• No results found

HOOFDSTUK 5 – BAAS IN EIGEN BUIK: DE ABORTUSSTRIJD IN DE JAREN 70

Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is naar voren gekomen dat het bevindelijk gereformeerde – dan wel reformatorische – gedachtegoed ten dele een reactie is geweest op ontwikkelingen in de maatschappij die indruisen tegen de christelijke boodschap. De identiteit van de reformatorische kring komt voort uit een gezamenlijke omarming van christelijke normen, waarden en tradities en wordt mede gevormd en in stand gehouden door de, in hun ogen, alsmaar en steeds weer afglijdende seculiere en autonome medemens. De roerige jaren zestig – het tijdperk van ‘alles moest anders’ – legden een basis voor de oprichting van het Reformatorisch Dagblad. In deze periode kwam er ook een maatschappelijke discussie op gang over abortus. In het jaar dat het RD zijn eerste krant uitbracht, 1971, werd ook de eerste abortuskliniek geopend in Nederland. In dit hoofdstuk zal een historische schets gegeven worden van de ontwikkeling van het abortusvraagstuk in Nederland. Over dit vraagstuk zijn boeken vol geschreven. In het eerste gedeelte zal naar voren komen hoe abortus weer een maatschappelijk probleem werd na de oorlog. Voor het tweede gedeelte zullen vijf sleutelmomenten vanaf 1971 uit de jarenlange abortusstrijd worden uitgelicht. Deze sleutelmomenten vormen de basis voor de inhoudsanalyse over de abortusberichtgeving in het Reformatorisch Dagblad en de relatie met de ideologische positie van de krant.

5.1 – VAN DESKUNDIGENVRAAGSTUK NAAR VROUWENAANGELEGENHEID

5.1.1 De zedenwet van 1911

In 1977 blikken feministen Joyce Outshoorn (politicoloog) en Marjo van Soest (journalist en schrijfster) in hun boek Lijfsbehoud terug op tien jaar abortusstrijd in Nederland.218 In het voorwoord noemen ze abortus een ‘heet hangijzer’ dat in tien jaar tijd voer werd voor actiegroepen en politieke strijd. “Doordat abortus zo’n omstreden zaak is, is er ook ontzaglijk veel over geschreven. Allerlei deskundigen hebben hun zegje gedaan, politici ontwierpen wetsvoorstellen en compromissen en journalisten hebben er kolommen over vol gepend.”219 Deze aandacht voor het abortusvraagstuk kwam zo sterk naar voren in deze periode omdat vanaf het midden van de jaren zestig voor het eerst stemmen te horen waren in het publieke debat om het bestaande verbod op abortus gedeeltelijk op te heffen. Aan het begin van de jaren zeventig hadden de meeste politieke partijen ook een standpunt over abortus opgenomen in hun verkiezingsprogramma’s, zegt Joyce Outshoorn in haar proefschrift De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland 1964-1984.220 In de periode die dan volgt woedt de strijd op dit vlak hevig. Vier kabinetten lang was abortus een heet hangijzer en liepen de gemoederen soms hoog op in een land dat verdeeld was over het wel of niet legaliseren van abortus. Na acht parlementaire voorstellen werd in 1981 een motie aangenomen waarin

218 Joyce Outshoorn en Marjo van Soest, Lijfsbehoud. Tien jaar abortusstrijd in Nederland (1967-1977), (Den Haag, Stichting Uitgeverij Dolle mina, 1977),

219 Outshoorn en Van Soest, Lijfsbehoud, 4

220 Joyce Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland 1964-1984” (Academisch proefschrift, Vrije Universiteit te Amsterdam, 1986), 13

52

liberalisering tot stand kwam. Toen in 1984 deze wet officieel inging was Nederland één van de laatste West-Europese landen die het wettelijke verbod op abortus van de baan schoof.221 In de praktijk was de situatie anders. Begin jaren zeventig ontstond in Nederland een abortuspraktijk in speciale klinieken die door de wetgever gedoogd werd. “Terwijl abortus bij wet nog verboden was en de overheid niet in staat was een liberaliseringsmodel te ontwikkelen dat een parlementaire meerderheid haalde, ontwikkelde zich een abortuspraktijk die tot de veiligste en beste ter wereld behoorde.222

