• No results found

6. Reflectie

6.1 Kritische reflectie op proces en keuzes tijdens mijn onderzoek

Terugkijkend op het proces en keuzes die ik gemaakt heb gedurende mijn onderzoek, maak ik voor dit hoofdstuk de volgende indeling:

1. Reflectie op het literatuuronderzoek

2. Reflectie op de gehanteerde onderzoeksmethodologie 3. Reflectie op de onderzoeksuitkomsten

6.1.1 Reflectie op het literatuuronderzoek

Informatie over baankansen voor vmbo-basis-leerlingen in de Rotterdamse haven was niet aanwezig in de theorie. Wel waren er genoeg theorieën te vinden over de baankansen voor laagopgeleide leerlingen in het algemeen. Met die informatie ben ik mijn literatuuronderzoek gestart. Vooral de nieuwe vaardigheden, de 21st century skills, kwamen al snel naar voren in het literatuuronderzoek en bleken de basis te zijn voor verder onderzoek. De theorie over deze 21st century skills was helaas te algemeen, omdat het voor mijn onderzoek belangrijk was om te onderzoeken welke skills nodig waren voor de onderzoeksvraag en de

bijbehorende stakeholders. Veel inzichten over de 21st century skills waren gebaseerd op beelden over hoe de toekomstige werknemer eruit moest zien, of anders gezegd: welke skills allemaal nodig waren. Ik vond het lastig om dit aspect af te bakenen, omdat ik op zoek moest naar de specifieke vraag welke skills nodig zijn voor de laagopgeleide vmbo-leerlingen van de STC-Group, en hoe die skills toegepast moeten worden om die leerlingen een kans te bieden op een baan in de Rotterdamse haven.

In mijn zoektocht naar de meest bruikbare inzichten kwam ik via verschillende

wetenschappelijke onderzoeken, modellen en rapporten langs veel interessante publicaties. Mijn theoretisch kader gaf voldoende handvatten om het onderzoek uit te voeren. Het model van SLO bleek uiteindelijk een valide meetmodel om de gesprekken met de stakeholders te plannen en enquêtes te ontwerpen voor de docenten en de leerlingen. Hierbij maakte ik gebruik van de kernbegrippen laagopgeleide leerlingen, de werkgelegenheid in de Rotterdamse haven en de nieuwe gevraagde vaardigheden, de 21st century skills. Deze kernbegrippen kwamen uit mijn probleemstelling en de bijbehorende deelvragen, en ik kon ze met behulp van het literatuuronderzoek definiëren en onderzoeken.

Tijdens het literatuuronderzoek stuitte ik op internationaal onderzoek van Ravitz (2012) ‘Impacts on 21st Century Teaching and Student Achievement’ en de New Skills Agenda for Europe. Op basis hiervan heb ik een driedaags bezoek gebracht aan de Europese Unie om twee Europarlementariërs te interviewen over de Skills Agenda. Terugkijkend op het

literatuuronderzoek vind ik dat ik voldoende onderzoek heb verricht. Helaas was de tijd te kort om nog meer bronnen te onderzoeken. Dit onderwerp blijft voor mij ook in de toekomst een persoonlijke interesse, omdat ik mij in mijn rol als onderwijsdirecteur nauw betrokken voel bij het thema.

6.1.2 Reflectie op de gehanteerde onderzoeksmethodologie

Terugkijkend op de dataverzamelingsmethoden die ik heb gehanteerd om een antwoord te vinden op mijn probleemstelling en de bijbehorende deelvragen, vind ik dat ik binnen de gestelde tijd genoeg stakeholders heb geïnterviewd en voldoende respondenten heb bereikt met de enquêtes. Gedurende het onderzoek kwam ik erachter dat de laatste deelvraag, die zich richt op de implementatie van de 21st century skills binnen het curriculum, meer data nodig had vanuit de werkvloer (het vmbo van de STC-Group). Uit het literatuuronderzoek

