• No results found

2) Kwetsbaarheid als afhankelijkheid is overgenomen van de zorgethiek Als je bedreigd wordt kun je die dreiging niet in je eentje wegnemen Overleven,

2.3 Dimensies van kwetsbaarheid

Ferrarese (2009) geeft een opsomming van theorieën en denkers die kwetsbaarheid als constitutief en essentieel beschouwen: zorgethische theorieën, theorieën van

erkenning, neorepublikeinse theorieën, Judith Butler met haar precaire levens,

Giorgio Agamben die de foucaultiaanse biopolitiek terugvoert op het idee van heersen over te doden lichamen, Martha Nussbaum die doordenkt op de fragiliteit van het goede leven.

Kwetsbaarheid heeft hiermee meerdere dimensies: lichamelijke, morele en politieke. Bovengenoemde theorieën zijn een antwoord op de politieke urgentie om een

tegenhanger te vormen voor het zelfgenoegzame en zichzelf realiserend subject, theorieën over empowerment en identiteit. Haaks hierop tekent zich een radicaal tegenovergestelde antropologie11 af rond hedendaagse reflecties over kwetsbaarheid. Door het centraal zetten van kwetsbaarheid worden theorieën van kwetsbaarheid door tegenstanders geïnterpreteerd als theorieën die je juist buiten de politieke arena moet plaatsen. Met welke argumenten doen ze dit? Kwetsbaarheid is situationeel gebonden en hoort bij onze natuurstaat. Maar door kwetsbaarheid aan een ontologische

fragiliteit te koppelen maak je haar tot politieke schietschijf.

Instituties beschermen altijd hun eigen rangschikking van groeperingen. Vanuit dit oogpunt betekent kwetsbaarheid als fundament beschouwen ook de traditionele relatie tussen het politieke probleem en het antropologische probleem omdraaien. Het laten boven drijven van ‘een unieke klasse van kwetsbaarheid’ (Pettit, zie verder hoofdstuk 5) vormt een politieke horizon op zichzelf van kastes. Dit leidt tot het verpletteren van de ene kwetsbaarheid door de andere en er zou zo sprake van kunnen zijn een

maatschappij te denken waarin het behoren tot een kaste (klasse, genre) er voor zorgt dat bijzondere kwetsbaarheid niet meer gezien wordt.

                                                                                                               

11  In deze thesis valt soms de term ‘antropologie’, een term waar ik zorgethisch gezien moeite mee

heb, omdat ik relationaliteit er in mis. Ik heb de term vanwege academische zorgvuldigheid toch laten staan waar hij door mijn Franse bronnen werd gebezigd. Misschien een interessante vraag om Franse zorgethici te stellen, zoals aan Garrau over haar ‘Perspectieven op kwetsbaarheid. "Antropologie conjunctieve" en epistemologie van de dialoog’ (2013).  

Ferrarese noemt kwetsbaar zijn voor ziekte en ongelukken trouwens precariteit. Dat doet ze om zich te kunnen concentreren op kwetsbaarheid als de mogelijkheid van onrecht dat je aangedaan wordt of kwetsbaarheid door het ontbreken van

bekommernis (die nodig kan zijn door precariteit vanwege ziekte of een ongeluk). Ze concentreert zich dus op relationele kwetsbaarheid ofwel kwetsbaarheid ten opzichte van de ander. Ze onderscheidt drie thema’s of modellen: 1) het model van een

ontvankelijkheid voor een fysieke of morele kwetsuur, 2) afhankelijkheid (zorgethiek) en 3) niet goed voor jezelf kunnen zorgen.

1 Ontvankelijkheid voor kwetsbaarheid

Net zoals het lichaam op een fataal moment getroffen kan worden door een fysieke verwonding staat onze psyche steeds open voor onrecht en morele verwonding (zie ook Honneth, Habermas en Butler met haar ethiek van geweldloosheid).

‘Bescherming’ is de buur-notie, ‘weerloos en poedelnaakt’ zijn de

bijvoeglijknaamwoorden in dit vocabulaire. Ferrarese (2009) verwijst naar Agamben met zijn uitspraak over ‘naakt leven van behoeftige en uitgesloten levens, als in een concentratiekamp’. De staat maakt van dit naakte menselijke leven het fundament van zijn soevereiniteit. Dit naakte leven wordt alleen beschermd in de mate waarin het zich onderwerpt aan het recht om te leven of te sterven voor soeverein of wet.