Het verbod op abortus is zo oud als de invoering van het Wetboek Strafrecht in 1881. Onder de kop ‘misdrijven tegen het leven gericht’ stond geschreven dat de vrouw die een abortus veroorzaakte of instemmend liet veroorzaken evenals de aborteur in kwestie strafbaar was.223 Hoewel niet wettelijk vastgelegd werd abortus wel algemeen aanvaard in het geval van medische indicatie, bijvoorbeeld als de vrouw in levensgevaar verkeerde.224 Volgens historicus Jan de Bruijn volgen daarna jaren waarin abortus steeds meer een zichtbaarder fenomeen wordt in het publieke debat, aangezwengeld door artsen en opgevangen door de autoriteiten.225 Na 1901 wordt het debat ook bepaald door theologen en confessionele politieke partijen. “Abortus wordt geherdefinieerd als een zedelijk gevaar: abortus doet de natuurlijke gevolgen van de ontucht teniet en leidt daardoor tot grotere zedeloosheid.”226 Binnen de protestants-christelijke kring was men in die tijd ook fel tegen abortus, maar was abortus wel legitiem op strikt medische indicatie (als de moeder in levensgevaar was).227 De strijd tussen de artsenstand die de uitzonderingsclausule op medische grond wilden vastleggen en de confessionele politiek die geboorteregeling wilde beperken en de abortuswetgeving juist wilde aanscherpen werd gewonnen door de confessionelen.

In 1911 worden zedelijkheidswetten aangenomen waardoor abortus verboden blijft en medische uitzonderingen niet in de wet worden opgenomen.228 De nieuwe zedenwet, opgenomen onder de titel ‘misdrijven tegen de zedelijkheid’, bepaalde dat iedereen strafbaar was die “..opzettelijk eene vrouw in behandeling neemt of eene behandeling doet ondergaan, te kennen gevende of de verwachting opwekkende dat daardoor zwangerschap kan worden verstoord.”229 Uit de analyse van De Bruijn blijkt dat nieuwe zedenwet van 1911 de strafbaarheid verruimt omdat voor veroordeling niet meer aangetoond hoefde te worden of de vrucht op het moment van aborteren nog leefde.230 “Inhoudelijk is er weinig

221 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 13

222 Evert Ketting en Ph. van Praag, Abortus Provocatus : Wet En Praktijk : Een Internationaal Vergelijkende Analyse Van De Abortuspraktijk Zoals Die Na Wetswijziging in Tien Westerse Landen Is Ontstaan, (Zeist: Nederlands Instituut voor Sociaal Sexuologisch Onderzoek (NISSO), 1983).

223 Prof. mr. J.K.M. Gevers e.a., Evaluatie. Wet afbreking zwangerschap, (Rapport met resultaten in opdracht van ZonMw naar het functioneren van de Wet afbreking zwangerschap, Enschede, PrintPartners Ipskamp, 2005), 23:

http://www.ngva.net/resources/downloads/WAZ_evaluatie_Definitieve_webversie_b.pdf

224 Gevers et al., Evaluatie. Wet afbreking zwangerschap, 24; Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 85

225 Jan de Bruijn, Geschiedenis van de abortus in Nederland: een analyse van opvattingen en discussies 1600-1979, (Amsterdam: Van Gennep, 1979), 61

226 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 89

227 Jan de Bruijn, Geschiedenis van de abortus in Nederland, 66-67

228 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 89

229 Gevers et al., Evaluatie. Wet afbreking zwangerschap, 24

53

veranderd maar door het strengere morele en strafrechtelijke klimaat zal een arts zich voortaan wel twee keer bedenken voor hij/zij een abortus verricht,”231 zegt Outshoorn. De nieuwe abortusbepaling lijkt dan ook niet een effectieve strafregel ter bestrijding van abortus, maar meer een symbolisch geladen toevoeging vanuit de confessionele politiek.

Na 1911 verandert er lange tijd weinig. Outshoorn geeft aan dat abortus een onderwerp is dat vooral in handen ligt van het strafrecht, de criminologie, de theologie en de ethiek. “De artsen, en later de psychiaters, bepalen de medische acceptatie. Openbare uitlatingen over abortus zijn voorbehouden aan de deskundigen, die er bovendien alleen maar over spreken in de beperkte kring van de vakpers.”232 Abortus verdwijnt volgens De Bruijn als politiek strijdpunt uit de politieke arena, maar niet uit de publieke belangstelling. In de ‘onderwereld van clandestiene praktijken’ floreert de abortuspraktijk juist, ondanks de aangescherpte zedenwet. “Als na 1960 de abortusdiscussie opnieuw opkomt, is het niet verrassend dat het de medici zijn die hiertoe aanzetten, gegeven het feit dat zijn degenen waren die nog het meest in aanraking komen met de feitelijke praktijken,” concludeert Outshoorn.233

