• No results found

Kwalitatieve resultaten

In document Risicoverslaggeving bij de gemeente (pagina 42-52)

4.3 Kwalitatieve resultaten

Gemiddeld scoren de gemeenten 44% op de kwalitatieve factoren. Door het ontbreken van wegingsfactoren kunnen aan hand hiervan geen uitspraken worden gedaan in termen van voldoende of onvoldoende. Wel kan worden gesteld dat de kwaliteit van de verslaggeving op een aantal punten tekort schiet. De lage score hangt vooral samen met het feit dat risico’s te weinig worden gekwantificeerd wat aansluit op onderzoeken van Beretta en Bozzolan (2004), Lajili en Zéghal (2005) en het Nederlands Adviesbureau voor Risicomanagement (2005). In 90% van de gevallen worden de risico’s wel beschreven in plaats van alleen opgesomd maar ontbreken de gekwantificeerde gevolgen voor de financiële positie van de gemeente. Slechts 25% van de gemeenten geeft de kans dat het risico zich voordoet weer, en maar 31% beschrijft de mogelijke financiële impact. Wanneer de kans wel wordt weergegeven, gebeurt dit op verschillende manieren. Soms is de kans uitgedrukt als percentage, maar andere voorbeelden zijn het hanteren van categorieën zoals hoog en laag of één maal in een x aantal jaar. Beretta en Bozzolan (2004) vinden in hun onderzoek dat meer dan de helft van de gerapporteerde informatie niet wordt gekwantificeerd, en ook Lajili en Zéghal (2005) concluderen in hun onderzoek dat het overgrote deel van de gerapporteerde informatie van kwalitatieve aard is. Het Nederlands Adviesbureau voor Risicomanagement (2005) concludeert dat 80% van de gemeenten moeite heeft met het kwantificeren van risico’s.

Ook geeft slechts 10% van de gemeenten bij de genoemde risico’s een controle- of beheersingsmaatregel. Het beleid omtrent het weerstandsvermogen wordt in 60% van de gevallen expliciet weergegeven. Hierbij moet worden opgemerkt dat de interpretatie hiervan in sommige gevallen subjectief is en er van mening verschild kan worden over of er nou echt sprake is van een beschrijving van het beleid. Om toch tot een consequente objectieve maatstaf te komen is bij dit punt gekeken of het woord ‘beleid’ in de tekst voorkomt. In een aantal gevallen wordt met betrekking tot het beleid verwezen naar een apart uitgebrachte notitie, en zijn ook geen punten toegekend. 46% van de gemeenten maakt bij het berekenen van het weerstandsvermogen onderscheid tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit. In figuur 6 is zijn de kwalitatieve resultaten weergegeven.

Gemeente N Minimum Maximum Gemiddelde

Standaard-deviatie

Klein 50 17% 83% 43% 23%

Middel 33 17% 100% 45% 20%

Groot 17 17% 83% 46% 17%

42

Het vergelijken van de gemiddelde scores doormiddel van de t-toets laat zien dat alleen de grote gemeente significant hoger scoren dan de kleine gemeenten met een significantie van 0,028. De verschillen tussen grote en middelgrote gemeenten en middelgrote en kleine gemeente zijn niet significante bevonden. Door middel van correlatieanalyse wordt gekeken of de kwalitatieve scores een correlatie vertonen met de invloedsfactoren. Alleen met de liquiditeit wordt een zwakke significante negatieve correlatie gevonden. Dit houdt in dat naarmate de liquiditeit verbetert de kwaliteit van de risicorapportage verslechtert. Deze correlatie van -0,188 is echter erg zwak. Met de overige factoren wordt geen significante correlatie gevonden. In figuur 7 is de correlatiematrix weergegeven

Correlatiematrix Inwoners Balanstotaal Solvabiliteit Liquiditeit

Score correlatie (significantie) 0.073 (0.236) 0.048 (0.316) -0.142 (0.080) -0188 (0.031)

43

5 Conclusie

In het komende en laatste hoofdstuk van deze scriptie geef ik de conclusie met betrekking tot de kwaliteit van de paragraaf weerstandsvermogen in het jaarverslag bij gemeenten in 2009. Aansluitend doe ik een suggestie voor vervolgonderzoek die het inzicht in het onderwerp zouden kunnen vergroten. In dit hoofdstuk geef ik antwoord op de hoofdvraag van dit onderzoek:

Wat is de kwaliteit van de paragraaf weerstandsvermogen in het jaarverslag van gemeenten in Nederland?