2 Kwetsbaarheid en afhankelijkheid

Kwetsbaarheid verwijst naar een idee van onbepaaldheid en open staan voor de wereld, terwijl afhankelijkheid zich altijd op de drempel van ondergeschiktheid en dus bepaaldheid bevindt. Kwetsbaarheid en afhankelijkheid lijken in zorg theorieën vermengd te zijn geraakt. Overleven of het onderhouden van een positieve relatie met jezelf hangt af van de verwerkelijking van een positieve verplichting, van de realisatie van zorg, van een handeling die Patricia Paperman expliciteert als ‘afhankelijkheid ten opzichte van de zorgleveranciers.’ (Laugier en Paperman 2011, 289) Deze formulering verwijst naar onrecht door nalaten te handelen meer nog dan naar handelen door anderen. De nadruk op doen en nalaten, zoals ook Robert Goodin dat doet in Protecting the Vulnerable (1985) vervangt de metafoor kwetsuur door verlating of verbanning. Het morele gebod van niet alleen laten of verlaten, en jezelf

en anderen niet verraden, geldt hier. In plaats van het vocabulaire van bescherming hoor je hier het vocabulaire van weigeren zorgverlener te worden, dat wat Tronto de onverantwoordelijkheid van de geprivilegieerde noemt. In het geval van

kwetsbaarheid als ontvankelijkheid voor kwetsuren valt causale verantwoordelijkheid samen met de verantwoordelijkheid om te handelen, in de betekenis dat het in eerste instantie degene betaamt die in staat is om de genadeslag uit te delen door zijn hulp uit te stellen. Het woordje ‘nodig’ verandert de constellatie. Dat A X nodig heeft betekent simpelweg dat A X zou moeten verkrijgen, zonder dat we duidelijk hoeven te maken van wie, en wie dus verantwoordelijk is. In de theorieën die kwetsbaarheid als afhankelijkheid beschouwen, vinden we het idee dat het niveau van

verantwoordelijkheid vermeerdert als het samenhangt met specifieke persoonlijke betrekkingen, als we verbonden zijn.

3 Niet voor jezelf kunnen zorgen

In theorieën van erkenning is de ander mijn mogelijkheid. Dit zien we ook bij zorgethische theorieën: in een zorgethisch perspectief worden ik en de anderen niet als losstaande entiteiten beschouwd, omdat de relatie de centrale gedaante vormt van waaruit het subject of degene die moreel handelt de behoefte ziet en beantwoordt aan de waarneming daarvan. Daarmee vormt kwetsbaarheid de constitutieve grens van mijn mogelijkheden. Ferrarese verbindt dit met Pettits overtuiging dat een persoon beroofd is van zijn vrijheid op het moment dat anderen een arbitraire macht hebben om in te grijpen, of ze dat nu doen of niet.

Hoewel onkwetsbaarheid nooit als grens gepresenteerd wordt heeft de reflectie over de collectieve organisatie zijn toevlucht genomen tot de grens, of de drempel. Het gaat erom een vertrekpunt te definiëren van waaruit kwetsbaarheid moreel

problematisch wordt en een legitiem object van politieke interventie.

Op politiek niveau kunnen we twee mogelijkheden identificeren ten overstaan van dit type kwetsbaarheid: iedereen garanderen dat hij zich kan verdedigen tegenover de ander, of de dreiging van uitbuiting vóór zijn door degene die misbruik kan maken van kwetsbaarheid te beteugelen. Pettit heeft niet-overheersing (dat wil zeggen de mogelijkheid te leven zonder arbitraire interventies) als een vorm van macht bepleit. Ferrarese citeert hem (Pettit 1997): ‘Zij representeert een mogelijkheid tot controle die een persoon over zijn eigen lot bezit en een vorm van macht die we kennen: de

macht van iemand die handelt opdat hij kan verhinderen dat hem onrecht wordt aangedaan.’ Dit is zijn idee van betwistbaarheid, dat wil zeggen van de mogelijkheid van een subject om zijn macht in de wereld te herzien of opnieuw te verwerkelijken. Het gaat daarbij om een vorm van opnieuw meester worden van mezelf tegenover de fragiliteit van mijn daden in een wereld die ik niet gemaakt heb.

Omgekeerd is het volgens Ferrarese te vergelijken met Gilligan die zegt dat het een soort kwetsbaarheid is die vrouwen verhindert positie te nemen of dat wat George Eliot de ‘sensibility’ noemt van het meisje voor negatieve oordelen van anderen, een gevoeligheid die komt door haar gebrek aan macht en de daaruit voortkomende onmogelijkheid om iets in de wereld te betekenen. (Ferrarese verwijst naar Carol Gilligan (1977) en haar ‘Concepts of the Self and Morality’, Harvard Educational

Review, 47, 486)

De hypothese van Ferrarese is dat we ons niet allemaal bewust zijn van onze eigen kwetsbaarheid. De eerste stap is daarom om de zekerheid van deze constitutieve kwetsbaarheid te veralgemeniseren om in de richting te gaan van een enige klasse van kwetsbaarheid.

3. Hoe kunnen we autonomie zien in relatie tot kwetsbaarheid?