5.1.2 De positie van de vrouw

Maatschappelijke ontwikkelingen als industrialisatie, voortschrijdende technologie, verstedelijking van het platte land en de acceptatie van anticonceptie (indammen van de naoorlogse bevolkingsgroei) zorgden begin jaren zestig voor in een omslag in het denken over de positie van de vrouw, het huwelijk in het algemeen en de seksuele moraal.234 Abortus zou een sluitstuk worden van een nieuw, modern, stedelijk en open gezinspatroon na de oorlog. Maar de echte omslag in het abortusdebat kwam vanuit de artsenkring. Volgens Outshoorn pakten artsen het hete hangijzer weg uit de handen van de ‘traditionele moraalverkondigers’ die een monopolie hadden op de ethische kanten van het vraagstuk.235 Hoogleraar Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen in Utrecht, Duco Hellema, constateert dit ook in zijn boek Nederland en de jaren zeventig. “In de tweede helft van de jaren zestig was de meningsvorming over abortus, met namen onder artsen, beginnen te veranderen. Ook de Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH) speelde hierbij een belangrijke rol.”236 Hellema benadrukt wel dat de consequenties van de veranderende opvattingen over abortus in de jaren zeventig pas echt zichtbaar werden.

Outshoorn constateert dat vanaf 1965 een grotere stroom aan medische proefschriften en publicaties over abortus verscheen. Volgens haar ontstaan er drie stromingen binnen de artsenwereld: een groep die abortus stelselmatig blijft afwijzen, een grote tussengroep met uitlopende meningen over medische indicaties die een abortus legitimeren en een kleine groep artsen die abortus vind kunnen als de vrouw dat wil.237 Ook de voorheen zwijgende vaderlandse pers – in De Volkskrant ontspint zich een

231 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 90

232 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 98

233 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 98

234 Outshoorn constateert hier ‘een zekere consensus’ binnen de academische literatuur over deze ontwikkelingen, zie: Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 111-114

235 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 115

236 Duco Hellema, Nederland en de jaren zeventig, (Amsterdam: Boom, 2012), 207

54

discussie over de tijdsgrens voor een abortus - gaat zich langzaamaan mengen in de discussies rondom abortus.238 In de politiek blijft het nog redelijk stil. Er zijn volgens Outshoorn maar een paar partijen die tijdens de verkiezingen van 1967 iets over abortus zeggen in hun programma. De SGP zegt dan nog niets over abortus in het partijprogramma, maar neemt wel helder stelling in het partijblad De Banier. Ook binnen de SGP ziet men dat de artsen zich bemoeien met een verruiming en legalisering van de abortus:

Bij de abortus provocatus gaat het om een opzettelijk doden van leven. De gerechtelijke autoriteiten mogen dit misdrijf niet door de vingers zien of verzachten en de Overheid mag het nimmer legaliseren. Als men daar het kwaad niet mee uitroeit, blijft dat voor de persoonlijke verantwoording van diegenen, die zich hieraan schuldig maken, blijft het dus persoonlijke schuld. Neemt echter de Overheid iedere belemmering weg, dan wordt het gesanktioneerde zonde, een openlijk toegestaan kwaad. Ook hier geldt, dat wie Gods gebod ernstig neemt er nimmer mee kan instemmen, dat ruimte wordt gegeven aan de abortus provocatus.239

De omslag wordt gepredikt door voorzitter van de NVSH, Mary Zeldenrust, tijdens een congres in 1967. Volgens Outshoorn behelst deze omslag dat abortus werd aangemerkt als een recht waar elke vrouw zelf over mocht beslissen.240 “Zij is de eerste maar het duurt niet lang voordat andere groepen dit standpunt overnemen en de eis de politieke arena indragen om daar van de overheid beslissing te vragen in de vorm van wijziging van de strafwet.”241 Zo ontstond een nieuw sociaal vraagstuk, of: probleem. De vrouwen begonnen zich te roeren en eisten in steeds grotere mate zeggenschap over hun eigen lichaam. Legalisering van abortus had de politieke agenda gehaald en het taboe op discussie over het hete hangijzer verdween.

