• No results found

Koninklijk besluit tot invoering- van de , nieuwe strafwetgeving

behoort te komen

9- Koninklijk besluit tot invoering- van de , nieuwe strafwetgeving

(invoerings-verordening).

l

)

1. Het bij Koninklijk besluit van 12 April 1898 (Staatsblad no. 175) vastgestelde Wetboek van strafrecht voor de Europeanen in Nederlandsch-Indië 3), alsmede het bij Koninklijk besluit van heden vastgestelde Inlandsen strafwetboek treden in werking op 1 Januari 1912.

2. 1) Op het in artikel 1 vermelde tijdstip zijn afgeschaft:

a. de thans geldende strafwetboeken en algemeene politie-strafreglementen ;

b. de artikelen 31, 32, 33, 33a en 34 der Algemeene be-palingen van wetgeving, alsook de artikelen 347—353, 389—408 en 410 van het Reglement op de strafvordering, de artikelen 328—332, 398—411 en 415 van het Inlandsen reglement, en de in tabel A genoemde overeenkomstige artikelen der reglementen op het rechtswezen voor de buitenbezittingen ;

c. de Koninklijke besluiten en de ordonnantiën, opgenomen in tabel B ;

d. de strafbepalingen alsmede alle bepalingen omtrent onder-werpen in de acht eerste titels van het eerste boek der nieuwe strafwetboeken behandeld, welke in andere dan de onder a, b en c genoemde verordeningen voorkomen, voor zoover die ver-ordeningen vóór 1 Juli 1909 zijn in werking getreden en de be-doelde bepalingen niet, al dan niet gewijzigd, in tabel C worden gehandhaafd.

2) Bepalingen van militair strafrecht, bepalingen rakende

1) Een invoering in dezer voege zal voor den Indischen rechterden meest geleidelijken overgang vormen van oud naar nieuw. Indien men, uit liefde voor een geheel afgeronde regeling, weigeren mocht met een summiere regeling als de hier voorgestelde, die zich tot het hoogst noodige beperkt, genoegen te nemen, zal allicht van de invoering der nieuwe Indische strafwetgeving nog in jaren niets komen.

2) De daarin nog noodige aanvullingen (vgl. Stbl. 1908 no- 673) kunnen hier blijven rusten. Natuurlijk is niet bedoeld, dat het wetboek overigens voor geenerlei verbetering vatbaar zou zijn.

— 40

zaken van 's lands belastingen 1), alsmede disciplinaire voor-schriften worden onder letter d van het eerste lid niet bedoeld.

3. Tot 1 Januari 1917 wordt de Gouverneur-Generaal bevoegd verklaard om de Koninklijke besluiten en gemachtigd om de met Onze medewerking vastgestelde ordonnanties, die vóór 1 Juli 1909 in werking zijn getreden, met de nieuwe strafwetgeving in over-eenstemming te brengen 2), en aan die wijzigingen zoo noodig terugwerkende kracht te geven tot 1 Januari 1912.

4. 1) Behoudens de gevallen, waarin een strafbaar feit uitdrukkelijk als misdrijf of als overtreding3) is aangewezen, bestaat overtreding in het doen of nalaten van

a. hetgeen onder bepaling van geen zwaardere straf dan gevangenisstraf (voor Europeanen) of dwangarbeid buiten den ket-ting (voor inlanders en vreemde oosterlingen) en geldboete, geza-menlijk of afzonderlijk, met of zonder verbeurdverklaring van bijzondere voorwerpen, is verboden of geboden bij algemeene verordeningen rakende 's lands belastingen ') ;

/;. hetgeen onder bepaling van geen zwaardere straf dan gevan-genisstraf van drie maanden (voor Europeanen) of tenarbeidstelling (voor inlanders en vreemde oosterlingen) en geldboete, gezamenlijk of afzonderlijk, met of zonder verbeurdverklaringvanbijzondere voor-werpen, is verboden of geboden bij andere algemeene verordeningen, bij locale verordeningen of bij reglementen en keuren van politie;

en misdrijf in het begaan van elk ander bij algemeene verordening strafbaar gesteld feit.

2) De lijfsdwang, bij niet-voldoening van geldboeten over-eenkomstig de op dit stuk bestaande verordeningen 4) te onder-gaan, wordt, met opzicht tot de rangschikking van eenig strafbaar feit, niet in aanmerking genomen.

3) Voor de toepassing van dit artikel op latere verordeningen wordt hechtenis voor Europeanen als gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden, wordt arbeidstraf van drie maanden of meer als dwangarbeid buiten den ketting, en wordt arbeidstraf van minder dan drie maanden als tenarbeidstelling beschouwd.

5. 1) Waar in bestaande algemeene verordeningen alleen de doodstraf is gesteld, wordt daarnaast geacht gesteld te zijn

*) Zie beneden blz. 42 art. 13.

2) Veiligheidsklep voor eventueele omissies.

s) Dus met name alle feiten, vermeld in het derde boek der nieuwe wet-boeken.