Onderzoekers verschillen van mening over hoe te oordelen over de kwaliteit van risicoverslaggeving. Waarbij de ene onderzoeker kwantiteit als maatstaf voor kwaliteit hanteert, zijn andere onderzoekers van mening dat meer naar de inhoud van de informatie moet worden gekeken. In dit onderzoek zijn beide aspecten meegenomen in een model waaraan de kwaliteit van de paragraaf weerstandsvermogen is gemeten. Het model bevat zowel aspecten uit de literatuur over risicoverslaggeving als de regelgeving met betrekking tot de verslaggeving bij gemeenten. Uit het onderzoek blijkt dat de kwaliteit in termen van het aantal gerapporteerde risico’s sterk uiteen ligt. Het aantal gerapporteerde risico’s toont geen significant verband met de omvang van de gemeente, in tegenstelling tot eerdere onderzoeken van onder andere Linsley en Shrives (2006) en Raffournier (1995). Ook toont het aantal gerapporteerde risico’s geen significant verband met de vermogenspositie van de gemeente.

Wanneer naar de inhoudelijke rijkheid van de informatie wordt gekeken, schieten de gemeente op een aantal punten structureel te kort. Hierbij zijn ook bijna geen significante verschillen in scores tussen de omvang van de gemeenten, alleen de grote gemeente scoren gemiddeld iets hoger dan de kleine gemeenten. Wat opvalt is dat veel gemeenten aangeven dat het bij het weerstandsvermogen gaat om de relatie tussen het aanwezige en benodigde weerstandsvermogen, maar deze relatie in de meeste gevallen niet weergeven. Het kwantificeren van de risico’s in termen van kans en impact wordt structureel niet gedaan wat aansluit op eerdere onderzoeken van Beretta en Bozzolan (2004), Lajili en Zéghal (2005) en het Nederlands Adviesbureau voor Risicomanagement (2005).

Ook wordt door bijna geen enkele gemeente aangeven of, en zo ja welke controle- of beheersmaatregelen zijn getroffen om de risico’s te beperken. Ook het beleid omtrent het weerstandsvermogen wordt vaak niet duidelijk uit de paragraaf weerstandsvermogen en op deze twee aspecten schiet de informatievoorziening tekort. Met betrekking tot het beleid moet, zoals aangegeven bij de resultaten, worden opgemerkt dat het soms subjectief is wanneer wel en niet van beleid wordt gesproken en in een enkele keer wordt verwezen naar een aparte beleidsnotitie. Echter stelt het BBV wel duidelijk dat het beleid in de paragraaf weerstandsvermogen besproken dient te worden. Wat opvalt, is dat de kwaliteit niet wordt bepaald door de omvang van de gemeente. Ook hangt de kwaliteit niet samen met de vermogenspositie van de gemeente.

44

Het BBV heeft als doelstelling dat de gemeente in kaart brengt welke mogelijke tegenvallers ze verwachten en wat voor impact deze kunnen hebben op de financiële positie van de gemeente. Vervolgens is het doel dat de gemeente in kaart brengt welke middelen ze in huis hebben om deze tegenvallers eventueel op te vangen en of deze middelen daar toereikend voor zijn. In de jaarverslagen van de Nederlandse gemeente van 2009 wordt dit doel over het algemeen niet bereikt. Doordat risico’s te weinig gekwantificeerd worden is de mogelijke financiële impact op de gemeente niet zichtbaar en daarmee ook niet duidelijk of de weerstandscapaciteit voldoende is. De grote variatie in het aantal gerapporteerde risico’s is een teken dat gemeenten op een uiteenlopende manier invulling geven aan de paragraaf weerstandsvermogen. Het ontbreken van een norm voor de te rapporteren risico’s kan hiervoor een verklaring zijn en daar ligt dan ook mijn suggestie voor een eventueel vervolgonderzoek. Een onderzoek bij gemeenten naar welke risico’s ze rapporteren en of deze risico’s daadwerkelijk risico’s zijn die thuis horen in de paragraaf weerstandsvermogen en welke risico’s ze onterecht niet hebben opgenomen kan een ander inzicht geven in de kwaliteit van de risicoverslaggeving bij gemeenten in Nederland.

