• No results found

5.3 Kennisleemten leefstijl en werk

5.5.2 Kosteneffectiviteit van preventieve interventies op de werkplek

Weinig kosteneffectiviteitanalyses naar preventieve leefstijlinterventies op de werkvloer

We vonden weinige kosteneffectiviteitanalyses naar preventieve leefstijlinterventies op de werkvloer. We vonden wel kosteneffectiviteitanalyses naar stoppen-met-rokeninterventies op de werkplek, bewegen en alcoholconsumptie, echter (nog) niet in Nederland. Buitenlandse studies zijn niet direct te

vertalen naar Nederland aangezien factoren die worden meegenomen in kosteneffectiviteitanalyses kunnen verschillen tussen Nederland en andere landen. Wel worden momenteel in Nederland verschillende kosteneffectiviteitanalyses uitgevoerd: internet- of telefonische counseling voor

werknemers met overgewicht gericht op gewichtsafname, interventie-op-maat gericht op meer bewegen en gezondere voeding en leefstijlinterventie gericht op voeding, bewegen en roken onder mannelijke werknemers in de bouw met een hoog risico op hart- en vaatziekten.

Geen kosteneffectiviteitanalyses voor verschillende subgroepen

We vonden geen kosteneffectiviteitanalyses voor verschillende subgroepen, dus niet specifiek gericht op laagopgeleide of jongere werknemers. Wel vonden we aanwijzingen dat er voor verschillende beroepsgroepen kosteneffectieve interventies voor werknemers kunnen worden gedaan. Hierbij wordt de subgroep gevormd door het beroep. Dit was echter geen onderwerp van deze literatuurstudie.

5.6

(Methodologische) opmerkingen

Conclusies omtrent kennisleemten afhankelijk van gemaakte keuzes

In de interpretatie van kennisleemten moet een aantal methodologische overwegingen meegewogen worden. We hebben in dit rapport getracht in kaart te brengen op welke vlakken in de relatie tussen leefstijl of subcultuur en gezondheid, verzuim, arbeidsongeschiktheid en productiviteit er in de literatuur sprake is van kennis en waar zich kennisleemten bevinden. Maar de conclusies hieromtrent zijn afhankelijk van de verschillende keuzes die we hebben gemaakt in deze literatuurstudie. Deze keuzes lichten we hieronder toe.

Keuzes gemaakt door leefstijl, subcultuur, gezondheid en arbeidsmaten af te bakenen

In de eerste plaats hebben we ervoor gekozen om leefstijl, subcultuur, gezondheid en arbeidsmaten af te bakenen door alleen een aantal veelvoorkomende factoren mee te nemen. Zo hebben we alleen roken, overgewicht, voeding, bewegen, alcoholgebruik, druggebruik en andere verslavingen meegenomen. Daarnaast hebben we gezondheid in dit rapport gedefinieerd als het aanwezig zijn van een aantal ziekten, namelijk klachten aan het bewegingsapparaat (KANS, rugklachten, artrose), hart- en vaatziekten (coronaire hartziekten, hartfalen), luchtwegaandoeningen (astma, COPD), longkanker, diabetes mellitus, psychische aandoeningen (depressie, angststoornissen, burn-out, PTSS en

alcoholafhankelijkheid), slechthorendheid en arbeidsongevallen. We kunnen daarom niets zeggen over kennis en kennisleemten op het gebied van andere factoren. We denken wel dat we de belangrijkste relaties beschreven hebben, maar het is mogelijk dat we ons te sterk hebben gericht op ‘te verwachten’ en geijkte verbanden. Ondanks dat we de ziekten hebben geselecteerd op basis van de meest

voorkomende aandoeningen in de algemene bevolking en in de beroepsbevolking, kan het toch zijn dat we belangrijke relaties tussen een leefstijlfactor en een ziekte hebben gemist.