Door deze omslag in denken over het huwelijk, seksualiteit en gezinsvorming veranderde volgens De Bruijn ook de opvattingen over waarde van leven en de ongeboren vrucht. De nadruk kwam te liggen op menswaardig bestaan in plaats van een veelal confessionele opvatting dat het leven op zichzelf heilig is. De Bruijn omschrijft dit menswaardig bestaan als “..leven dat aan zekere kwalitatieve eisen van fysiek, psychisch en sociaal welzijn beantwoordde.”242 De positie van de vrouw kwam in het abortusvraagstuk centraal te staan. Het moederschap telde niet meer als hoogste ideaal voor de vrouw en een ongewenste zwangerschap kon daarin het sociale welzijn en de kans op ontplooiing beletten. Abortus werd langzaamaan gezien als recht van de vrouw.243 De maatschappelijke discussie over abortus veranderde door deze sociale ontwikkelingen. Waar voorheen de discussie vooral ging over de vraag wanneer een vrouw in levensgevaar verkeerde zodat een abortus legitiem was, ging het eind jaren zestig/begin jaren

238 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 125

239 “Het zesde gebod in de staatkunde,” De Banier – Partijblad van de Staatkundig Gereformeerde Partij, 9 november 1967, 3: http://www.digibron.nl/search/detail/012e024449e314c74af84472/het-zesde-gebod-in-de-staatkunde/0

240 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 130-132

241 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 133

242 Jan de Bruijn, Geschiedenis van de abortus in Nederland, 186

55

zeventig steeds meer over hoe de bescherming van de ongeboren vrucht afgewogen moest worden tegen het zelfbeschikkingsrecht van de vrouw die zich ontworstelde uit traditionele moederschapsideaal.244

“Zo blijft het een paar jaar doorgaan: vragen in de kamer, meest van progressieve zijde, maar een regering die de boot afhoudt”, zo beklagen Outshoorn en Van Soest zich over de politieke reactie op de veranderende geluiden over abortus.245 Initiatieven tot legalisering worden vertraagd, weggeschoven, of een speelbal binnen het politieke krachtenveld zonder resultaat. Het is volgens hun ook niet gek dat een groep Rotterdammers de Stichting Medisch Verantwoorde Zwangerschapsonderbreking (Stimezo) opricht die binnen de wettelijke grenzen vrouwen willen helpen bij een abortus.246 In 1970 wordt vervolgens een nieuwe wetsontwerp van PvdA-ers Lamberts en Roethof verworpen. Er veranderd dus nog niets op politiek en juridisch gebied. “Voor de verdere discussies heeft het wetsontwerp wel vergaande consequenties. Dat de vrouw moet beslissen met haar huisarts, dat abortus niet in de strafwet thuis hoort maar een gewone medische ingreep is, wordt heel duidelijk gesteld, en alle latere wetsontwerpen en discussies kunnen niet meer om deze standpunten heen.”247 Het abortusprobleem verschuift volgens Outshoorn en Van Soest vanaf dat moment van een deskundigenvraagstuk naar een vrouwenaangelegenheid.248 Vanaf die periode spelen een aantal maatschappelijke en politieke organisaties als Dolle mina (Baas in eigen Buik) en de Rooie Vrouwen (PvdA) een belangrijke rol in de legalisering van abortus. Later zullen zij zich, met andere groepen, verenigen in de groep Wij vrouwen eisen.249 Begin jaren zeventig worden ook de eerste abortusklinieken geopend waar het verzoek van de vrouw om abortus als uitgangspunt wordt genomen.

Het kunstmatig afbreken van zwangerschappen wordt vanaf oudsher door christenen verworpen “..omdat met het door God geschapen menselijke leven niet mag doden. Christenen lieten het menselijke leven bij de conceptie en niet bij de geboorte beginnen,”, constateert Eginhard Meijering in zijn boek Hoe God verdween uit de Tweede Kamer.250 De bevindelijk gereformeerden en de SGP zijn ook altijd tegen abortus geweest. De enige uitzondering die zij maakten voor een abortus was als het leven van de vrouw in gevaar was. Outshoorn laat in haar dissertatie zien dat de lijn van de bevindelijk gereformeerden door de tijden heen niet is veranderd als het gaat om het abortusvraagstuk.251 Er ontstaan naast de progressieve vrouwenbewegingen dan ook verschillende anti-abortusbewegingen, zoals de Vereniging ter bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK) en de Stichting voor Recht Zonder Onderscheid (Stirezo). Later, in 1974, verenigen verschillende organisaties zich aaneen in het Nederlands Comite Red het Ongeboren Kind (CROK).252 Deze organisaties konden rekenen op steun vanuit bijna de gehele kerkelijke gemeenschap. De protestanten en

