• No results found

De afgelopen jaren is er in het academische en maatschappelijke debat meer aandacht voor de gevolgen van globalisering. Denkers binnen de kosmopolitische politieke theorie hebben erop gewezen dat concepten als grenzen, natie en immigratie een inherent politieke natuur hebben. Ook komt er meer aandacht voor de gewelddadige gevolgen van deze concepten.102 In het vervolg zal de positie van twee voorvrouwen binnen deze

stroming, Seyla Benhabib en Bonnie Honig, besproken worden. Waar concepten als de natiestaat, grenzen en vluchtelingen nauwelijks aandacht krijgen bij de kritische sociologie, zijn deze zaken binnen het kosmopolitisme al veel vaker geproblematiseerd en verder doordacht. Daarentegen blijkt dat begrippen als onrecht, kritiek en emancipatie bij kosmopolitische denkers minder ontwikkeld zijn. Doel van dit hoofdstuk is om aan te geven op welke punten beide stromingen elkaar kunnen aanvullen, om zo te komen tot een denkkader dat, indien verder ontwikkeld, beter in staat is tot een kritische analyse van de vluchtelingencrisis.

Hoe de kosmopolitische theorie kan bijdragen aan de kritische sociologie

Kosmopolieten wijzen op de paradoxen binnen het huidige natiestaatgeboden politieke bestel. Een eerste paradox is de spanning tussen enerzijds de particuliere soevereiniteit van de staat en anderzijds de universele plicht om anderen te helpen.103 Een andere

paradox is gelegen in het feit dat leden van een democratie met hun stem politieke beslissingen kunnen nemen over mensen buiten deze democratie, die geen invloed hebben op deze besluitvorming.104 Het bleek dat het wijzen op paradoxen ook door

Schinkel en Boltanski gebruikt wordt. Schinkel wil op deze manier het debat openbreken, Boltanski poogt zo het onrechtvaardig gebruik van testen aan te tonen. Het zal blijken dat kosmopolitische denkers zich, net als de beschreven kritische sociologen, focussen op de macht van instituties en de mogelijkheden van paradox en verbeelding om deze macht ter discussie te stellen.

Benhabib heeft kritiek op grensoverschrijdende instituties, zoals de Verklaring van de Rechten van de Mens. Volgens haar zijn deze mensenrechten paradoxaal om dat zij

102 Nyers (2003)

103 Benhabib (2005)

42

mensen wel het recht geeft om hun land te verlaten, maar niet voorziet in het recht om een ander land binnen te gaan. Daarnaast ontbreekt het aan duidelijke plichten voor landen als het gaat om het toelaten van immigranten of het toekennen van asiel of een burgerschapsstatus. Deze kritiek van Benhabib kan gezien worden als het soort internationale institutionele kritiek dat Boltanski nastreeft, wanneer hij stelt dat instituties niet alleen een zaak van gedachten zijn maar dat ze ook bepalen welke mogelijkheden tot bestaan en handelen er zijn.105 Boltanski wijst er op dat testen in stand

gehouden worden door instituties.106 Dit is duidelijk zichtbaar bij

immigratievraagstukken. Mensen zonder formele verblijfs- of burgerschapsstatus worden, in vergelijking met hen die wel een formele status hebben, in grote mate beperkt in hun mogelijkheden tot handelen. Ook het machtsverschil tussen de dominante klasse die de regels maakt en de gedomineerde klasse die de regels alleen kan volgen, is duidelijk zichtbaar in de vluchtelingencrisis. Benhabib laat zien dat vluchtelingen hierbij de verliezers zijn, zij hebben immers nauwelijks politieke mogelijkheden om via democratische weg de geldende regels, die ze wel moeten volgen, te veranderen.

Een andere voorbeeld van een kosmopolitische denker die gebruik maakt van paradoxen om kritiek te leveren vinden we bij Nyers, die erop wijst hoe de Canadese overheid bepaalde dat Algerije te onveilig was voor Canadese toeristen en daarom een negatief reisadvies afgaf, maar stelde dat Algerije wel veilig genoeg was om uitgeprocedeerde vluchtelingen daar naartoe te deporteren.107 Honig wijst op de

paradoxale positie van vreemdelingen in de traditie van het ontstaan van naties zoals Amerika. Volgens haar wordt de vreemdeling zowel als heldhaftige stichter als bedreiging gezien. Daarnaast is dit een vorm van verbeelding: zij portretteert vreemdelingen en vluchtelingen als helden.108