Overigens bleef het lastig subcultuur en productiviteit te definiëren. Ook hierin hebben we keuzes gemaakt, die bij een nieuwe studie mogelijk anders zouden uitvallen.

Keuzes gemaakt in de manier van literatuur zoeken

Ten tweede hebben we keuzes gemaakt in de manier van literatuur zoeken. Binnen de factoren waar we op hebben gezocht, hebben we gekozen voor een brede zoekstrategie met veel verschillende

synoniemen en zowel indexwoorden als vrije tekstwoorden (zie bijlage 2). We denken daarom dat we hierin niet veel studies gemist kunnen hebben. Wel hebben we afgebakend door alleen Engels- en Nederlandstalige artikelen mee te nemen die in de afgelopen tien jaar zijn gepubliceerd. Mogelijk hebben we daarin belangrijke anderstalige of oude artikelen gemist. We hebben onze zoekstrategie

gefocust op de werkende populatie. Het is dan ook mogelijk dat we studies in de algemene of

jongerenpopulatie hebben gemist die wel betrekking hadden op de relatie. We zijn wel studies uit deze populaties tegengekomen (waarschijnlijk vanwege onze brede zoeksleutel met betrekking tot werk). Wanneer het interessant of relevant was om te melden, hebben we dat ook gedaan. Maar als we bij voorbaat hadden gezocht in de gehele populatie, hadden we mogelijk minder kennisleemten gevonden. Vanwege het korte tijdsbestek waarin we dit rapport hebben geschreven, zijn we niet uitputtend geweest in de databases waarin we gezocht hebben. Wanneer wij aangeven geen enkele studie

gevonden te hebben, wil dat niet zeggen dat er ook geen enkele studie is die over die relatie rapporteert. Ondanks deze overwegingen die mogelijk tot kleine verschuivingen in de conclusies geleid zouden kunnen hebben, denken we niet dat we onze aanbevelingen anders geformuleerd zouden hebben. De mogelijke studies die we gemist zouden kunnen hebben, zijn niet eenvoudig te vinden in grote

databases, dus we kunnen wel met redelijke zekerheid zeggen dat het zinvol is om daar onderzoek naar te doen (wanneer het om een relevante leemte gaat die opgevuld zou moeten worden).

Keuzes gemaakt in (kosten)effectiviteitanalyses

Ten derde hebben we (kosten)effectiviteit van preventieve interventies gericht op leefstijlfactoren of subgroepen beschreven vanuit bestaande rapportages. Mogelijk hebben we hier recente of lopende (buitenlandse) interventiestudies gemist. Dit hebben we wel proberen te ondervangen door navraag te doen bij verschillende Nederlandse instituten naar lopend interventieonderzoek.

Wel of geen kennisleemte afhankelijk van de definitie

Ten slotte hangt de conclusie ‘wel of geen kennisleemte’ af van de definitie daarvan. Wij hebben iets een kennisleemte genoemd wanneer redelijkerwijs een relatie te verwachten zou zijn, maar we slechts enkele of geen studies vonden die hierover rapporteren. In de aanbevelingen in hoofdstuk 6 hebben we getracht hier rekening mee te houden. Daarin hebben we ook rekening gehouden met de relevantie van de gevonden leemte. Niet elke leemte hoeft immers opgevuld te worden, omdat er bijvoorbeeld niets is te verwachten of omdat er geen interventie of beleid op te richten is. Ook kunnen conclusies in de loop van de tijd veranderen. Waar nu veel kennis over is (‘groen’ in de tabel), kan veranderen in ‘geel’ en andersom. Het betekent dus ook niet dat onderzoek zich niet meer zou moeten richten op groene vakje. Wel denken we dat de prioriteit lager is. We houden hier in de aanbeveling rekening mee.

