg overeen met wat we in werkelijkheid zien. Het eerste probleem is dat een autonome persoon een wezen zonder lichaam, dat verder atemporeel, zonder noden en onafhankelijk is. Het tweede probleem is gelieerd aan het eerste probleem: kwetsbare personen blijven aan de buitenkant van de morele gemeenschap. Daarom heeft de kritiek op dit denken twee soorten vorderingen doorgemaakt: het eerste niveau is dat van een filosofische antropologie met als doel te complementeren en te compliceren, door kwetsbaarheid en afhankelijkheid te integreren met het autonome subject. Dit is een bevestiging van de essentiële kwetsbaarheid van autonome individuen. Relationaliteit en

lichamelijkheid krijgen een duidelijke rol in ons menselijk bestaan. Zie ook Garrau en Le Goff (2010, 7). Autonomie wordt daardoor relationele autonomie, waarbij het bijvoeglijk naamwoord ‘relationeel’ zowel interpersoonlijke relaties omvat als sociale relaties (institutionele en culturele contexten en politieke factoren). (Maillard 2011, 65, noot 1)

Maillard concentreert zich hier op de ‘metafysische’ kritiek op de autonomie die zich richt op het algemene idee dat de ontwikkeling van een persoon banden met anderen nodig heeft. Verder geeft ze aandacht aan de kritiek die geformuleerd is door ‘de zorgethieken - de ethieken van bekommernis om en zorg voor afhankelijke mensen –‘ die zich te weer stellen tegen de relatie tussen autonomie en separatie (of

onafhankelijkheid) en de waarde van relaties van afhankelijkheid en verbondenheid benadrukken.

De mogelijkheid van zelfontplooiing die liberale theorieën bieden valt samen met een bevestiging van negatieve vrijheid, met respect voor een binnenplaats waar geen andere individuen noch de collectieve macht geautoriseerd zijn om binnen te dringen. Hoe onafhankelijker hoe autonomer. De klassieke en huidige sociale contract

theorieën, in hun afbeelding van de natuurstaat, voeren volwassen en autonome individuen ten tonele die geen engagement hebben met anderen tenzij ze vrijwillig besluiten een contract te sluiten om zich tegen agressie van anderen te wapenen om hun goederen te beschermen. Dit beeld lijkt te suggereren dat het politieke subject een pre-sociaal individu is, in staat te overleven en zich te ontwikkelen buiten elke

substantiële relatie met anderen en de sociale gemeenschap14. Het liberalisme is dus gefundeerd op een individualistische ontologie. De zorgethiek daarentegen toont dat het relationele subject gevormd wordt door relaties met anderen en daar als subject als het ware in ondergedompeld is. (Maillard 2011, 62-66)

Deze reconfiguratie van autonomie lijkt, volgens Maillard, ook op de autonomie van erkenning van Honneth.

In de theorie van erkenning, zoals die ontwikkeld is door Honneth, is het realiseren van jezelf niet iets dat je als onafhankelijk subject doet. Drie verschillende vormen van erkenning vormen de intersubjectieve voorwaarden die een individu in staat stellen zich te ontwikkelen. Zelfvertrouwen, waardering en respect zijn ook

afhankelijk van onze verhoudingen met anderen. Elementair zelfvertrouwen wordt bedreigd door het ontkennen van noden en door fysiek geweld. Respect voor jezelf als autonoom persoon wordt aangetast bij het ontkennen van politieke en sociale

burgerrechten, en deze ontkenning is synoniem aan uitsluiting. Waardering voor jezelf wordt geschonden door het miskennen van je persoonlijke kwaliteiten en je manier van leven. Dit leidt tot marginalisering.

Onze relationele afhankelijkheid verklaart dus een deel van onze kwetsbaarheid, omdat ons zelfrespect niet een privé fenomeen is. Zelfrespect hangt af van interacties met anderen, op sociaal en intiem vlak. Daardoor is het fragiel: het kan beschadigd raken.