De oplossing voor de machtsongelijkheid tussen de bewoners binnen staten en de vluchtelingen buiten de staat, is volgens Benhabib de versterking van de democratische rechten van vluchtelingen.109 Volgens haar is er op dit gebied een positieve trend

zichtbaar. Zo wijst zij op het feit dat in een aantal Europese staten vluchtelingen stemrecht hebben voor regionale of soms zelfs landelijke verkiezingen. Zij ziet een toename van deze

105 Boltanski (2011), pp. 53-55, 79, 86

106 De Genova & Tazzioli (red.) (2016), pp. 15-25. 107 Nyers (2003)

108 Honig (2003) pp.74-76

43

rechten en wijst om deze reden op een toename van kosmopolitische waarden in de Europese wetgeving. Een tweede oplossing is om de vluchtelingen meer invloed te geven in internationale instituties: door het opzetten van een vertegenwoordig van vluchtelingen bij de VN, naast de bestaande landenvertegenwoordiging. Ten slotte pleit zij voor een democratisering van invloedrijke internationale instituties, zoals het IMF en de Wereldbank, waar een democratisch gebrek zichtbaar is. Op deze manier probeert zij de democratische burgerschapsrechten van een ieder te versterken.110 Typerend is dat

Schinkel de oplossing van Benhabib omdraait en daarmee zijn nationale perspectief bevestigd. Hij stelt voor om een vertegenwoordiger van de Verenigde Naties op te nemen in de Raad van State om zo de stem van de Ander (buiten de grenzen van de natiestaat) te laten klinken binnen de grenzen van de natiestaat.111

Uit het werk van Benhabib en Honig blijkt dat de hedendaagse kosmopolitische politieke theorie veel meer denkwerk over de spanningen van de staat verricht heeft. Hier spelen vragen over lidmaatschap en niet-lidmaatschap en de vraag wie democratische rechten heeft al langer. Op dit terrein heeft de kritische sociologie van Schinkel en Boltanski nog werk te doen.

Hoe de kritische sociologie kan bijdragen aan de kosmopolitische theorie

Dat emancipatie – naast institutionele kritiek – een belangrijke rol speelt bij kosmopolitische denkers, blijkt uit kanttekeningen die Honig plaatst bij Benhabib. De eerste kritiek van Honig op Benhabib is dat de laatste te veel gericht op juridische instituties en daardoor geen oog heeft voor niet-formele vormen van (politieke) strijd.112

Honig stelt dat Benhabib uitgaat van een te positieve opvatting van wetten die een lineaire progressie lijken door te maken. Daarnaast kunnen rechten volgens Honig nooit helemaal gegarandeerd worden en is er meer nodig. Net als Schinkel wijst Honig erop dat zelfs als iemand formeel burgerschap bezit, er nog informele eisen zijn, zoals ‘actief’ burgerschap. Een formele borging leidt niet automatisch tot een rechtvaardige positie.113

Ten tweede wijst Honig de Kantiaanse ethiek van Benhabib af. Volgens Honig heeft de eindeloze discussie over de vraag of wij andere verplichtingen hebben tegenover

110 Benhabib (2005)

111 Schinkel (2012) pp. 190 e.v.

112 Honig (2009), pp. 209-239

44

mensen dichtbij dan mensen ver weg, een verlammende werking. Zolang dit filosofische debat gaande is wordt er niet gehandeld. Honig stelt dat wij niet moeten denken maar moeten handelen. En daarmee moeten beginnen in onze eigen omgeving. Zo kunnen we migranten en vluchtelingen helpen zonder dat zij lang moeten wachten op nieuwe wetgeving.114

Honig’s strijd tegen ongelijkheid heeft een belangrijke overeenkomst met het werk van Boltanski. Haar situationele aanpak, gebaseerd op nabijheid, lijkt op de situationele insteek die Boltanski kiest met zijn pragmatische sociologie. Honig schijft over de Free

Ibrahim Movement, waarin een Turkse Koerd die in Amerika veroordeeld en gedeporteerd

zou worden, door inzet van zijn oude buren in Michigan de nodige media-aandacht en politieke macht verkreeg. Honig prijst dit soort bewegingen, omdat ze zich niet druk maken over de vraag van lidmaatschap of niet, maar slechts iemand steunen omdat hij hier is.115

Vanuit de kritische sociologie van Boltanski zijn er drie kanttekeningen te plaatsen bij de positie van Honig. De eerste: zij mist een duidelijk rechtvaardigheidsprincipe. Ze stelt zelf dat zij geen onderscheid kan maken tussen goede en slechte sociale bewegingen. Ze stelt dat sommige bewegingen voor haar een voorbeeld zijn terwijl er ook veel bewegingen zijn die haar bang maken.116 In het vorige hoofdstuk werd duidelijk dat de

kritische sociologie, Boltanski (meer dan Schinkel) een duidelijk rechtvaardigheidsprincipe biedt. Met name de pragmatische sociologie van Boltanski zou een belangrijke aanvulling zijn op de visie van Honig.