244 Jan de Bruijn, Geschiedenis van de abortus in Nederland, 185-191

245 Outshoorn en Van Soest, Lijfsbehoud, 22

246 Outshoorn en Van Soest, Lijfsbehoud, 19-25

247 Outshoorn en Van Soest, Lijfsbehoud, 24

248 Outshoorn en Van Soest, Lijfsbehoud, 25

249 Gevers et al., Evaluatie. Wet afbreking zwangerschap, 25

250 Eginhard Meijering, Hoe God verdween uit de Tweede Kamer. De ondergang van de christelijke politiek, (Amsterdam: Uitgeverij Balans, 2012), 186

251 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 175, 184, 204-205, 254, 281

252 Duco Hellema, Nederland en de jaren zeventig, 208-209; Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 175-182

56

de katholieken waren hierin vaak eensgezind. Politiek gezien houden de kleine christelijke politieke partijen voet bij stuk, maar is later bij het CDA een versoepeling en interne verdeeldheid te zien.253

5.2 – SLEUTELMOMENTEN

De hierboven uitgezette voorgeschiedenis is de aanzet voor een abortusstrijd die vanaf de jaren zeventig in alle hevigheid losbarst. Volgens Hellema ontstaat er in deze periode een ruimhartige abortuspraktijk waar ook late zwangerschappen werden onderbroken. “Dit leidde ertoe dat een toenemend aantal buitenlandse vrouwen naar Nederland kwam om abortus te laten verrichten. In 1973 waren dat er zo’n 45.000.”254 Voor dit onderzoek zal nu een aantal sleutelmomenten worden besproken die uiteindelijk als uitgangspunten gaan functioneren voor de inhoudsanalyse.

5.2.1 Stimezo-klinieken en abortus op televisie 1971-1972

Outshoorn noemt de uitbreiding van de poliklinische abortushulpverlening en de rol van Stimezo (Stichting Medisch Verantwoorden Zwangerschapsonderbreking) belangrijk in de strijd om legalisering van abortus.255 Stimezo start in november 1971, na veel onbegrip en Kamervragen over gemeentelijke subsidie, een kliniek in Rotterdam. In Arnhem heeft het Mildredhuis dan al zijn deuren geopend vanaf februari datzelfde jaar. In het najaar van 1971 is er ophef over een geruchtmakende televisie-uitzending. Voor het eerst worden er beelden van een abortus vertoond. De SGP stelt Kamervragen en de Stichting voor het Ongeboren Kind (SOK) spant zonder succes een rechtszaak aan.256 Door het uitbreiden van een netwerk aan klinieken kunnen in 1972-1973 bijna alle vrouwen in heel Nederland terecht voor een abortus.

5.2.2 De eerste Bloemenhove-affaire 1974

In 1973 ontstaat het progressief-confessionele kabinet Den Uyl. Tijdens de formatie kunnen PvdA, PPR, D66, KVP en de ARP het niet eens worden over abortus en leggen het initiatief bij de Tweede Kamer. Op het gebied van abortus is het dan relatief rustig, maar het anti-abortusfront gaat in deze periode beter samenwerken en over tot massamobilisatie.257 Aan de relatieve politieke rust komt een eind. “Vooral in de jaren 1974-1976 leidde de abortuskwestie tot veel controverse,” constateert Hellema.258 De spil in deze controverse is minister van Justitie, Dries van Agt. Hij kondigt aan om eigenhandig op te treden omdat hij geluiden heeft opgevangen dat in de Bloemenhove-kliniek in Heemstede zwangerschappen boven de twaalf weken worden afgebroken. Van Agt roept op tot een ethisch reveil en geeft de hoofdofficier in

253 Meijering, Hoe God verdeween uit de Tweede Kamer, 189-190

254 Duco Hellema, Nederland en de jaren zeventig, 207--208

255 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 173

256 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 174

257 Outshoorn, “De politieke strijd rondom de abortuswetgeving in Nederland,” 204-205

57

Haarlem de opdracht om de Bloemenhove-kliniek te sluiten.259 Tegenstanders verwijten Van Agt dat hij het regeerakkoord schendt waarin was afgesproken om de abortusstrijd te laten voortduren in de Tweede Kamer en niet binnen het kabinet.260 “Door de kleine confessionele en rechtse partijen wordt de actie van Van Agt als een stap in de goede richting gezien.”261 Binnen het kabinet breekt paniek uit en bereikt men een compromis om het sluiten van de kliniek bij de rechter neer te leggen. Van Agt verliest na een lange rechtsgang de zaak tegen de kliniek. “De rechter wordt gebruikt om te depolitiseren en een kabinetscrises