• No results found

HOOFDSTUK 4 – EEN KRANT GEBOREN UIT GEBED

Inleiding

In het vorige hoofdstuk is stapsgewijs toegewerkt naar de ‘geboorte’ van het Reformatorisch Dagblad. Vanuit wetenschappelijke noties over identificatie en (collectieve) identiteit is de link gelegd naar media als dragers van een gemeenschappelijk identiteit en ideologie. Een historische blik op de Nederlandse verzuilde maatschappij bracht ons bij de herzuiling van een groep bevindelijk gereformeerden in de jaren zestig en daarmee het ontstaan van het RD. In dit hoofdstuk wordt de achtergrond, het ontstaan en de ideologische ligging van deze avondkrant besproken. Het is belangrijk om een duidelijk beeld te hebben van het lezerspubliek en de achterban van deze krant. Daarom zal er ook aandacht worden besteed aan de bevindelijk gereformeerden, de groep waaraan de krant zijn bestaansrecht ontleent. Zonder afbakening van de ideologische ligging (inzake abortus) en de christelijke theologie van deze specifieke groep is een onderzoek naar identiteitsvraagstukken onmogelijk.

4.1 De bevindelijk gereformeerden

In deze scriptie zijn tot nu toe al verschillende benamingen voor gelovigen en kerkstromen genoemd. Niet alleen voor de leek is het vaak moeilijk om kerkelijk Nederland geheel te snappen, ook gelovige kerkgangers zelf zien door de veelheid aan bomen het bos niet meer. Het is van belang om een beeld te krijgen van het lezerspubliek van het RD, vaak aangeduid als ‘gereformeerden’, ‘bevindelijk gereformeerden’, ‘orthodox-protestanten’ of ‘refo’s’. Op het eerste gezicht lijkt de achterban van het RD een homogene groep te zijn, maar niets is minder waar. Hoewel de verschillende stromingen binnen de achterban van het RD dezelfde belijdenisgeschriften onderschrijven, zijn er wel degelijk verschillen. Om een beeld te krijgen voor deze scriptie is het zaak om, ondanks de verschillen, een algemeen beeld te schetsen van het lezerspubliek van de reformatorische krant.

Je zou verwachten dat door de secularisering en de leegloop van de (protestantse) kerken de onderlinge eenheid juist zou toenemen. Dat is een beetje waar volgens Kennedy. Steeds meer jongeren stappen vandaag de dag over kerkelijk grenzen heen en de ChristenUnie is bijvoorbeeld een product van een fusie tussen kleinere geloofsrichtingen die eerst apart van elkaar stonden. “Maar tegelijkertijd is er nog steeds sprake van een verbazingwekkende fragmentatie van het Nederlandse orthodoxe protestantisme.”146 Kennedy wijst er ook op dat de verschillende kerkgemeenschappen een zekere afstand tot elkaar bewaren. Het stereotiepe beeld van ‘de gereformeerden’ is volgens Agnes Amelink – zij schreef een boek over de gereformeerden - vaak: “..mensen die op zondag uren in de kerk zitten, op die dag niet mogen zwemmen, breien of schaatsen en die zich vanwege hun geloof niet laten inenten. Hun vrouwen en dochters zijn herkenbaar aan hun lange rokken.”147 Deze uitspraak is onjuist zegt Amelink. Met deze omschrijving worden de bevindelijk gereformeerden bedoeld. De gereformeerden waar Amelink het over schrijft zijn ‘afstammelingen’ van Abraham Kuyper, moderner in de leer en cultuur, lazen en lezen het

146 James C. Kennedy, Bezielende verbanden, 63

37

Nederlands Dagblad en zijn lid van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Hoewel deze groep overeenkomsten geniet met de bevindelijk gereformeerden, staan zij volledig los van elkaar in een aparte zuil. Cultureel gezien zijn de gereformeerden iets moderner, politiek kunnen we veel van hen plaatsen bij de ChristenUnie.