45

Referenties

Abraham, S. en Cox, P. (2007). Analysing the determinants of narrative risk information in UK FTSE 100 annual reports. The British Accounting Review, 39, 227-248.

Aritua, B., Smith, N.G. en Bower, D. (2011). What risks are common to or amplified in programmes; Evidence from UK public sector infrastructure schemes. International Journal of Project

Management, 29, 303-312.

Baldry, D. (1998). The evaluation of risk management in public sector capital projects. International

Journal of Project Management, 16 (1), 35-41.

Bank Nederlandse Gemeenten. Verkregen via:

http://www.bng.nl/eCache/INT/51/540.html.

Beretta, S. & Bozzolan, S. (2004). A Framework for the analysis of firm risk communication. The

International Journal of Accounting, 39, 265-288.

Besluit Begroting en Verantwoording (2004) Verkregen via:

http://wetten.overheid.nl/BWBR0014606/geldigheidsdatum_11-05-2011.

Boorsma, P.B., Haisma, G.A.M. en Moolenaar, Y. Gemeentelijk risicomanagement, een empirisch onderzoek. Nederlands Adviesbureau voor Risicomanagement.

Bossert, J. en Sluijters, A.H.J. (2007) Ontwikkelingen in public governance; Optimale sturing, beheersing en monitoring. Controllers Magazine, december 2007, 16-19.

Botosan, C.A. (1997). Disclosure level and the cost of equity capital. The Accounting Review, 72 (3),

323 – 349.

Centraal Bureau voor de statistiek. Verkregen via:

http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/home/default.htm

Commissie BBV. Uitgangspunten gemodificeerd stelsel van baten en lasten provincies en gemeenten. Verkregen via http://www.commissiebbv.nl/producten/uitgangspunten.

COSO (2004). Enterprise risk management – Intergrated framework.

De Groot, J. (2006). ‘Accounting for risks’ in het jaarverslag; Verantwoording en verslaggeving over risicomanagement steeds belangrijker. Controllers Magazine, december 2006, 28-31.

46

De Groot, J. en Van Boxtel, D. (2010). Onderwijsrisico’s in beeld; In-controlverantwoording door onderwijsinstellingen. Tijdschrift Public Control, april, 28-34.

Droogsma, J. (2009). Risicomanagementsystemen in de praktijk; kwaliteitsbepalende factoren, stand van zaken en ontwikkelpunten. Bestuurlijke informatieverzorging, juli/ augustus 2009,

262-272.

Emanuels, J.A. en De Munnik, W.G. (2006). Enterprise risk management; Een risicobeheersingssysteem voor organisaties. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, juni

2006, 294-299.

Ernst & Young. (2011). Onderzoek risicomanagement 100.000+ gemeenten in Nederland. Verkregen

via http://www.ey.com/NL/nl/Industries/Government---Public-Sector

Gerritsen, E. en Haisma, G.A.M. (2003). De paragraaf weerstandsvermogen verhoogt de efficiency.

B&G september 2003, 39-42.

Gordon, L.A., Loeb, M.P. en Tseng, C. (2009). Enterprise risk management and firm performance; A contigency perspective. Journal of Accounting and Public Policy, 28, (4), 301-327.

Groenland, J., Daals, R. en Von Eije, H. (2006). De Tabaksblat risicoparagraaf in Nederlandse jaarverslagen; een eerste analyse van inhoud en effect. Maandblad Accountancy en

Bedrijfseconomie, maart 2006, 93-99.

Halachmi, A. (2005). Governance and risk management; challenges and public productivity.

International Journal of Public Sector Management, 18 (4), 300-317.

Rijksoverheid. (2007). Handreiking Weerstandsvermogen voor Raadsleden. Verkregen via

http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en- publicaties/rapporten/2007/08/22/handreiking-weerstandsvermogen-voor-raadsleden/handreiking-weerstandsvermogen.pdf.

Lajili, K. en Zéghal, D. (2005). A content analysis of risk management disclosures in Canadian annual reports. Canadian Journal of Administrative Scieneces, 22 (2), 125 – 142.

Lawlor, T. (2002) Public sector risk management; A specific model. Administration and Policy in

Mental Health, 29 (6), 443-460.

Linsley, P.M. & Shrives, P.J. (2006) Risk Reporting; A study of risk disclosures in the annual reports of UK companies. British Accounting Review, 38, 387-404.

47

Meijer, J.W.M.K. (2003). Verslaggeving over risico’s. Maandblad voor Accountancy en

Bedrijfseconomie, maart 2003, 109 – 118.

Overheid.nl. Overheid.nl; De wegwijzer naar informatie en diensten van alle overheden. Verkregen

via http://www.overheid.nl/.

Paape, L., Freriksen, D. en Swagerman, D. (2006). Risicomanagement; De praktijk in Nederland

(herziene uitgave). PricewaterhouseCoopers, januari 2006.

Paape,L., Swagerman, D., Prinsenberg, M., Scheffe, J., Star, J. en Brecher, M. (2009) Risicomanagement in tijden van crisis (en voor en na). Koninklijk NIVRA Amsterdam, november

2009.

Power, M. (2004). The risk management of everything. Verkregen via:

http://www.demos.co.uk/files/riskmanagementofeverything.pdf?1240939425.

Power, M. (2009). The risk management of nothing. Accounting, Organizations and Society, 34,

849-855.

Raffournier, B. (1995). The determinants of voluntary financial disclosure by Swiss listed companies.

The European Accounting Review, 4 (2), 261 – 280.

Scott, W.R. (2009). Financial Accounting Theory, vijfde druk. Prentice Hall. Toronto.

Sengupta, P. (1998). Corporate disclosure quality and the cost of debt. The Accounting Review, 73

(4), 459 – 474.

Smith, D. en Toft, B. (1998). Risk and crisis management in the public sector. Public Money &

Management, 18 (4), 7-10.

Smorenberg, D. (2006). Een norm voor het weerstandsvermogen; Hulpmiddel in het risicomanagement beleid. B&G oktober 2006, 27-30.

Solomon, J.F., Solomon, A. & Norton, S.D. (2000). A conceptual framework for corporate risk disclosure emerging from the agenda for corporate governance reform. British Accounting Review,

32, 447-478.

Standard & Poor’s. (2008). Enterprise risk management for ratings of nonfinancial corporations.

48

Van Moorsel, H. en Visser, C.A. (2003). Een theoretisch kader voor integraal risicomanagement toegespitst op de overheid. Risicomanagement, 2, 44-47.

Vereniging Van Gemeentesecretarissen, Marsh Risk Consulting B.V. (2003). Risicoperceptie van Gemeentesecretarissen. Verkregen via http://www.primonederland.eu/content/wp-content/uploads/2008/07/Marsh-risicoperceptie-van-gemeentesecretarissen-artn-61.pdf.

49

Bijlage

Overzicht deelwaarneming: Klein Blaricum Haaren Oostzaan Maasbree Lemsterland Rijnwaarden Schiermonnikoog Wieringen Neder-Betuwe Tubbergen Zeevang Ferwerderadiel West Maas en Waal Ouder-Amstel Bunschoten Boekel Sint Anthonis

Millingen aan de Rijn Voorst Bodegraven Littenseradiel Asten Woensdrecht Moordrecht Drechterland Bernisse Borsele Terschelling De Marne Maasgouw Leerdam Maasdonk Wymbritseradiel

50 Sluis Oldebroek Abcoude Winsum Wormerland Sevenum Kessel Oud-Beijerland Cuijk Putten Schermer Wierden Haarlemmerliede en Spaarnwoude Stede Broec Opmeer Voerendaal Meijel Middel Binnemaas Gilze aan Rijen Houten Veghel Schouwen-Duivenland Middelburg Venray Valksenwaard Leudal Geldrop-Mierlo Castricum Lingewaard Weststellingwerf Zutphen Noordoostpolder Tholen Kerkrade Weert Rijswijk

51 Kampen Soest Stein Ooststellingwerf Nieuwkoop Epe Aalsmeer Goes Steenwijkerland Oost Gerle Kaag en Braassem Dalfsen Sneek Renkum Groot

Capelle aan den IJsel Schiedam Hoorn Groningen Assen Purmerend Amsterdam Zwolle Oss Maastricht Hengelo Heerlen Velsen Amstelveen Dordrecht Zoetemeer Amersfoort

In document Risicoverslaggeving bij de gemeente (pagina 42-52)