• No results found

2 Theoretisch kader

2.4 Thema 3: Natuur en gezondheid

2.4.2 Kinderen, natuur en gezondheid

In het advies van de Gezondheidsraad en het RMNO (2004) naar natuur en gezondheid wordt speciale aandacht besteed aan de invloed van natuur op kinderen. Er wordt gekeken naar invloeden van natuur op de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling, maar ook op motorische ontwikkeling, aandacht, zelfdiscipline, psychische weerbaarheid en sociaal contact. Volgens van den Berg (2007) moeten de

resultaten van studies naar kinderen, natuur en gezondheid echter wel met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd, omdat er een gebrek is aan goed gecontroleerd onderzoek.

Sociaal-emotionele ontwikkeling

Jonge kinderen, onder de vier jaar, leren de omgeving kennen onder begeleiding van hun ouders en andere opvoeders. Hierbij wordt hen het onderscheid geleerd tussen wat vies, eng, mooi en leuk is. Kinderen die weinig buiten komen of erg beschermd worden opgevoed maken weinig gebruik van faciliteiten in de buitenlucht en ontwikkelen weinig affiniteit en empathie met natuur, zoals uit een onderzoek van Kong (2000) onder jongeren en volwassenen in Singapore bleek. Met name gezinnen met weinig of maar één kind benadrukken de gevaren van natuur en voorkomen dat hun kinderen de leuke kanten van natuur ontdekken. Behalve dat kinderen geen affiniteit met natuur ontwikkelen en de leuke kanten van natuur niet ontdekken kunnen, laten Bixler e.a. (1994) zien dat kinderen die in een stedelijke omgeving opgroeien meer angst voor specifieke (wilde) dieren vertonen dan kinderen die op het platteland zijn opgegroeid. Ook Margadant-Van Arcken (1990) geeft aan dat kinderen een existentiële speelrelatie met de natuur ontwikkelen, waarvoor zij belangrijke intensieve natuurervaringen opdoen. Kinderen ontwikkelen in de natuur bovendien een gevoel van zelfwaardering, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid (Kellert 2002; Lievegoed 2005).

Cognitieve ontwikkeling

Wat betreft de cognitieve ontwikkeling van kinderen, bespreekt de Gezondheidsraad en RMNO (2004) studies naar de invloed van speelgedrag waaruit blijkt dat constructieve spelvormen en spel waarbij fantasie wordt gebruikt het meest effectief zijn voor de cognitieve ontwikkeling. Dat ook een groene omgeving de cognitieve ontwikkeling stimuleert kan worden afgeleid uit de bevinding dat groene speellocaties met veel natuurlijke elementen het constructieve en fantasierijke spelen van kinderen stimuleert (Faber Taylor, Wiley, Kuo & Sullivan, 2004; Karsten, Kuiper & Rebsaet, 2001; Moore, 1989). De positieve invloed van een natuurlijke omgeving op constructief en fantasierijk spel krijgt ondersteuning uit recent experimenteel onderzoek van Van den Berg, Koenis & Van den Berg (2007). Voor dit experiment werd een schoolklas met 27 kinderen uit groep 5 in twee groepen opgesplitst die ieder in twee achtereenvolgende weken eenmaal een uur in een natuurspeeltuin en eenmaal een uur in een sporthal speelden. Tijdens het spelen werd elk kind gedurende ongeveer vijf minuten individueel geobserveerd om het speelgedrag in kaart te brengen. In de natuurlijke omgeving werd meer dramatisch, exploratief en constructief speelgedrag geobserveerd dan in de sporthal.

Motorische ontwikkeling

Doordat kinderen buiten spelen ontwikkelen zij hun motoriek. Dit heeft ook gevolgen voor de verdere cognitieve, emotionele en sociale ontwikkeling. Ook leidt het tot minder ongelukken. Fjørtoft (2004) toonde aan dat 6 jarige schoolkinderen die een jaar lang elke schooldag in het naast de school gelegen bos mochten spelen een sterkere vooruitgang vertoonden op motorische tests voor o.a. coördinatie en evenwichtsgevoel dan een vergelijkbare groep kinderen die niet in het bos mocht

spelen. Onduidelijk is echter in hoeverre deze verschillen het gevolg zijn van de groene omgeving of de extra aandacht en extra speeltijd die de kinderen kregen. Volgens Fjørtoft (2004) kan de affordances-theorie van Gibson uit 1979 als mogelijke verklaring worden gezien voor een positieve invloed van de natuur op het motorisch functioneren. Volgens deze theorie nodigen specifieke kenmerken van omgevingen, zoals takken van bomen en stenen in riviertjes, uit tot bepaalde gedragingen, zoals klimmen of balanceren, die de motorische ontwikkeling van kinderen kunnen bevorderen.

Aandacht, zelfdiscipline en psychische weerstand

Uit enkele studies zoals van Wells (2003) en Faber Taylor, Kuo & Sullivan (2002) blijkt dat kinderen meer concentratie en zelfdiscipline kunnen ontwikkelen als zij in een groene omgeving verblijven. Ook liet een studie van Wells & Evans (2003) zien dat kinderen met veel natuur ‘dichtbij’ beter met stressvolle gebeurtenissen om kunnen gaan.

In een overzichtsstudie van Friese, Pittman & Hendee (1995) worden 187 studies naar de effecten van wildernistherapie op ondermeer de persoonlijke groei besproken. Een klein aantal van deze studies had betrekking op kinderen. De conclusie is dat er zowel bij volwassenen als bij kinderen veel positieve effecten van een verblijf in de wilde natuur werden gemeten en weinig of geen negatieve effecten. De auteurs merken echter op dat er op dit terrein nog maar weinig gecontroleerd onderzoek is gedaan in de vorm van experimentele of vergelijkende studies, en ook weinig lange termijn onderzoek.

Sociaal contact

Spelen met andere kinderen heeft een belangrijke functie voor de sociale ontwikkeling van kinderen. Onderzoek van Prezza e.a. (2001) in Italië suggereert dat groen in de leefomgeving de sociale contacten van kinderen met leeftijdgenoten kan bevorderen Kinderen die woonden in de buurt van een park mochten vaker zelfstandig naar buiten zonder toezicht van volwassenen dan kinderen die woonden aan een rustige straat met weinig verkeer. Deze grotere zelfstandige mobiliteit bleek positief samen te hangen met het aantal sociale contacten met leeftijdgenoten.