De bevindelijk gereformeerden (‘reformatorisch’ is synoniem voor bevindelijk gereformeerd) worden gekenmerkt door orthodoxie en bevinding. Kerkelijk gezien kom je dan uit bij de Gereformeerde Gemeenten, De Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten evenals de rechterflank van de Christelijk Gereformeerde Kerken (Bewaar het Pand) en de rechterflank van de Hervormden (De Gereformeerde Bond).148 De bevindelijk gereformeerden zijn cultureel behoudend, ze worden wel (denigrerend) aangeduid als de ‘zwarte-kousenkerken’. Politiek zijn ze vooral te vinden bij de SGP. In totaal wordt de bevindelijk gereformeerde groep geschat op ruim 220.000 personen.149 Elke hierboven genoemde kerkelijke stroming heeft een geschiedenis waar boeken over vol geschreven staan. Daarom is het noodzakelijk om over te gaan tot een algemene karakterisering van deze groep gelovigen. De orthodoxie en bevinding zijn zichtbaar in de theologie die deze groepen aanhangt.150

In zijn dissertatie ‘Bewaar het Pand’ zegt Janse dat deze groep bevindelijk gereformeerden streven naar een bevindelijk, doorleefde kennis van de geloofsleer die uiteindelijk tot zaligheid (garantie voor de hemel) leidt. 151 Deze weg naar oprecht en bevindelijk geloof bereik je niet enkel door het omarmen van een geloofsbelijdenis, maar door een “..existentiële ervaring van een ingrijpen van God in het persoonlijke leven en de menselijk reactie daarop.” 152 Die menselijke reactie is zichtbaar in de overwegend orthodoxe levenswandel van deze mensen, zoals trouwe kerkgang, kledingkeuze, keuze voor onderwijs, zorg, etc. in eigen instanties binnen de zuil. Die levenswandel was voor veel bevindelijk gereformeerden de ‘zichtbare kerk’, maar veel belangrijker was de status van de ‘onzichtbare kerk’, de ziel van de mens.153 Janse typeert deze mensen als de ‘zwaren’, mensen die het, als het over godsdienst gaat, niet licht of gemakkelijk nemen.154 Een ander veelgebruikte term voor deze groep is ‘de rechtervleugel van de gereformeerde gezindte’ of kortweg ‘gereformeerde gezindte’.155

Deze karakterschets van de bevindelijk gereformeerden is een zeer algemene, maar ook onvolledige, benadering. Het feit alleen al dat historicus Jan Zwemer in een ruim vijfhonderd pagina’s dik boek de geschiedenis en de verschillende richtingen binnen de bevindelijke gereformeerde stroom

148 C.S.L. Janse, “Een reformatorisch dagblad,” 37

149 Ton Bernts, Gert de Jong & Hasan Yar, “Een religieuze atlas van Nederland,” in Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie onder redactie van W.B.H.J. van den Donk e.a. (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006), 89-133:

http://test6.wrr.nl/fileadmin/nl/publicaties/PDF-verkenningen/Geloven_in_het_publieke_domein.pdf

150 Echter, al deze kerken die worden gezien als ‘bevindelijk gereformeerd’ verschillen onderling weer van elkaar op theologisch vlak. Deze verschillen en accenten zijn achterwege gelaten voor deze scriptie. In het boek ‘In conflict met de cultuur’ van Jan Zwemer is dit uitgebreid terug te lezen.

151 C.S.L. Janse, Bewaar het Pand. De spanning tussen assimilatie en persistentie bij de emancipatie van de bevindelijk gereformeerden. (Houten: Den Hertog, 1985), 64

152 Bernts, De Jong & Yar, “Een religieuze atlas van Nederland,” 99; Janse, Bewaar het Pand, 64

153 Jan Zwemer, In Conflict met de cultuur. De bevindelijk gereformeerden en de Nederlandse samenleving in het midden van de twintigste eew, (Kampen: Uitgeverij De Groot Goudriaan, 1992), 172-173

154 Janse, Bewaar het Pand, 64

38

gedetailleerd beschrijft, zegt genoeg over deze onvolledige benadering. In zijn inleiding wijst hij op de buitengewoon grote variatie binnen deze groep: “Waar in het ene dorp waarde gehecht wordt aan het wandelen naar de zondagse kerkdienst, gebruikt men twee dorpen verder vrolijk fiets of auto. Kleren die hier als ‘werelds’ gelden, zijn ginds volop in zwang, enzovoort.”156 Een belangrijk conclusie die Zwemer dan ook aan het eind van zijn epos trekt, is dat de bevindelijk gereformeerde wereld heel divers is. “De vroomheid die er algemeen is, wordt op verschillende manieren beargumenteerd en tot uiting gebracht. De ene groep trekt er andere praktische consequenties uit dan de andere. Dit heeft onder meer als achtergrond dat de bevindelijke gereformeerde ideologie gemakkelijk gecombineerd wordt met vormen van lokalisme en conservatisme.”157

Een andere belangrijke conclusie van Zwemer gaat in op het gegeven dat de bevindelijk gereformeerde cultuur en ideologie gevormd werd in reactie op verschillende ontwikkelingen in de Nederlandse samenleving. Ondanks de specifieke vrome theologie die wordt aangehangen, staat de bevindelijk gereformeerde cultuur niet los van de Nederlandse samenleving, concludeert Zwemer: “In hun reactie, maar ook in hun bewaren van wat elders overboord werd gegooid, zijn de bevindelijk gereformeerden een typerend onderdeel van de Nederlandse cultuur. Hun geschiedenis, zo goed als die der andere Nederlanders, kreeg zijn vorm, verloop en kleur door een aantal van de belangrijkste processen die de Nederlandse samenleving sinds 1850 gekenmerkt hebben: pluralisering, differentiëring, integratie en modernisering.”158 En dat is in zekere zin een wat wrange constatering. Want, waar bevindelijk gereformeerden hun identiteit grotendeels ontlenen door zich af te zetten tegen de moderne tijdgeest en cultuur, moeten ze er ook rekening mee houden dat de tijd waar zij leven hun eigen ideologie beïnvloedt.

Voor de vorming van de reformatorische zuil was de oprichting van het Reformatorisch Dagblad belangrijk. De bevindelijk gereformeerden die wat breder geïnteresseerd waren lazen in de jaren zestig de weekbladen Elsevier of magazine De Spiegel en de dagbladen Trouw of De Rotterdammer. De zware rechtervleugel van de zuil was op geen enkele krant geabonneerd: “..dat gold in 1967 voor 20% van de SGP-kiezers.”159 Omdat het RD niet aan een specifieke kerk was verbonden konden de bevindelijk gereformeerden zich verenigen in het lezen van een krant die op hoofdlijnen de verschillende reformatorische richtingen verenigde. “Wij zijn niet, zoals vroeger bij het Gereformeerd Gezinsblad/Nederlands Dagblad het geval was, gebonden aan een bepaalde kerk. Wel is er een duidelijk binding aan de gereformeerde leer en levenspraktijk. Althans, zo zou het moeten zijn. Daarvoor is het RD opgericht,”160, zegt Janse. In het eerder aangehaalde interview van EO Visie met Janse zegt de oud-hoofdredacteur nog precies te weten hoe de verdeling van de RD-lezers was verdeeld over de kerken:

Bij de start telde het RD ongeveer 18.000 abonnees uit de gereformeerde gezindte, SGP-stemmers. De kerkelijk verdeling, die de jaren door weinig veranderd is, kent Janse uit zijn hoofd: "35% is Hervormd,

156 Zwemer, In Conflict met de cultuur, 11

157 Zwemer, In Conflict met de cultuur, 466

158 Zwemer, In Conflict met de cultuur, 466

159 Zwemer, In Conflict met de cultuur, 157

39

32% Gereformeerde Gemeenten, 12% Christelijk Gereformeerd, 7% Oud Gereformeerd, 8% Gereformeerde Gemeenten in Nederland en nog eens 6% overige. De groei die we hebben doorgemaakt, van 28.000 in de beginjaren tot bijna 58.000 nu (2003, red.), is vooral gekomen door een toenemend dekkingspercentage in de gereformeerde gezindte. Daar is voor ons niet zo veel meer te halen.161

Naast het RD, kunnen het reformatorisch onderwijs en de SGP worden gezien als de belangrijkste pijlers waar de verscheidenheid van de gereformeerde gezindte bij elkaar kwam rondom een interkerkelijke organisatie. Aan die derde pijler, de Staatkundig Gereformeerde Partij, moeten ook nog enkele woorden worden gewijd.

4.2 De SGP

Net als het RD is de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) een interkerkelijke organisatie. Van oudsher sloten de bevindelijk gereformeerden zich niet aan bij Abraham Kuyper. De verschillen op theologisch vlak, en daarmee ook op politiek vlak, waren te groot om op de ARP te stemmen. In 1918 besloot dominee G.H. Kersten daarom een eigen partij op richten die volgens Janse als uitgangspunt had om te streven naar “..de naleving van Gods wet door overheid en volk in een vanouds protestants (calvinistische) natie.”162 Hoewel de SGP ontstond vanuit de Gereformeerde Gemeenten, kreeg Kersten langzaam support vanuit andere bevindelijk gereformeerde kerkgenootschappen.163 De partij nam volgens Zwemer een positie in tussen de ARP en de CHU. De SGP streefde niet naar een machtspositie, maar wel naar doorwerking van haar beginselen. Kersten zette, net als Kuyper, een offensief op poten met eigen scholen en een politiek partij, maar zijn profetisch appèl was gericht op het hele volk (in tegenstelling tot Kuyper). Ook was de machtspositie van Kersten veel kleiner.164 Kersten ontwikkelde een theocratische partijvisie waarin het overheidsgezag in de handen lag van God, maar functioneert onder medewerking van het volk.165 In zijn proefschrift over de SGP tussen 1918 en 1948 geeft Wim Fieret aan dat de SGP niet uitging van de haalbaarheid van een geheel godvruchtige samenleving, maar dat de partij meer een profetisch en corrigerend karakter toonde.166 Volgens Zwemer was de partij in die tijd weinig realistisch en kenmerkte de de SGP zich tussen 1918 en 1970 als ‘pacificatie-orgaan’ (naar de theorie van Lijphart). “De verschillende kerken en kerkjes schoven er hun vertegenwoordigers naar voren, die gezamenlijk ‘in topberaad’ besloten welke stellingen de bevindelijk gereformeerden naar buiten toe zouden betrekken. Als

161 EO Visie (RTV Magazine van de Evangelische omroep), “Ook in de RD-achterban een zekere erosie,” Gesprek met dr. C.S.L. Janse, hoofdredacteur van het RD, in een serie van drie artikelen over dagbladen die in christelijk Nederland het meest gelezen worden, geopend op 22 juni 2017: https://www.eo.nl/magazines/visie/artikel-detail/ook-in-de-rd-achterban-een-zekere-erosie/

162 Janse, Bewaar het Pand, 90

163 Auteur onbekend, “De gereformeerd-vrijgemaakte en bevindelijke-gereformeerde cultuur te midden van de jaren zestig”, in Transparant. Tijdschrift van Vereniging van Christen-Historici 4, no. 2 (1993):

http://www.christenhistorici.nl/archief/artikelen/de-gereformeerd-vrijgemaakte-en-bevindelijk-gereformeerde-cultuur-te-midden-van-de-jaren-zestig/

164 Zwemer, In Conflict met de cultuur, 221

165 Zwemer, In Conflict met de cultuur, 222

166 Wim Fieret, De Staatkundig Gereformeerde Partij 1918-1948. Een bibliocratisch ideaal, (Houten: Uitgeverij Den Hertog, 1990), 299

