• No results found

Kwalitatieve meting van de counseling door de ziekenhuisapotheker aan de hand van een vragenlijst

5.3 EVALUATIE VAN DE COUNSELINGSFUNCTIE DOOR DE ZIEKENHUISAPOTHEKER

5.3.3 Kwalitatieve meting van de counseling door de ziekenhuisapotheker aan de hand van een vragenlijst

5.3.3.1 Beperkingen

De lage responsgraad voor zowel de kennistest (6 patiënten) als voor de tevredenheidsenquête (20 patiënten) maakt het moeilijk om duidelijke conclusies te trekken over de kwaliteit van een counseling. De lockdown door COVID-19 heeft tevens bijgedragen tot een lager aantal counselingscontacten, ook al bleek het aantal afgeleverde OAT’s stabiel. Ook nadien werden minder patiënten gecounseld in vergelijking met de periode vóór COVID-19, wat te maken kan hebben met het feit dat deze patiënten eerder voorzichtig waren in hun contact met anderen.

De kennistest werd door 6 van de 36 nieuwe OAT-patiënten met een eerste counseling ingevuld. Dit lage aantal kan mogelijks verklaard worden door het feit dat patiënten afgeschrikt zijn door de vragenlijst, die tweemaal dient afgenomen te worden. Aangezien het gaat om patiënten die net met een OAT zijn opgestart en dus mogelijks recent hun diagnose gekregen hebben zouden ze emotioneel minder bereid kunnen zijn om deel te nemen. Om een betere vergelijking te kunnen maken, wordt de kennistest bij de tweede bevraging best in een gelijkaardige situatie uitgevoerd. Aangezien van een patiënt niet verwacht kan worden om een week na de counseling hiervoor terug te komen, werd beslist om de tweede bevraging telefonisch uit te voeren. Hierdoor was er minder controle op het al of

bereikt werd. Mogelijks kon de enquête patiënten ook afgeschrikt hebben aangezien dit een beoordeling van de counselende ziekenhuisapotheker inhoudt.

5.3.3.2 Interpretatie

Bij vergelijking van het type informatie die patiënten ontvangen hadden vóór en na een counseling bleek dat de ziekenhuisapotheker meer informatie verschaft over de OAT zelf tijdens de counseling. De focus van een counseling ligt dan ook op een medicatie gerichte patiëntbegeleiding, waarbij medicatie gerelateerde onzekerheden en problemen geïdentificeerd, opgelost en voorkomen kunnen worden. Door de uitgebreide kennis over medicatie is de ziekenhuisapotheker een belangrijk lid van het multidisciplinair team dat de patiënt in zijn of haar therapie begeleidt. Uit de resultaten van de kennistest is te zien dat de meerderheid van de vragen na een counseling door alle patiënten correct werd ingevuld in vergelijking met de resultaten vóór een counseling. Bijgevolg was het percentage correcte antwoorden op vragen die niet correct werden ingevuld vóór een counseling, hoger na een counseling, wat erop kan wijzen dat patiënten de informatie, die gegeven werd tijdens een counseling, onthouden. Een betere kennis over het geneesmiddel wil echter niet zeggen dat de motivatie van de patiënt voor correcte inname, hoger is. [43] Opmerkelijk was dat voornamelijk de naam van het geneesmiddel vaak vergeten werd, zowel vóór een counseling als na een counseling. Dit kan het gevolg zijn van de moeilijke naamgeving van sommige OAT’s en de hogere leeftijd van deze patiënten. Door de kleine studiepopulatie is het niet mogelijk om na te gaan of er een significant kennisverschil is op T0 en T1 en of er een verband bestaat tussen de kennis over de OAT en het opleidingsniveau.

De vragen die peilen naar de tevredenheid zijn gebaseerd op de Ps-CaTE, een gevalideerde vragenlijst die verschillende aspecten van een begeleiding van kankerpatiënten meet, vanuit het perspectief van de patiënt. [71] De Ps-CaTE werd omwille van tijdsbesparing, vereenvoudigd en aangepast. Aangezien de tevredenheid gemeten werd aan de hand van een niet gevalideerde vragenlijst werd de Cronbach’s alfa bepaald. Deze was 0,926 en is dus groter dan de grens van 0,70. Dit wijst op interne consistentie tussen de vragen, waardoor besloten kan worden dat deze enquête betrouwbaar is om de tevredenheid te meten. Uit de totale tevredenheidsscore van 37,65 ± 3,53 op 40 blijkt dat de meerderheid van de patiënten tevreden is over de extra begeleiding door de ziekenhuisapotheker. Een recente studie van Riu et al. (2015), die de rol van een apotheker evalueerde bij begeleiding van patiënten op orale antitumorale medicatie in een klinische studie, bevestigt dat een gesprek met de apotheker voor 84,6% van de patiënten belangrijk was. Hierbij gaf 92,3% aan om bij herhalingsafleveringen de mogelijkheid te hebben om een

educatie voor patiënten op OAT opgestart en geëvalueerd werd, toonde een hoge mate van tevredenheid bij de patiënten aan. [67]

5.4 STERKTES EN ZWAKTES VAN DEZE STUDIE

Eén van de sterktes in dit onderzoek was het meten van meerdere indicatoren. De focus lag hierbij niet enkel op de evaluatie van de items die weergegeven staan in het observatieblad, maar ook op de interactie met de patiënt aan de hand van de kennistest en de tevredenheidsenquête. De resultaten zijn hierdoor een betere weerspiegeling van de informatie-uitwisseling die gebeurt tijdens een counseling en het algemeen verloop van een counseling en kunnen gebruikt worden om deze functie verder uit te bouwen.

Dit onderzoek was een uitgewezen kans om de MARS-5-vragenlijst in een counseling te integreren. Vóór deze studie verliep bevraging van de therapietrouw aan de hand van niet gevalideerde vragen, waardoor standaardisatie ontbrak. De aanmaak van een afzonderlijk observatieblad hiervoor geeft de mogelijkheid om de therapietrouw gedurende elke herhalingscounseling bij te houden en op te volgen aan de hand van de berekende score.

Een struikelblok in deze studie bleek de afbakening van de verschillende indicatoren. Er werd voornamelijk aandacht besteed aan indicatoren met betrekking tot klinische uitkomsten, zoals de interactiescreening. Door de chronische therapie is het belangrijk om ook een zicht te hebben op hoe de patiënt zijn gezondheidstoestand beoordeelt en het zorgproces ervaart. Hiervoor kan het includeren van respectievelijk patiënt-gerapporteerde uitkomsten (PROMS) en patient-gerapporteerde ervaringen (PREMS) een meerwaarde bieden.