• No results found

Krimp van de handel via de Rode Zee in de derde eeuw

In document Het Romeinse Rijk en India (pagina 30-36)

Net als op vele andere terreinen was er in de handel tussen het Romeinse Rijk en India sprake van een enorme crisis gedurende de derde eeuw. De archeologische bewijzen hiervoor zijn zo duidelijk dat de vraag of er sprake was van verval tijdens de derde eeuw een overbodige is. Het scherpe en vrijwel gelijktijdige verval van de Romeinse wereld op politiek, economisch en sociaal vlak is niet los van elkaar te zien.144

Het beginpunt van de crisis van de derde eeuw wordt gelegd bij het uitbreken van een besmettelijke ziekte in 165, tijdens de regering van keizer Marcus Aurelius (r. 161-169), die om de paar jaar opnieuw de kop opstak. Waarschijnlijk ging het hier om een zeer dodelijke variant van pokken of mazelen.145 Deze ziekte had een flinke krimp in korte tijd van de Romeinse bevolking tot gevolg.

143

Young, Rome’s eastern trade, 212. 144

Andrea Giardini, ‘The transition to late antiquity’, in: Walter Scheidel, Ian Morris en Richard Saller ed.,

The Cambridge economic history of the Greco-Roman world (Cambridge 2007) 743-768, aldaar 757. 145 David S. Potter, The Roman Empire at bay. A.D. 180-395 (Londen 2004) 17.

31 Naast een krimp in de bevolking was er ook sprake van grote politieke instabiliteit. Tijdens de periode van de ‘soldatenkeizers’, waarvan het begin wordt gelegd bij de moord op keizer Alexander Severus (r. 222-235) in 235, regeerden keizers gemiddeld amper twee jaar voordat ze weer werden vermoord door een tegenkandidaat.146 Ook was er sprake van een toenemende druk op de grenzen van het Romeinse Rijk, zowel in Europa als in het oosten, waar het Sassanidische Rijk een agressieve politiek voerde tegenover de Romeinen. Bovendien staken in diverse regio’s van het rijk opstanden tegen de hogere belastingdruk van het centrale bestuur de kop op. De kleinschalige Romeinse bureaucratie was onvoldoende in staat te reageren op deze nieuwe situatie.147 Uiteraard zorgden al deze problemen ook voor grote economische problemen, zoals een enorme muntontwaarding.148

Vanaf de troonsbestijging van keizer Diocletianus (r. 284-305) kwam er een einde aan de crisis van de derde eeuw. Hij zorgde onder meer voor een modernisering van het Romeinse bestuur. Zoals in hoofdstuk twee duidelijk werd, speelden dit soort problemen gedurende dezelfde periode ook op het Indiase subcontinent.

De gevolgen van deze periode zijn ook in Egypte en de handel via de Rode Zee duidelijk zichtbaar. In alle havens van de Rode Zee is door archeologen een enorme afname, of zelfs een volledige stop, in de activiteiten tijdens de derde eeuw waargenomen. In sommige van deze havens ontstaat weer activiteit in de vierde eeuw maar er is wel sprake van een structurele vermindering.

In Berenike werden bij archeologisch onderzoek resten van vele verschillende soorten planten, fruit en noten uit de Romeinse tijd ontdekt. Deze resten zijn vooral gedateerd als afkomstig uit de eerste en tweede eeuw na Christus. Vele van de gevonden planten en fruit konden niet in de buurt van Berenike, dat in een behoorlijk onherbergzaam gebied lag, groeien. Er zijn resten van amandel en abrikoos gevonden, die enkel in het Middellandse Zeegebied groeiden en hoogstens een luxe aanvulling waren op het dieet van de bewoners in Berenike.149 Ook zijn er veel kokosnoten gevonden, die

146

Grant, Collapse and recovery, 3. 147

Xavier Loriot en Daniel Nony, La crise de l’Empire romain, 235-285 (Parijs 1997) 19. 148 Giardini, ‘transition to late antiquity’, 759.

32 alleen uit India afkomstig kunnen zijn.150 De aanwezigheid van dit soort luxeproducten wijst erop dat de havenstad tijdens de eerste en tweede eeuw behoorlijk welvarend was. Sommige inwoners konden zich luxe voedsel, afkomstig uit het Middellandse Zeegebied, veroorloven. Dit stopte abrupt in de derde eeuw.

Graansoorten zoals gerst en tarwe zijn in het dieet van de lokale bewoners vervangen door sorgo, een graansoort die lokaal verbouwd kon worden.151 Tijdens de vierde tot en met het begin van de zevende eeuw zijn er weer restanten te vinden van gecultiveerde gewassen, die niet in de directe omgeving konden groeien. Na de verovering van Egypte door de Arabieren in 640 kwam er definitief een einde aan het belang van de stad als handelspoort met India.152

Ook bij Myos Hormos en Leuke Kome is sprake van een stop in de activiteiten bij de haven in de derde eeuw.153 Zoals reeds in hoofdstuk vier vermeld, was er echter al sprake van een geleidelijke teruggang in activiteiten bij beide havens na de eerste eeuw, als gevolg van de aanleg van het kanaal tussen Clysma en Alexandrië tijdens de regering van keizer Trajanus. Er komt echter aan het begin van de derde eeuw abrupt een einde aan de activiteiten op de sites.154 Tijdens de Romeinse heerschappij over Egypte worden Myos Hormos en Leuke Kome ook niet meer opnieuw in gebruik genomen. Pas in de twaalfde eeuw richtten de Arabieren bij Myos Hormos opnieuw een haven in.155 Ook de karavaanroute door de Negev woestijn, van de Rode Zee via Petra naar Gaza, wordt in de derde eeuw niet langer gebruikt.156

Ook bij Clysma was sprake van een vermindering van de activiteiten tijdens de derde eeuw. Pas in de vijfde eeuw is er sprake van een flinke economische opleving bij Clysma.157 Tijdens de vroege Byzantijnse tijd voeren er weer regelmatig handelsschepen van de Rode Zee naar India en terug.158 Het lijkt er zelfs op dat de activiteit in Clysma tijdens de vijfde eeuw groter was dan tijdens de tweede eeuw.159 Dit was vooral het

150 Cappers, Roman foodprints at Berenike, 73. 151 Ibidem, 156.

152

Cappers, Roman foodprints at Berenike, 15. 153 Nappo, ‘On the location of Leuke Kome’, 345. 154 Blue, ‘Locating the harbour’, 266.

155 Ibidem, 278. 156

Erickson-Gini, ‘Nabatean-Roman Negev’ 3. 157

Mayerson, ‘Port of Clysma’, 122. 158 Ibidem, 123.

33 gevolg van het feit dat zowel Myos Hormos als Leuke Kome niet langer in gebruik waren. Toen de Arabieren in 640 Egypte op de Byzantijnen veroverden bleef Clysma wel in gebruik als haven.160

Ook in India is de vermindering in handelsactiviteiten met het Romeinse Rijk duidelijk waar te nemen in een flinke teruggang in de vondst van spullen, afkomstig uit de mediterrane wereld, daterend uit de derde eeuw. Datering van Romeinse munten, gevonden in India, geeft de neergang het best weer. Vooral in het zuiden van India zijn veel Romeinse munten gevonden.161 Zie kaart 4 voor de locaties waar munten gevonden zijn. Merk hierbij op dat het in de categorie munten uit de derde eeuw en later voornamelijk gaat om Byzantijnse munten vanaf de vijfde eeuw.

160 Young, Rome’s eastern trade, 125-126. 161 Tomber, Indo-Roman trade, 33.

34

Kaart 4: Locaties van gevonden Romeinse munten in India (Begley 1991)

Het grootste deel van deze munten is afkomstig uit de eerste eeuw na Christus.162 Er zijn echter vrijwel geen munten uit de tweede helft van de derde eeuw in India gevonden.163 De systematische vermindering van edele metalen in Romeinse munten moeten deze munten hoe dan ook waardeloos hebben gemaakt voor internationale handel.164 Sommige historici hebben daarom gesuggereerd dat de handel met India wel

162

Tomber, Indo-Roman trade, 33. 163 Young, Rome’s eastern trade, 83. 164 Ibidem.

35 degelijk bleef bestaan, maar dat er oudere munten voor werden gebruikt, waarvan de waarde wel gegarandeerd was. Deze redenering wordt echter onwaarschijnlijk wanneer de stop van activiteiten in vrijwel alle belangrijke havens aan de Rode Zee erbij wordt betrokken.165

De neergang in de handel via de Rode Zee met India en de daaropvolgende heropleving op een meer bescheiden schaal van de handel, vooral tijdens de vroege Byzantijnse tijd. Is volledig in overeenstemming van de neergang en heropleving van andere economische activiteiten in de geschiedenis van het Romeinse Rijk. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat er voor de handel over de Indische Oceaan uitzonderlijke redenen waren buiten de algehele crisis die tijdens de derde eeuw in de mediterrane wereld, maar ook in India, plaats vond.

36

In document Het Romeinse Rijk en India (pagina 30-36)