• No results found

Zoals eerder naar voren is gekomen is er in dit onderzoek sprake van nominale (categorische) variabelen. Het doel van dit onderzoek is te achterhalen welk verband bestaat tussen een type organisatiecultuur en een type verzuimcultuur. Om antwoord te kunnen geven op de probleemstelling en de gestelde hypothese moet er gekeken worden of er überhaupt wel een verband bestaat tussen deze twee variabelen. Aangezien beide variabelen een nominaal niveau hebben en er gekeken wordt of er een relatie is tussen deze twee variabelen is er een Chi Kwadraat toets uitgevoerd. Hierbij worden de waargenomen frequenties in bepaalde categorieën vergeleken met de frequenties die door middel van toeval in de categorieën zouden worden verwacht (Field, 2009). De nominale variabelen worden in een kruistabel verwerkt waaruit af te lezen valt welke types een verband vertonen, mits de data significant is. Aangezien de variabelen nominaal zijn is dit tevens de reden waarom er in de gestelde hypotheses geen richting of sterkte aangegeven kan worden. Een Chi Kwadraat toets kan enkel aantonen of er een verband is. Wel kan er uit het aantal tellingen in de tabel een conclusie getrokken worden welk type verzuimcultuur het meeste voorkomt bij een type organisatiecultuur (Field, 2009).

Voor het uitvoeren van een Chi Kwadraat toetsen gelden er een aantal aannames waaraan voldaan moet worden. Ten eerste is dit de aanname van onafhankelijkheid van de data. Om een Chi Kwadraat toets betekenisvol te laten zijn is het van belang dat elke respondent of item bijdraagt aan slechts één cel van de kruistabel. Er kan geen gebruik worden gemaakt van herhaalde metingen. Aangezien dit onderzoek cross-sectioneel design heeft met slechts 1 meting kan er gesteld worden dat de data onafhankelijk is. De respondenten dragen bij aan één cel. Er kan gesteld worden dat er voldaan wordt aan de eerste assumptie (Field, 2009).

De tweede assumptie van de Chi kwadraat toets is dat de verwachte frequenties groter zijn dan 5. Dit wil zeggen dat de expected count groter dan 5 moet zijn. Het kan voorkomen dat een verwachte frequentie niet groter is dan 5, wat invloed heeft op de

statistische uitkomst. Vanwege deze kans is er gesteld dat tot 20% van de cellen een verwachte frequentie lager dan 5 mogen hebben. Wanneer er meer dan 20% van de cellen een lagere verwachte frequentie hebben van 5 is de kans groot dat de toets faalt om een daadwerkelijk effect te tonen. De onderstaande tabel 6.3 laat de output van de Chi Kwadraat toets zien. Als er gekeken wordt naar de expected count van elke cel is te zien dat er geen verwachte frequenties zijn lager dan 5. Echter geeft SPSS bij voet a aan dat 2 cellen (12,5%) een verwachte frequentie heeft lager dan 5, namelijk 4,80 en 5,0. Het getal 5,0 is in de kruistabel waarschijnlijk afgerond naar 5,0 en zal een werkelijk getal zijn tussen 4,95 en 4,99. Aangezien het gaat om een verschil tussen de 0,5 en 0,1 verschil en het totaal aantal cellen met een verwachte frequentie lager dan 5 maar 12,5% is kan er gesteld worden dat er tevens aan de tweede assumptie wordt voldaan. De uitkomsten die geïnterpreteerd worden uit tabel 5.3 zullen statistisch kloppen (Field, 2009).

Organisatiecultuur * Verzuimcultuur Crosstabulation

Verzuimcultuur Totaal Afhan- kelijk moreel Gefrag- menteerd Conflic- tueus Organisatie- cultuur Onder- steunend Count 17 19 3 3 42 Expected Count 12,8 12,1 8,4 8,7 42,0 Inno- vatief Count 1 10 8 8 27 Expected Count 8,2 7,8 5,4 5,6 27,0 Doel- gericht Count 9 3 11 9 32 Expected Count 9,7 9,2 6,4 6,7 32,0 Regel- gericht Count 11 4 3 6 24 Expected Count 7,3 6,9 4,8 5,0 24,0 Totaal Count 38 34 26 27 125 Expected Count 38,0 34,0 26,0 27,0 125,0 Chi-Square Tests

Value df Asymp. Sig. (2-sided)

Pearson Chi-Square 34,175a 9 .000

Likelihood Ratio 40,328 9 .000

Fisher’s Exact Test .b

Linear-by-Linear Association 2,946 1 .086

N of Valid Cases 125

a. 2 cells (12,5%) have expected count less than 5. The minimun expected count is 4,80. b. Cannot be computed because there is insufficient memory.

Zoals hierboven al is benoemd laat de bovenstaande tabel 6.3 de uitkomst zien van de Chi Kwadraat toets te zien. Wat ten eerste opvalt is dat de waarde van de Chi Kwadraat zeer significant is, want χ2 (9) = 34,175, P < .001. De kans dat de uitkomst voortkomt uit toeval is dus lager dan 1%. Hiermee wordt de nulhypothese (er is geen significant verband tussen organisatiecultuur en verzuimcultuur) verworpen. Vanuit deze bevinding kan er gesteld worden dat het type organisatiecultuur een zeer significant verband toont met het type verzuimcultuur.

6.4 Effectgrootte

De onderstaande tabel 6.4 laat de associatie sterkte zien van de metingen. In de tabel zijn drie verschillende waardes terug te vinden, Phi, Cramer’s V en Contingency Coefficient. De waarde van Phi is slechts accuraat voor een kruistabel van 2x2. Een tabel met meerdere dimensies, zoals in dit onderzoek het geval is, kan het voorkomen dat de waarde van Phi de maximum waarde van 1 overstijgt. Hierdoor is het geen betrouwbare waarde en kan er geen uitspraak over worden gedaan. De contingency coefficient zorgt ervoor dat de waarde tussen de 0 en 1 blijft, echter bereikt de coëfficiënt zelden waardes richting de 1 bij kruistabellen met meer dan twee categorieën. Hierdoor kan er ook geen duidelijke uitspraak worden gedaan. Als laatste is er de Cramer’s V coëfficiënt. Wanneer er maar twee categorieën zijn in de kruistabel zijn de waardes van Phi en Cramer’s V gelijk. Echter is er sprake van een 4x4 kruistabel. De waarde van Cramer’s V wordt zo berekend dat de coëfficiënt bij een kruistabel met meerdere dimensies een minimale waarde heeft van 0 en een maximale waarde van 1. Om iets te kunnen zeggen over de effectgrootte zal er dus worden gekeken naar deze waarde. Te zien is dat de Cramer’s V coëfficiënt een significante waarde heeft van σ = .302 (P < .001). Een waarde tussen de .20 en .40 geeft een medium effectgrootte weer. Er kan dus gesteld worden dat het verband tussen organisatiecultuur en verzuimcultuur een gemiddeld sterke associatie vertoont.

Symmetric Measures

Value Approx. Sig. Exact Sig.

Nominal by Nominal Phi .523 .000 .c

Cramer's V .302 .000 .c

Contingency Coefficient .463 .000 .c

N of Valid Cases 125

a. Not assuming the null hypothesis.

b. Using the asymptotic standard error assuming the null hypothesis. c. Cannot be computed because there is insufficient memory.

Tabel 6.4 Associatie sterkte