77 was naar voren gekomen dat een aanpassing van een onderwijscurriculum altijd in kleine stappen uitgevoerd moet worden en dat er voldoende draagvlak moet zijn bij docenten. Om dus gedragen aanbevelingen te kunnen doen, was mijn onderzoek niet voldoende. Ik moest mijn onderzoeksresultaten en aanbevelingen vanuit het bedrijfsleven nog testen op

draagvlak bij de vmbo-docenten van de STC-Group. Dat heb ik gedaan door een

snelkookpansessie te organiseren. Deze onderzoeksmethode stond oorspronkelijk niet in mijn onderzoeksvoorstel, maar bleek wel nodig te zijn. De data die ik uit deze

snelkookpansessie heb gekregen, bleken zeer waardevol te zijn voor de conclusie en aanbevelingen. Ook de praktische opdracht vanuit het college van bestuur van de STC- Group over de ‘hoe’-vraag werd hierdoor beantwoord met een gedragen advies over concrete toepassingen op korte termijn.

Als ik kijk naar eventuele andere onderzoeksmethodes, dan zou ik de volgende keer geen andere keuze maken. Wel zou ik, als ik meer tijd gehad zou hebben, eventueel ook interviews met ouders hebben gehouden, om te kijken of de gevraagde skills ook thuis aangeleerd kunnen worden, waardoor school en ouders samen verantwoordelijk worden voor de gewenste verandering. Ook zou ik eventueel onderzoek naar het mbo binnen de STC-Group hebben ingepland, om te kijken hoe er een doorlopende leerlijn ontwikkeld kan worden. Concluderend kijk ik met een goed gevoel terug op het onderzoek: de

onderzoeksdoelgroepen heb ik kunnen bereiken, ze hebben allemaal met veel plezier meegewerkt en er zijn geen respondenten of stakeholders afgehaakt. Hierdoor heb ik de beoogde respons kunnen behalen. Wel liep ik tegen een aantal zaken aan gedurende mijn onderzoek. De tijdsdruk was hoog, waardoor de interviews plaatsvonden op werkdagen van mijn reguliere baan. Dit zorgde voor extra werkdruk en heb ik als zwaar ervaren. Ook het uitwerken van de interviews en het onderzoek kostten veel tijd. Door het strakke schema dat ik had opgenomen in mijn onderzoeksvoorstel is het binnen de tijd gelukt.

Door de afgebakende tijd, van 1 september 2016 tot en met 1 december 2016, die ik kreeg vanuit de HvA en het STC heb ik een betrouwbaar onderzoek kunnen opleveren met valide gegevens. Natuurlijk had het onderzoek nog uitgebreider gekund, met meer interviews en enquêtes, zowel nationaal als internationaal, maar op een gegeven moment was de onderzoeksperiode 'op'.

6.1.3 Reflectie op de onderzoeksuitkomsten

Het literatuuronderzoek, de interviews, de enquêtes en de snelkookpansessie gaven mij voldoende data en inzichten om met gerichte, relevante aanbevelingen te komen voor het college van bestuur van de STC-Group, en ook voor de geïnteresseerde stakeholders; het Rotterdams Havenbedrijf, het NPRZ en de gemeente Rotterdam. De onderzoeksresultaten voldeden gedeeltelijk aan mijn verwachtingspatroon. Een aantal resultaten vond ik

verrassend, zoals de blijvende vraag naar laagopgeleide technische vmbo-basis-leerlingen. Er zijn dus nog genoeg kansen voor deze doelgroep. Dat had ik niet verwacht, omdat er veel wordt gesproken over het feit dat laagopgeleide leerlingen geen kans meer maken in de innovatieve Rotterdamse haven. Dat bleek slechts gedeeltelijk juist. Alleen zonder een technische achtergrond is deze doelgroep kansloos op een baan in de Rotterdamse haven. Een ander resultaat dat ik niet had verwacht, was de conclusie dat veel banen op mbo- niveau 3 en 4 in de administratieve sector met rap tempo verdwijnen door het toenemende aantal krachtige computers.

Afrondend kan ik zeggen dat ik voor de totstandkoming van de resultaten op de juiste manier gebruik heb gemaakt van de theorie en de onderzoeksmethoden. Het kan altijd beter,

78 uitgebreider en met nog meer focus op internationale onderzoeken, maar in een deeltijd master met een fulltime baan, was dit voor mij het meest haalbare valide onderzoek met concrete aanbevelingen.