Veel kennis over subgroepen gebaseerd op registraties of Nationaal Kompas Volksgezondheid Over het algemeen vonden we weinig informatie over subgroepen en gezondheid of ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en productiviteit. De meeste informatie over subgroepen en gezondheid komt uit het Nationaal Kompas Volksgezondheid, is meestal gebaseerd op gegevens uit POLS-enquête van het CBS en gaat over het algemeen over de algemene bevolking. In de POLS staan echter niet alle ongunstige leefstijlfactoren. Ook zijn deze gegevens allemaal zelfgerapporteerd, waardoor een onder- of overschatting van het probleem kan ontstaan. Overigens is voor de meeste determinanten alleen uit de POLS-enquête bekend hoe vaak ze voorkomen in de beroepsbevolking.

Gegevens over verzuim onder verschillende groepen in Nederland zijn vooral gebaseerd op de

Nationale Verzuim Statistiek. Met de introductie van de NVS in 2002 publiceert het CBS voor het eerst een landelijk ziekteverzuimcijfer voor particuliere bedrijven en overheid samen. De gegevens in de NVS zijn afkomstig van registraties van arbodiensten in Nederland. Deze bevatten alle ziekmeldingen van werknemers die aangesloten zijn bij die betreffende arbodiensten en de ziekmeldingen uit de vangnetcategorie. Deze verzuimgegevens omvatten samen tot ongeveer 60% van de werkende

bevolking, een selectieve groep bedrijven levert geen gegevens meer voor de NVS. Het gaat hierbij met name over het onderwijs en de zorg- en welzijnssector. Het CBS integreert deze gegevens met

Sinds het begin van de jaren negentig bestaat er geen grootschalige registratie op werknemersniveau van het ziekteverzuim meer. Door de invoering van de Wet Terugdringing Ziekteverzuim is de

verzuimregistratie die de uitvoeringsorganen voerden voor het bedrijfsleven grotendeels vervallen. Het CBS meet het verzuim echter wel als bedrijfskenmerk en kan daardoor toch indirect vaststellen of er een relatie bestaat tussen sociaaldemografische kenmerken en ziekteverzuim. Dit hebben we in het rapport laten zien.

We hebben de informatie afkomstig van registraties als de NVS ‘kennis’ genoemd. De vraag is of dit terecht is. We geven in de aanbevelingen wel aan dat er meer onderzoek naar moet komen, dus de aanbeveling zou niet anders zijn als we dit niet als kennis hadden bestempeld.

Niet bekend hoe vaak ziekten en aandoeningen voorkomen in de werkzame beroepsbevolking Voor de meeste ziekten en aandoeningen is bekend hoe vaak ze in Nederland voorkomen. Het is echter vaak niet bekend hoe vaak ziekten en aandoeningen voorkomen in de werkzame beroepsbevolking. Voor de huidige studie zijn we ervan uitgegaan dat het voorkomen van ziekten en aandoeningen in de beroepsbevolking overeenkomt met die in de algemene bevolking.

6

Aanbevelingen

In de hoofdstukken 3 en 4 hebben we de huidige kennis op het gebied van leefstijlfactoren en subcultuur of subgroepen in relatie tot gezondheid, ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en

arbeidsproductiviteit samengevat. In hoofdstuk 5 hebben we laten zien dat er ondanks de vele kennis toch ook kennisleemten aanwezig zijn. In dit hoofdstuk bespreken we concrete aanbevelingen voor onderzoek (zie ook bijlage 3). We beginnen met de aanbevelingen voor onderzoek naar leefstijl (paragraaf 6.1). In paragraaf 6.2 bespreken we de aanbevelingen voor onderzoek naar subcultuur en subgroepen, paragraaf 6.3 gaat in op de aanbevelingen voor onderzoek naar (kosten)effectiviteit van interventies op de werkvloer. We eindigen dit hoofdstuk met algemene aanbevelingen voor onderzoek bij werknemers (paragraaf 6.4). Tot slot staan in bijlage 3 suggesties voor onderzoek dat op korte termijn voor bedrijven en/of beleid tot direct bruikbare resultaten kan leiden