Een tweede tekortkoming bij Honig is het ontbreken van een goede uitwerking van het begrip nabijheid. In het denken van Boltanski kan nabijheid opgevat worden als een positieve uitkomst van een test. Het wordt dan duidelijk dat nabijheid een divers begrip is, waarin de inhoud afhankelijk is van de test en het gebruikte polité. Op basis van de kritische sociologie van Boltansi kan gesteld worden dat er diverse vormen van nabijheid bestaan, die tegenstrijdig aan elkaar kunnen zijn. Hoewel nabijheid dus de grond kan zijn voor een collectief, moeten de voorwaarden hiervoor beter uitgewerkt worden.

Een derde kanttekening is dat het niet duidelijk is of Honig radicaal genoeg is met haar kritiek. Zij lijkt voornamelijk heil te zien in het verkiezen van andere

114 Honig (2009), pp. 232-239

115 Honig (2009), pp. 223, 231, 238 116 Honig (2009): p. 238

45

volksvertegenwoordigers, het streven naar betere wetgeving, het weerbaar maken en opleiden van vreemdelingen en betere benoemingen van belangrijke posities. 117

Boltanski stelt dat het moeilijk is voor gewone mensen om voorbij de bestaande instituties te denken. Daarnaast klinkt in de positie van Honig de gedachte door dat ‘als we de regels echt goed volgen, dan komt het goed’. Het gaat hier enerzijds om het inzicht dat de realiteit niet stabiel is en anderzijds om het vormen van collectieven. Daarnaast pleit Boltanski voor meer ruimte voor het besef dat de realiteit van instituties niet stabiel is. Er moet een bewustzijn komen dat instituties slechts abstracties zijn. Dat grenzen slechts abstracties zijn. Dat een paspoort slechts een abstractie is.

Zolang de kosmopolitische theorie geen aansluiting zoekt bij de kritische sociologie, is ze vatbaar voor de kritiek van Nyers. Hij stelt dat kosmopolieten, hoe goedbedoeld ook, de vreemdeling als zodanig categoriseren.118 In haar beschrijving van

de Free Ibrahim Movement gaat Honig meer in op de rol van de buren dan van Ibrahim zelf. Dit lijkt op de positie van Schinkel, die allochtonen vooral als slachtoffer afschildert, en hen niet aan het woord laat. Boltanski probeert met zijn kritische sociologie de kritieke vermogens van de vluchtelingen zelf wel te versterken, waarin het aloude ideaal – dat de emancipatie van de vluchteling het werk van de vluchteling zelf moet zijn – door klinkt.

Het is duidelijk dat de kritische sociologie en kosmopolitische theorie elkaar goed aanvullen en dat beide kunnen bijdragen aan een vorm van grensoverschrijdende kritiek. Benhabib wijst op het belang van kritiek op grensoverschrijdende instituties, zoals de mensenrechten. De positie van Honig kan gezien worden als een pleidooi voor grensoverschrijdende sociale actie. Dat er een verbinding met de kritische sociologie nodig is blijkt uit het feit dat de kosmopolitische denkers een duidelijk rechtvaardigheidsprincipe missen, zo kan Honig geen onderscheid maken tussen goede en slechte sociale bewegingen. Ook is haar theorie van sociale actie nog onderontwikkeld, Boltanski kan beter inzicht geven in het begrip ‘nabijheid’. Daarnaast blijkt dat zowel Benhabib als Honing moeite hebben om echt radicale kritiek op de bestaande instituties te leveren. Hierbij biedt Boltanski uitkomst met zijn meta-kritische sociologie, waarbij hij tevens probeert aan te sluiten bij de menselijk ervaring om zo de arrogantie waar Nyers voor waarschuwt te vermijden.

117 Honig (2009), pp. 236-239

47

Conclusie: Mogelijkheden voor grenzeloze kritiek

In deze scriptie heb ik onderzocht hoe de kritische sociologie eraan kan bijdragen vluchtelingencrisis kan worden aangegrepen om te komen tot een wereld die iets minder gewelddadig en onderdrukkend is. De hedendaagse kritische sociologie van Willem Schinkel en Luc Boltanski biedt interessante aanknopingspunten. Schinkel gaat met name in op het Nederlandse spreken en denken over integratie en de samenleving. Volgens hem hebben moderne naties geen overtuigend ontstaans- of toekomstverhaal. Het gevolg is dat naties, zowel haar inwoners als haar overheid, proberen te bepalen wie zij zijn, door zich af te zetten tegen wat zij niet zijn. Om deze reden worden allochtonen die niet in de samenleving geïntegreerd zijn vaak neergezet als gelovig, gewelddadig en bovenal niet modern. Wat overblijft is de samenleving die bestaat uit moderne, seculiere en geweldloze mensen. Om deze manier van spreken te breken wijst Schinkel op de paradoxen in het debat rond integratie. De socioloog moet volgens hem niet de bestaande situatie representeren maar juist nieuwe verbeeldingen van vormen van samenleving moeten aandragen, vormen van samenleven waar ruimte is voor verschil. Met zijn kritische analyse van het integratiedebat en de voorbeelden van verbeelding die hij geeft, levert Schinkel een belangrijke bijdrage aan de kritische sociologie.

Boltanski wijst de aloude Kritische Theorie af die vormen van onderdrukking ziet die mensen zelf niet kunnen ervaren. Hiermee zou hij ook de kritische sociologie van Schinkel afwijzen, die te weinig empirisch is en ver af staat van de alledaagse ervaring. In plaats daarvan stelt hij een kritische sociologie voor die aansluit bij het gebruik van kritiek in het dagelijks leven. Het is een interessant inzicht dat kritisch sociologen hun rechtvaardigheidsprincipes kunnen baseren op het alledaagse leven. Een tweede belangrijke inzicht van Boltanski is de rol van instituties die grote invloed hebben op de manier waarop wij de wereld zien en daardoor de mogelijkheden van kritiek kunnen beperken. Het laatste belangrijke inzicht is dat emancipatie alleen tot stand komt als mensen zelf inzien dat instituties in strijd zijn met de eigen ervaring en hun krachten vervolgens bundelen.

Toch zijn de mogelijkheden van de kritische sociologie van Schinkel en Boltanski bij grensoverschrijdende vormen van onrecht, zoals in de vluchtelingencrisis, beperkt. Dit komt doordat de kritische sociologie sterk verbonden is met de natiestaat. Zo blijkt het rechtvaardigheidsprincipe van Schinkel sterk afhankelijk te zijn van het verschil tussen

48

formeel en informeel burgerschap. De positie van allochtonen is volgens hem onrechtvaardig omdat deze groep formeel wel burger is, maar informeel niet zo gezien wordt. Omdat vluchtelingen geen formele status hebben is hun gebrek aan informele status voor Schinkel niet problematisch. Ook Boltanski besteedt in zijn werk nauwelijks aandacht aan grensoverschrijdende onrechtvaardigheid. Kate Nash doet op basis van het werk van Boltanski een poging tot een grensoverschrijdende kritische sociologie met verwijzing naar de mensenrechten. Al met al blijkt dat de kritische sociologie van Schinkel en Boltanski geen mogelijkheden biedt voor een goede kritische analyse van grensoverschrijdende problemen zoals die van vluchtelingen.

Anders is dat voor de zogenaamde kosmopolitische politieke theorie. Binnen deze stroming zijn zaken als burgerschap, grenzen, immigratie en de natiestaat al veelvuldig bediscussieerd. Het blijkt dat diverse denkers ingaan op deze problemen die de kritische sociologie niet goed kan vatten en analyseren. Het juridisch gerichte werk van Seyla Benhabib kan gezien worden als een vorm van natie-overstijgende (en daarmee aanvullend op de kritische sociologie) institutionele kritiek. Haar werk kan gezien worden als een vorm van grensoverschrijdende uitwerking van de institutionele kritiek van Boltanski. Een andere kosmopolitische denker, Bonnie Honig, richt zich minder op instituties en meer op de praktijk van het dagelijks leven. Enerzijds geeft zij nieuwe verbeeldingen van de vreemdeling, anderzijds heeft zij veel aandacht voor sociale bewegingen in het debat rond immigratie. Hierbij speelt het begrip nabijheid een belangrijke rol: hoewel mensen een verschillende juridische burgerschapsstatus hebben kunnen zij elkaar toch als naasten zien, aldus Honig. Aan de andere kant blijkt dat binnen deze kosmopolitische theorie het denken over rechtvaardigheid, kritiek en sociale actie minder ontwikkeld is dan bij de kritische sociologie.