Op ontologisch niveau benadrukt Honneth het relationele karakter van autonome individuen en hun daarmee samenhangende kwetsbaarheid. Gunstige sociale voorwaarden zijn daarom van groot belang. (Maillard 2011, 102)

Het contractualisme (denk aan Hobbes, Locke, Hume, Kant, Rawls en Gauthier) van personen die vrij, gelijk en onafhankelijk zijn, is geconstrueerd rond het autonome subject. Dat maakt insluiting van mensen die niet vrij, gelijk en onafhankelijk zijn lastig. Maillard gaat daarom te rade bij de rechtvaardigheidstheorie van Rawls. Ze stuit op de grenzen van zijn denken. De rechtvaardigheidsprincipes zijn gedefinieerd

door autonome (rationele, vrije en gelijke) personen voor autonome personen,

inclusief baby’s en kinderen. Zijn er, vanuit een moreel oogpunt, geen andere mensen                                                                                                                

die aandacht behoeven? Rawls stelt namelijk een politiek concept van de persoon voor als vrij en gelijk. Burgers zijn gelijk omdat ze, hoe minimaal ook, twee morele capaciteiten (een idee van rechtvaardigheid en een idee van het goede) hebben en als normale leden volledig kunnen meedoen in de maatschappij. De theorie van

rechtvaardigheid is dus toegesneden op ideale burgers. Maillard merkt op dat Daniels, Kittay en Nussbaum elk op hun manier de aandacht hebben gevestigd op deze

beperkingen. Ze wijzen op zieke, afhankelijke of gehandicapte mensen en perioden van kwetsbaarheid die ons allemaal kunnen treffen. Welke rol kan kwetsbaarheid volgens hen dan spelen bij morele vragen?

Volgens Daniels is Rawls’ theorie economisch qua insteek. Daniels stelt voor ook gezondheid bij de sociale loterij te betrekken. Ideale burgers zijn ook wel eens ziek. In Love’s Labor (1999) bevraagt Kittay Rawls op de grenzen van rechtvaardigheid, gebaseerd op haar ervaring als moeder van mentaal en fysiek gehandicapte dochter Sesha. Sesha en haar verzorgers vallen buiten het rawlsiaanse gelijkheidsdenken. Kwetsbaarheid valt in het morele privé terrein.

Hoe wordt kwetsbaarheid dan politiek gerepresenteerd, als kwetsbare mensen

buitengesloten worden? En hoe worden hun belangen behartigd? Hoe is dit wij en zij te overbruggen, vraag ik me met Kittay af. Er bestaat dus een ongelijkheid qua

vermogen en een ongelijkheid qua situatie (een kwetsbaar persoon heeft andere noden en behoeften en asymmetrische relaties qua afhankelijkheid van anderen). In de theorie van Rawls zijn principes van rechtvaardigheid gebaseerd op rationele deliberatie. De morele capaciteit van ‘sollicitude’ (care) ten opzichte van de noden van een ander maakt geen deel uit van zijn theorie. Kittay stelt dus voor aan de twee morele capaciteiten van Rawls een capaciteit om kwetsbaarheid te adresseren via zorg toe te voegen.

De kritiek van Nussbaum luidt dat er een ander model van een persoon nodig is om vragen over rechtvaardigheid te kunnen adresseren. (Maillard 2011, 131-151) Waarom wordt kwetsbaarheid niet serieus genomen in morele theorieën? (Maillard 2011, 161) Ten eerste, volgens Hoffmaster, omdat kwetsbaarheid de antithese van het westerse ethos van individualisme is, ten tweede omdat de westerse moraalfilosofie het lichaam en temporaliteit ontkent en ten derde omdat die moraalfilosofie weinig plaats inruimt voor sentimenten. Ik roep nog even de definitie van zorg van Tronto in

gedachten en vraag me af hoe we kunnen zorgen in een wereld waar voor kwetsbaarheid weinig denk- en speelruimte is.

Kwetsbaarheid hoort bij het leven. Hoe zit het dan met het discours van bij voorbeeld ‘frail elderly’, vraag ik me af. Wie of wat bepaalt wat kwetsbare ouderen zijn?

Volgens Maillard wordt de categorie ‘kwetsbare personen’ gevormd door mensen die hun autonomie nog niet verworven hebben of die hem verloren zijn en van wie wij waardigheid en integriteit moeten respecteren. In een iets andere betekenis betekent de categorie van kwetsbare personen in de bioethiek ook individuen die, om reden van hun onvermogen, zelf hun belangen niet (meer) kunnen behartigen en het risico lopen gemanipuleerd of uitgebuit te worden of simpelweg als dingen behandeld te worden. Verder spreekt men van kwetsbare personen als mensen zich in een penibele socio-economische situatie (dreigen te) bevinden. Er is dus een onderscheid tussen kwetsbaar en ontvankelijk (potentieel kwetsbaar).