40

ontmoetingsruimte en identiteitsvormster zou de Staatkundig Gereformeerde Partij de (reformatorische, red) zuil voorbereid hebben.”167

Het grote belang van de SGP voor de bevindelijk gereformeerden is volgens Zwemer duidelijk. Vertegenwoordigers van de SGP bepaalden vaak de houding van de zuil ten opzichte van ideologische kwesties en modernisering. “Niet alleen kwamen in hun worstelingen met deze materie alle argumenten en nuanceringen naar boven die onder hun achterban leefden, de mening die zij verwoordden was ook de duidelijkst merkbare invloed van de bevindelijk gereformeerden in de rest van de samenleving.”168

Zwemer noemt in zijn werk de SGP de ‘gangmaker van de integratie der bevindelijk gereformeerden onderling’.169 De SGP is volgens hem vanaf 1918 steeds minder radicaal geworden en meer gericht op praktische politiek. De SGP groeide, of ze wilden of niet, mee met de tijd. Ook ontevreden ARP-ers die overstapten naar de SGP droegen bij aan het mildere karakter.170 De verschuiving van enkel profetische partij naar een politieke organisatie met een getuigende opstelling en bereidwilligheid om compromissen te sluiten was dan ook de voorbode voor de zuilvorming in de jaren na 1970.171 Theocratische noties werden steeds gemakkelijker genuanceerd bij de SGP en werden vervangen door een moreel appèl op de gezamenlijke geestelijke achtergrond van de bevindelijk gereformeerden en de andere Nederlanders. Onderling bleven de verschillen en veranderingen binnen de gemeenschap ook zichtbaar. Voor de buitenwacht veranderde het beeld ook. Janse geeft aan dat het algemene beeld van de bevindelijke gereformeerde mens verschoof van iemand die tegen vaccinatie en verzekering was in de periode voor de oorlog naar iemand in het laatste deel van de eeuw die nooit televisie keek en op zondag niet recreëerde. Ethische, politieke en maatschappelijk standpunten zijn het meest gevoelig voor verschuivingen binnen een zuil en de SGP deed daar in mee.172

Waar dus bij nader inzien de verschillen (zie Zwemer) binnen de bevindelijk gereformeerde zuil wel degelijk aanwezig waren, vertolkte de SGP een standpunt over abortus dat door vrijwel iedereen binnen de zuil werd ondersteund. Over de politieke vertaling van medisch-ethische vraagstukken was iedereen binnen de zuil het wel eens: God beschikt over leven en dood, legalisering van abortus was en is daarom niet toegestaan. Hoewel de SGP door de jaren heen andere politieke strategieën heeft gehanteerd in de strijd tegen legalisering en verruiming (de abortuswetgeving veranderde immers), is het partijstandpunt niet of nauwelijks anders geweest zoals het staat omschreven in de Toelichting op het Program van Beginselen van de Staatkundig Gereformeerde Partij (Tweede druk, 2003):

Omdat het leven een bijzondere gave van God is, door hem gewild en gegeven, staat het de mens niet vrij daar naar eigen goeddunken over te beschikken (vgl. abortus provocatus en euthanasie). Die eerbied voor het leven wordt naar twee kanten bepaald. Die eerbied is geboden ook als het menselijk leven lichamelijk of psychisch geschonden is. Die eerbied moet er ook zijn vanaf de conceptie totdat de dood onmiskenbaar is

167 Zwemer, In Conflict met de cultuur, 9

168 Zwemer, In Conflict met de cultuur, 466

169 Zwemer, In Conflict met de cultuur, 445

170 Zwemer, In Conflict met de cultuur, 446

171 Zwemer, In Conflict met de cultuur, 467

41

ingetreden. Elk mens heeft eerbied voor het leven te hebben. Dat betreft het leven van anderen als voor eigen leven. De levenstijd die de mens wordt gegeven, is genadetijd.173

In de periode 1971-1981 ligt de politieke visie en vertaling voor de SGP over abortus voor het grootste gedeelte in handen van de fractievoorzitter Hette Abma. Het wetsontwerp dat hij - samen met Bart Verbrugh (GPV) - in 1979 opstelt, illustreert de houding van bevindelijk gereformeerden tegenover abortus. “Uitgangspunt is het recht op bescherming van het ongeboren kind. Abortus blijft strafbaar; alleen levensgevaar van de ‘moeder’ kan reden zijn tot afbreking.”174 Het wetsontwerp, dat nooit is aangenomen, kent een inleiding waarin Abma en Verbrugh vanuit een christelijke, Bijbelse ethiek het verbod op legalisering beargumenteren:

Zij (auteurs van de Bijbel, red.) schrijven niet alleen over de menselijke vrucht als over een aanvankelijk sluimerend lichaampje, dat van het begin af een mens in ontwikkeling is. Ook wijzen zij erop, dat het, hoewel nog naamloos, een eigen identiteit bezit en daarmee ook als misgeboorte een toekomst na dit leven heeft. Het Evangelie verhaalt hoe het ongeboren leven bij Elisabeth van vreugde opsprong in haar schoot.175

Een verbod op abortus verbond mensen binnen de bevindelijk-gereformeerde zuil, maar was ook een breed gedragen standpunt in andere christelijke groeperingen, van (orthodox)-katholiek tot gereformeerd (vrijgemaakt). De mobilisatie van tegenstanders van abortus in verschillende actiegroepen komt voornamelijk voort uit religieuze motieven. Alhoewel sommige actiegroepen aan het begin inzetten op een medische en juridische benadering, nam naderhand het religieuze motief de overhand en wordt het anti-abortusfront vaak in de hoek gezet van ‘..Staphorst en folklore.’176

Alhoewel het RD en de SGP niet officieel aan elkaar zijn verbonden, zijn de onderlinge informele banden sterk. Bas van der Vlies, één van de oprichters van het RD, werd later fractieleider van de SGP. Hoofdredacteur Chris Janse was bestuurslid en voorzitter van het wetenschappelijk instituut van de SGP. Daarnaast is de krant ontstaan uit de Stichting Reformatorische Publicatie, een platform dat is ontstaan is vanuit de SGP.177 In de eerder aangehaalde afscheidsbundel voor Chris Janse is een hoofdstuk gewijd aan de verhouding tussen het RD en de politiek, geschreven door oud-parlementariër (SGP) en waterstaatdeskundige Koos van den Berg. Hij reflecteert persoonlijk op de spanningsvelden die het RD met zich meebrengt als krant met een uitgesproken identiteit.178 Van den Berg geeft aan dat het RD voor

173 Toelichting op het Program van Beginselen van de Staatkundig Gereformeerde Partij, (Tweede Druk, 2003), 90

174 Joyce Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland 1964-1984” (Academisch proefschrift, Vrije Universiteit te Amsterdam, 1986), 254

175 Voorstel van wet van de leden Abma en Verbrugh tot het stellen van aanvullende regels tot bescherming van de menselijke vrucht tegen ontneming van het leven (Wet levensbescherming menselijke vrucht) (Ingediend 15-2-1979)

176 Joyce Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland 1964-1984” (Academisch proefschrift, Vrije Universiteit te Amsterdam, 1986), 205

177 B. van der Ros, “Reformatorisch Dagblad,” 305-306

178 Mr. Dr. J.T. van den Berg (Koos), “Het RD en de politiek,” in Volgen of voorgaan. Het RD en zijn lezers.

Afscheidsbundel voor C.S.L. Janse onder redactie van W.B. Kranendonk en ir. B.J. van der Vlies (Houten: Uitgeverij Den Hertog, 2003), 88-96

42

SGP-politici bij uitstek hét medium was om de achterban te bereiken, te meer omdat toentertijd radio en televisie actief werden ontweken als communicatiemiddel.179 Voorts reflecteert hij op de wijze waarop het