Aiol en Mirabel zijn door Makaire van Lausanne naar Pamplona overgebracht. Ze
zijn nu de gevangenen van Mibrien, de vader van Mirabel. Die wil de twee er toe
dwingen om een beeld van Mohammed te aanbidden. Over het beeld van Mohammed
krijgen we nadere informatie. Bij het paleis van de moslimvorst is een moskee (vgl.
F, v. 9628: ‘mahomerie’) gebouwd, waarin het beeld prijkt. Maar er is iets
merkwaardig met dat beeld aan de hand. Het beeld kan praten. Nu is dit gegeven in
de Oudfranse literatuur niet onbekend. Het gaat dan meestal om een technisch
hoogstandje. In de Franse Florisroman bijvoorbeeld zijn op een graf de beelden van
de hoofdpersonen Floire en Blanchefleur aangebracht. Het zijn geen gewone beelden
maar wonderwerken der techniek, zogenaamde ