• No results found

kinderen van Aiol zijn, die Makaire uit de weg had proberen te ruimen. Het echtpaar besluit niet naar Frankrijk te gaan maar elders de kinderen in veiligheid te brengen

Tierri en zijn vrouw zoeken samen met Aiols kinderen onderkomen bij koning Gratien

van Venetië.

Fol. 160v. De illustratie beeldt uit hoe de pas geboren zoons van Aiol door de visser Tierri van de

verdrinkingsdood worden gered. De illustrator verwerkt in een simultane voorstelling twee op elkaar

volgende gebeurtenissen. Links wijst Tierri op de twee baby’s die, o wonder, op de golven drijven.

Rechts tilt hij de eerste baby uit het water aan boord van zijn boot, de tweede zal dadelijk volgen.

De bovenstaande illustratie geeft de meest dramatische scène uit de roman weer.

Links is een figuur te zien, die naar twee op de golven drijvende kinderen wijst,

rechts een figuur die zich uit een bootje naar voren buigt en een van de kinderen

voorzichtig uit het water oppakt. De betekenis van de afbeelding is in het onderzoek

omstreden. Finet-van der Schaaf kiest als bijschrift bij de illustratie de woorden:

‘Thierry [links] toont de door hem geredde tweeling van Aiol en Mirabel aan zijn

vrouw.‘ (1993, 18). Maar, zo moet men vaststellen, op de illustratie komt Tierri’s

echtgenote niet voor. In de tekst zelf is er evenmin een aanwijzing te vinden dat

Tierri zijn vrouw de kinderen, die in het water drijven, toont. Ook later laat de visser

de tweeling niet aan zijn vrouw zien, maar nodigt haar uit om de ‘vissen’ in zijn

kleding te gaan zoeken. De gegeven uitleg van de afbeelding lijkt ons dan ook onjuist.

Er is nog en andere interpretatie van de illustratie gegeven. Malicote/Obergfell is

van mening dat de illustrator links de verrader Makaire zou hebben afgebeeld die de

kinderen in de Rhône tracht te verdrinken, terwijl rechts de visser Thierry te zien is

die de tweeling uit het water redt. Deze interpretatie wordt ingegeven door de

ondertitel bij de illustratie: ‘Ch’est chi ensi Makaires li traitres vaut noier les enfans

Aiol(s)’. (Vgl. F, v. 9188). (Vert.: Op deze manier wil de verrader Makaire de kinderen

van Aiol verdrinken.) We betwijfelen echter, of de linker figuur Makaire voorstelt.

Als de schurk zou zijn bedoeld, zou hij uiterlijk negatieve trekken vertonen. Nu lijkt

de duivelse schurk als twee druppels water op Tierri, het intrument Gods. We kunnen

ons wel verenigen met de mening van Malicote/Obergfell dat de illustrator in zijn

afbeelding gebruikt maakt van de techniek van de ‘expolitio’: ‘The […] illustration

[…] portrays twee separate events connected temporally by the poem’s unique

miracle’ (Malicote/Obergfell

34

1996, 331). We hebben hier te maken met een zogeheten simultane voorstelling,

d.w.z. dat in één scène twee (of meer) gebeurtenissen wordt afgebeeld die in tijd na

elkaar hebben plaatsgevonden. Dat heeft tot gevolg dat eenzelfde persoon in

verschillende situaties wordt afgebeeld. Wij geven de volgende interpretatie van de

illustratie in overweging: de figuren (links en rechts) stellen allebei Tierri voor. De

visser wordt dus twee keer geportretteerd. De figuren zijn identiek, dragen hetzelfde

‘signalement’: gezicht, haardracht, kleding, kleuring, zijn hetzelfde. Twee

achtereenvolgende gebeurtenissen worden geschetst. Links wijst Tierri, als het ware

in een ‘terzijde’, met een ‘attentio’-gebaar (let op de rechter hand met de overgrote

wijsvinger) op de op het water drijvende kinderen. Rechts voert zijn ‘alter ego’ (‘zijn

andere ik’) vanuit het vissersbootje de reddingsactie uit. Tierri heeft de rechter baby

al in een teder gebaar opgepakt. De tweede baby zal volgen. De twee identieke

kinderen in het midden van de scène (ze vormen een tweeling, zijn identiek in uiterlijk

en houding), krijgen zo de volle aandacht van de toeschouwer. In de scène van het

Godswonder, - door Goddelijke beschikking (of boodschap) vist Tierri op de juiste

tijd, op de juiste plek, onder de brug - , is een ander Godswonder ingebouwd, de twee

hulpeloze baby’s zinken niet in het water weg, verdrinken dus niet, maar blijven op

het water drijven. Het snelstromende water van de Rhône lijkt tot stilstand gekomen,

de kinderen worden niet meegesleurd. (Vgl. v. 9200: F, ‘Li Rones qui ert rades les

enfants ne remue’. Vert.: De Rhône die snel stroomde, voerde de kinderen niet mee).

Er was ooit eerder Iemand die het wilde water tot rust bracht, eroverheen liep en

daarbij niet wegzonk. (Zie: Mattheüs 14).

Wim Gerritsen heeft de scène van de ‘wonderbare visvangst’ met de Franse brontekst

vergeleken (1988, 192-195). Hij stelt vast dat sommige Franse details in de

Maaslandse versie ontbreken. In het Frans is Tierri een edelman (vgl. v. 9202: ‘.i.

gentiex hon’, F, v. 9217: ‘li gentiex hon’), een graaf zelfs (vgl. F, v. 9270: ‘li quens

Terris’). Zijn echtgenote die de adellijke naam ‘dame Aie de Monto(i)rie’ (F, v. 9214)

draagt, verbaast zich er over dat Tierri bij het vissen zo succesvol is geweest. Nog

nooit heeft hij zoveel gevangen, aldus zijn vrouw. (Vgl. F, v. 9223: ‘Onques tant ne

pescates en trestout votre aé’). Dat is een wonderlijke situatie. God kiest hier als

redder een edelman, die kennelijk normaliter nooit vist, maar die op het cruciale

moment onder de Rhône-brug dit ambacht uitoefende. Het is met recht een

Godswonder dat daar in die nacht plaatsvond. Vgl. F, v. 9199: ‘Cele nuit i fist Dieus

vertu apercheue’. (Vert.: Die nacht verrichtte God een duidelijk wonder). Later

verklaart Tierri aan zijn vrouw het wonder nader. God had hem bevolen onder de

brug te gaan vissen. (Vgl. F, v. 9234: ‘J’estoie soz cel pont, que Dieu le m’ot mandé’.

Vert.: Ik was onder de brug, omdat God het mij gevraagd had). Gerritsen vraagt zich

nu af hoe de Limburgse dichter deze scène heeft vertaald. Allereerst heeft hij de

status van Tierri veranderd. In de ‘A&M’ is Tierri niet van edele afkomst. Hij is, zo

Gerritsen, eerder een gewone beroepsvisser. Dat de Limburgse dichter de status van

Tierri afzwakte, is zeer waarschijnlijk. Het is heel natuurlijk dat een visser aan het

vissen. De verandering ten opzichte van het Frans kan worden verklaard door de

neiging van de bewerker de handeling te rationaliseren. Het Godswonder wordt dan

gereduceerd tot het feit dat de beroepsvisser op de juiste tijd, op de juiste plek

aanwezig was. Want een Godswonder blijft het, ook in de Limburgse versie. (Vgl.

v. 617-618). Dit zou tevens verklaren waarom Tierri in de nacht onder de brug viste,

35

gerept. Toch is het zaak de danig beschadigde verzen 657-719 hierover nader te