4) Belastingverordeningen.

gevangenis- dan wel arbeidstraf voor het leven of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

2) Waar in bestaande verordeningen is gesteld a. voor Europeanen

I tuchthuisstraf, II verbanning,

III gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden, b. voor inlanders en vreemde oosterlingen

IV dwangarbeid in den ketting, V dwangarbeid buiten den ketting, VI gevangenisstraf,

VII tenarbeidstelling,

worden in plaats daarvan geacht, in de aangegeven volgorde, gesteld te zijn

I—II gevangenisstraf, III hechtenis, IV—VII arbeidstraf.

3) In de bestaande algemeene verordeningen worden de strafminima vervangen door gevangenis- dan wel arbeidstraf van één dag en geldboete van één gulden.

6. In afwachting van de ordonnantie, bedoeld bij artikel 29 van het Wetboek van strafrecht voor de Europeanen en artikel 16 van het Inlandsch strafwetboek, worden tenuitvoergelegd:

a. gevangenisstraf voor Europeanen van vijf jaar of langer op den thans voor tuchthuisstraf geldenden voet;

b. gevangenisstraf van korter duur voor Europeanen en hechtenis voor Europeanen, inlanders en vreemde oosterlingen op den thans voor gevangenisstraf geldenden voet;

c. arbeidstraf van meer dan een jaar op den thans voor dwangarbeid buiten den ketting geldenden voet;

d. arbeidstraf van een jaar of minder op den thans voor tenarbeidstelling geldenden voet.

7. De in bestaande algemeene verordeningen met name genoemde poging tot overtreding blijft strafbaar als zelfstandige overtreding.

8. Waar in bestaande algemeene verordeningen strafbe-palingen, voorkomende in de oude wetgeving, op bijzondere feiten van toepassing worden verklaard '), blijven die

straf->) Als bijv. Stbl. 1909 no. 373 art. 20.

— 42 —

bepalingen ten opzichte van die bijzondere feiten gehandhaafd totdat daarin nader zal zijn voorzien, met inachtneming overigens van het bepaalde bij dit besluit.

9. 1) De gelijkstelling'van straffen, bedoeld bij artikel 6, is mede van toepassing voor de bepaling van rechterlijke bevoegd-heid en voor de toepassing van andere voorschriften ') waarin de straffen der oude wetgeving zijn genoemd.

2) Als straf naast die des doods wordt beschouwd voor inlanders en vreemde oosterlingen levenslange arbeidstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren; als onteerende straf wordt beschouwd gevangenis- dan wel arbeidstraf van vier jaren en elke zwaardere straf.

10. De bepalingen der nieuwe wetgeving omtrent strafver-zwaring in geval van herhaling van strafbare feiten worden toe-gepast ook indien de vroegere veroordeeling wegens soortgelijk feit of de vrijwillige betaling van de boete onder de heerschappij der oude wetgeving plaats had, zelfs wanneer in die wetgeving aan het eerste feit een andere qualificatie werd gegeven.

11. In alle zaken nopens feiten, vóór 1 Januari 1912 begaan, worden uitsluitend de oude strafrechtelijke bepalingen toegepast.

12. 2) Ter bepaling van de bevoegdheid van den rechter en van de wijze van rechtspleging wordt uitsluitend de wetgeving toegepast, in werking op het tijdstip waarop (ten aanzien van Europeesche rechtbanken en gerechten) hetzij rechtsingang werd verleend of voor de eerste maal rauwelijks voor de openbare terechtzitting werd gedagvaard, hetzij afschrift der schriftelijke oproeping tot verschijning werd afgegeven, of (ten aanzien van inlandsche rechtbanken en gerechten) de zaak naar een inlandsch gerecht werd verwezen of het bevelschrift tot verwijzing werd verleend of de zaak zonder verwijzing voor een inlandsch ge-recht dient.

13. Onder bepalingen en verordeningen, rakende zaken van 's lands belastingen, worden in het eerste lid van de artikelen 2 (letter d) en 4 (letter o) mede begrepen bepalingen en

verorde-1) Bijv. procesrechtelijke.

2) Wellicht overbodig; voor alle zekerheid opgenomen.

ningen welke betreffen de opiumregie, de verboden kringen ten aanzien van opium, de gouvernementstinwinning, de gouverne-mentspandhuizen, de licenties ten aanzien van pandhuizen, dob-belspelen, koffiebereiding en zoutaanmaak, alsmede den invoer, aanvoer, uitvoer, opslag en het vervoer van opium, koffie en zout.

14. Het Koninklijk besluit van 8 Mei 1883 (Staatsblad no.

188) op de uitlevering ondergaat de wijzigingen, genoemd in tabel D.

15. 1) Dit besluit treedt in werking op 1 Januari 1912.

2) Het kan worden aangehaald onder den titel van „Invoe-ringsverordening".

Tabel A. Artt. 429—432, 520—539 en 543 Sumatra-reglement; enz.

Tabel B. Lijst van afgeschafte verordeningen.

Zie ontwerp-invoeringsverordening-1902 art. 2 letters a tot en met e.

Bij te werken tot 1 Juli 1909.

Tabel C. Lijst van gehandhaafde bepalingen.

Zie ontwerp-invoeringsverordening-1902 artt. 7 en 10.

Bij te werken tot 1 Juli 1909.

Tabel D. Wijziging van de uitleveringsverordening.

Zie ontwerp-invoeringsveirordening-1902 art. 17.

io. Ordonnantie in verband met de invoering