• No results found

Kwalitatieve factoren

In document Risicoverslaggeving bij de gemeente (pagina 34-40)

kunnen hebben op de kwantitatieve en kwalitatieve factoren van de paragraaf weerstandsvermogen. Dit zijn dus geen eigenschappen van de risicoverslaggeving zelf maar van de bijbehorende gemeente. Deze factoren relateer ik aan de bevindingen uit de eerste twee delen van het model.

3.1.2 Kwantitatieve factoren

In het eerste deel van het model meet ik een aantal kwantitatieve factoren. De kwantiteit kan een maatstaf zijn voor de kwaliteit van de risicoverslaggeving (Linsley en Shrives, 2006) (Abraham en Cox, 2007). De kwantitatieve factoren die ik meet zijn:

Aantal risico’s

Aantal positieve risico’s (kansen)

Als eerst meet ik het aantal risico’s dat in de paragraaf weerstandsvermogen wordt genoemd. Omdat het BBV stelt dat ook positieve risico’s genoemd dienen te worden meet ik ook het aantal positieve risico’s. Het (relatieve) aantal woorden in de risicoverslaggeving kan ook een maatstaf zijn voor kwaliteit, dit kan iets zeggen over de rijkheid van de informatie. Aangezien de rijkheid van de informatie in het tweede deel van het model op een andere manier wordt gemeten kies ik ervoor om de omvang van de paragraaf weerstandsvermogen in aantal woorden niet mee te nemen in het model.

3.1.3 Kwalitatieve factoren

Het tweede deel van het model bevat de kwalitatieve factoren van de paragraaf weerstandsvermogen en gaat meer in op de inhoud en de rijkheid van de gerapporteerde informatie. De rijkheid van de informatie kan een maatstaf zijn voor de kwaliteit van de risicoverslaggeving (Solomon e.a., 2000) (Beretta en Bozzolan, 2004) (Lajili en Zeghal, 2005) (De Groot, 2006). De kwalitatieve factoren haal ik zowel uit hiervoor genoemde onderzoeken als uit het BBV.

Het onderzoek van Beretta en Bozzolan (2004) legt een goede basis voor het model. Zoals aangegeven in paragraaf 2.1.3 toetsen ze in hun raamwerk de aspecten:

Inhoud

Verwachte kans Verwachte impact Controlemaatregel

Als aanvullende factoren vanuit het BBV toets ik:

Onderscheid incidentele en structurele weerstandscapaciteit Beschrijving beleid omtrent het weerstandsvermogen

34

Bij de factor ‘inhoud’ toets ik of een risico alleen wordt genoemd of dat er ook een beschrijving van van wat het risico precies inhoudt is opgenomen. Onder verwachte kans en verwachte impact versta ik of de ingeschatte kans dat het risico zich voordoet wordt gegeven met de bijbehorende gekwantificeerde impact. Dit komt voort uit de formule voor risico-impact welke hieronder is weergegeven:

Kans op voordoen risico * Totale impact risico = Verwachte impact risico

Vervolgens toets ik of per risico een controlemaatregel wordt genoemd. Daarnaast toets ik of de gemeente onderscheid maakt tussen incidentele en structurele weerstandscapaciteit zoals gesteld in het BBV. Al laatste stelt het BBV dat de gemeente het beleid omtrent het weerstandsvermogen dient te beschrijven en ook dat aspect neem ik op in de index.

3.1.4 Invloedsfactoren

Zoals aangegeven zijn er verschillende factoren die invloed hebben op de kwaliteit van risicoverslaggeving. Uit onderzoek blijkt dat de factoren: omvang organisatie, risiconiveau, eigendom, samenstelling bestuur, beursnotering, internationaal karakter, percentage vaste activa, omvang controlerend accountant, branche en winstgevendheid invloed hebben op de risicoverslaggeving (Linsley en Shrives, 2006) (Raffournier, 1995) (Abraham en Cox, 2007). Deze onderzoeken hebben allemaal betrekking op beursgenoteerde ondernemingen waardoor de factoren niet allemaal van toepassing zijn op gemeenten. De factoren die ik meeneem in mijn onderzoek zijn:

Omvang gemeente

Omvang controlerend accountant Weerstandsvermogen

Solvabiliteit Liquiditeit

De omvang gemeente kan op meerdere manieren gemeten worden, bijvoorbeeld financieel maar ook geografisch. De streekproef deel ik in op basis van aantal inwoners ultimo 2009. Voor een specificatie van deze indeling verwijs ik naar de deelwaarnemingsselectie in paragraaf 3.2. Als tweede maatstaf voor omvang hanteer ik het balanstotaal aan het einde van het boekjaar 2009. Bij omvang controlerend accountant maak ik onderscheid tussen een big-four- en non-big-four accountant. Onder een big-four accountant wordt verstaan: Deloitte, Ernst & Young, KPMG en PwC. De overige accountantskantoren worden aangeduid als non-big-four accountant.

Het weerstandsvermogen, solvabiliteit en liquiditeit zijn financiële ratio’s die de vermogenspositie van de gemeente weergeven. Volgens het BBV dient er een koppeling te worden gemaakt tussen de geïnventariseerde risico’s en de aanwezige weerstandscapaciteit. Het weerstandsvermogen is de relatie tussen de weerstandscapaciteit en de risico’s die gedekt dienen te worden met deze

35

weerstandscapaciteit. Het weerstandsvermogen wordt bepaald door de aanwezige weerstandscapaciteit te delen door de benodigde weerstandscapaciteit.

De solvabiliteit en liquiditeit zijn kengetallen die de financiële positie van een organisatie weergeven. De solvabiliteit geeft een beeld van de vermogenspositie van een organisatie en kan op twee manieren worden bepaald, waarbij bij beide methoden het eigen vermogen het uitgangspunt is. Het eigen vermogen kan worden gedeeld door het totaal vermogen of door het vreemd vermogen. In deze scriptie wordt de solvabiliteit bepaald door het eigen vermogen te delen door het totaal vermogen. Hoe beter (hoger) deze ratio, hoe meer reserves er binnen de gemeente aanwezig zijn om toekomstige tegenvallers te dekken. De liquiditeit geeft een beeld van het vermogen van een organisatie om aan haar korte termijn verplichtingen te kunnen voldoen. Ook de liquiditeit kan op meerde manieren worden bepaald. Twee veel gebruikte methoden zijn de current ratio en de quick ratio. De current ratio wordt bepaald door de vlottende activa te delen door de vlottende passiva. Het getal dat hier uitkomt geeft de verhouding aan tussen de middelen die een organisatie op korte termijn kan vrij maken en de verplichtingen die ze op korte termijn heeft. Hoe beter (hoger) deze ratio hoe meer liquide middelen op korte termijn kunnen worden vrij gemaakt om toekomstige tegenvallers te kunnen dekken.

De quick ratio wordt op dezelfde manier bepaald alleen worden de voorraden in mindering gebracht op de vlottende activa. De gedachten hierachter is dat voorraden niet altijd op korte termijn omgezet kunnen worden in liquide middelen om verplichtingen op korte termijn mee te kunnen voldoen. Bij gemeente staan onder de voorraden voornamelijk de niet in exploitatie genomen gronden. Aangezien deze niet makkelijk op korte termijn kunnen worden omgezet in liquide middelen is er in deze scriptie voor gekozen om de quick ratio te gebruiken. Een alternatieve methode om de liquiditeit van een organisatie te bepalen is het netto werkkapitaal. Aangezien deze wordt uitgedrukt in een geldbedrag en niet in een ratio is deze methode niet geschikt voor onderlinge vergelijking.

3.1.5 Indexanalyse

Aan de hand van de hiervoor genoemde factoren stel ik de uiteindelijke index op. De index is opgedeeld in kwantitatieve –, kwalitatieve – en invloedsfactoren. De index is weergegeven in figuur 3 op de volgende pagina. Aan de hand van de verschillende factoren geef ik een beeld van de paragraaf weerstandsvermogen van gemeenten in Nederland. Zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve factoren relateer ik aan de invloedsfactoren. In hoofdstuk 4 beschrijf ik de resultaten uit het onderzoek.

36

Factor Maatstaf Codering

Kwantitatieve factoren

Risico’s Aantal risico’s Getal

Positieve risico’s Aantal risico’s Getal

Kwalitatieve factoren

Inhoud Beschrijving inhoud risico 1 = risico wordt wel beschreven 0 = risico wordt niet beschreven Verwachte kans Beschrijving verwachte kans 1 = kans wordt wel genoemd

0 = kans wordt niet genoemd Verwachte impact Beschrijving verwachte impact 1 = impact wordt wel genoemd

0 = impact wordt niet genoemd

Controlemaatregel Wel/ niet aanwezig 1 = controlemaatregel wordt wel genoemd 0 = controlemaatregel wordt niet genoemd Weerstandsvermogen Onderscheid structureel/

incidenteel

1 = onderscheid wordt wel gemaakt 0 = onderscheid wordt niet gemaakt

Beleid 1 = beleid wordt wel omschreven

0 = beleid wordt niet omschreven

Invloedsfactoren

Omvang gemeente Klein/ middel/ groot K = klein

M = middel G = groot

Omvang gemeente Balanstotaal Bedrag

Omvang accountant Big-four/ non-big-four BF = big-four NBF – non-big-four Weerstandsvermogen verhouding benodigd/ beschikbaar Ratio

Solvabiliteit Eigen vermogen/ totaal vermogen Ratio Liquiditeit (Vlottende activa – voorraden) /

vlottende passiva

Ratio

37

3.2 Deelwaarnemingsselectie

In deze paragraaf beschrijf ik de deelwaarnemingsselectie voor het empirisch onderzoek. Mede met oog op de beschikbare tijd is het niet mogelijk om de gehele populatie te onderzoeken. Ik beschrijf hoe ik tot de deelwaarneming ben gekomen en op basis waarvan de deelwaarneming is ingedeeld. Hiervoor gebruik ik de demografische cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

3.2.1 Populatie

In 2009 kende Nederland 441 gemeenten verdeeld over twaalf provincies. Qua inwonersaantal varieerden deze gemeenten tussen de 900 (Schiermonnikoog) en 755.000 (Amsterdam). Gemiddeld telde een Nederlandse gemeente in 2009 ruim 37.000 inwoners. Het CBS deelt de gemeente qua inwoners in vier categorieën in namelijk:

Minder dan 20.000 20.000 tot 50.000 50.000 tot 100.000 Meer dan 100.000

In mijn model hanteer ik drie categorieën qua omvang in aantal inwoners (klein, middel en groot) om de onderlinge vergelijkingen te vereenvoudigen. Aangezien het aantal kleine gemeenten groter is dan het aantal middelgrote en grote gemeenten hanteer in een interval waarbij het aantal gemeente per categorie afloopt. Dit wil zeggen dat het aantal gemeenten in de categorie ‘klein’ groter is dan het aantal gemeenten in de categorie ‘middel’ en ‘groot’. Per categorie hanteer ik hierbij de verhouding ‘klein’ (3/6), ‘middel’ (2/6) en ‘groot’ (1/6). Afgerond kom ik hiermee op de volgende categorieën:

Minder dan 25.000 (klein) 25.000 tot 50.000 (middel) Meer dan 50.000 (groot)

3.2.2 Deelwaarneming

De deelwaarneming betreft 100 jaarverslagen van Nederlandse gemeenten, dit betreft ongeveer 25% van de populatie. Het betreft een aselecte gestratificeerde deelwaarneming welke ik indeel aan de hand van de in paragraaf 3.2.1 vermeldde categorieën en verhouding. Naar rato bedraagt de deelwaarneming per categorie het volgende aantal gemeenten:

Klein (50) Middel (33) Groot (17)

38

De deelwaarneming wordt bepaald aan de hand van sampling tool software, waarbij uit de totale populatie een willekeurig deelwaarneming wordt getrokken. Voor een overzicht van de deelwaarneming verwijs ik naar de bijlage.

In afsluiting geef ik antwoord op de deelvraag zoals aangegeven in het begin van dit hoofdstuk. Wat is een geschikt model om de kwaliteit van de paragraaf weerstandsvermogen van gemeenten te toetsen?

Aan de hand van een literatuuronderzoek naar risicoverslaggeving en een analyse van de wet- en regelgeving omtrent risicoverslaggeving heb ik een model opgesteld om de paragraaf weerstandsvermogen van gemeenten te toetsen. Het model bevat zowel kwantitatieve als kwalitatieve factoren omdat beide een maatstaf kunnen zijn voor de kwaliteit. Het model toetst voornamelijk de inhoudelijke rijkheid van de informatie en of het voldoet aan de eisen zoals gesteld in het BBV. In het model zijn ook factoren meegenomen die invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de paragraaf weerstandsvermogen. De invloedsfactoren relateer ik aan zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve factoren van de paragraaf weerstandsvermogen.

39

4 Resultaten

In het komende hoofdstuk bespreek ik de resultaten van het empirisch onderzoek. Voordat de cijfermatige resultaten aan bod komen, beschrijf ik eerst het verloop van het onderzoek en de werking van het model. Vervolgens geef ik van zowel de kwantitatieve als de kwalitatieve factoren de resultaten uitgesplitst naar kleine, middelgrote en grote gemeenten. Voor beide resultaten voer ik een correlatieanalyse uit om te kijken of de resultaten een correlatie vertonen met de invloedsfactoren. De data is verwerkt in het statistisch programma SPSS waarmee de verschillende correlatieanalyses zijn uitgevoerd.

In document Risicoverslaggeving bij de gemeente (pagina 34-40)