Als inzichten uit de kritische sociologie en de kosmopolitische politieke theorie gecombineerd worden, kan de vluchtelingencrisis worden aangewend om de weg te openen naar nieuwe vormen van samenleven, die minder gewelddadig en onderdrukkend zijn. Hiervoor kan Boltanski’s inzicht over emancipatie gebruikt worden, waarin hij twee onderdelen onderscheidt. Voor het eerste onderdeel is een grote rol weggegeld voor de kritische sociologie. Haar rol is om de instituties zichtbaar te maken, te laten zien welke invloed zij heeft op het dagelijks leven en waar deze invloed onrechtvaardig is. Hierdoor wordt duidelijk waarom bepaalde onrechtvaardige situaties in stand worden gehouden. Vervolgens moet de macht van deze onrechtvaardige instituties gebroken worden. Door

49

te wijzen op de paradoxen binnen instituties en het verschil tussen de menselijke ervaring en de instituties wordt duidelijk dat ze niet eeuwig en onveranderbaar zijn. In het kader van de vluchtelingencrisis is het belangrijk dat ook grensoverschrijdende instituties bekritiseerd worden. Benhabib geeft een goed voorbeeld van dergelijke institutionele kritiek door te wijzen op de paradoxen die inherent zijn aan deze instituties, al zou dergelijke kritiek op basis van Boltanski’s rechtvaardigheidsprincipe wellicht beter aansluiten bij de alledaagse ervaring.

Een tweede manier om de laten zien dat instituties zwak en voorlopig zijn kan gevonden worden bij Schinkel. Hij stelt dat de kritische sociologie nieuwe mogelijkheden moet verbeelden. Door de wereld op een andere manier te bekijken en haar opnieuw te presenteren blijkt ook de toevalligheid van de huidige instituties. Schinkel geeft in zijn werk een poging tot een nieuwe verbeelding van de samenleving en roept op tot instituties die minder gewelddadig en onrechtvaardig zijn. Wederom blijft de kritische sociologie van Schinkel binnen de grenzen van de natiestaat en kan de kosmopolitische theorie bijdragen door haar grensoverschrijdende invalshoek. Honig gaat in op de manier waarop de vreemdeling verbeeldt wordt, waarbij zij erop wijst dat vreemdelingen in de geschiedenis niet alleen als bedreiging maar ook als helden neergezet worden. Een betere uitwerking van een verbeelding van vluchtelingen in een wereld zonder grenzen is hier op zijn plaats.

In het tweede onderdeel om tot emancipatie te komen, speelt de kritische sociologie een kleinere rol volgens Boltanski. Hier is een taak weggelegd voor de mensen zelf, die hun krachten moeten bundelen in collectieven en zo in opstand moeten komen tegen de overheersing. De belangrijke bijdrage van de kritische sociologie bij de totstandkoming van collectieven is het aandragen van nieuwe concepten waar mensen die door institutionele lijnen gescheiden zijn zich kunnen herkennen. Waar Boltanski zich alleen richt op mogelijke collectieven binnen de natiestaat, probeert Honig op basis van het begrip nabijheid collectieven te vormen die grensoverschrijdend zijn. Zij pleit ervoor dat legale burgers en illegale vreemdelingen elkaar als naasten gaan zien, waarbij de juridische scheidslijnen overschreden worden. Honig gaat voorbij aan de complexiteit van nabijheid in het dagelijks leven. Hier biedt Boltanski zijn empirisch onderzoek naar alledaagse rechtvaardigheid kansen, evenals het werk van Nash, die een vorm van rechtvaardigheid op basis van de mensenrechten probeert op te stellen. Al met al blijkt dat om het volle potentieel van de vluchtelingencrisis te ontwaren en te verwezenlijken

50

nog veel academische, sociale en politieke actie nodig is. Een synthese tussen de kritische sociologie en de kosmopolitische politieke theorie biedt een kleine eerste, maar hoopvolle stap in die richting.

51

Bibliografie

Beek, M, van. 2016. ‘Jonge moslims doen minder aan geloof dan ouders’, Trouw, 17 september.

Benhabib, S. 2005. Borders, Boundaries, and Citizenship. PS: Political Science and

Politics. 38 (4), 673-677.

Benhabib, S. 2008. ‘Who Can Become a German Citizen? Redefining the Nation.’ In: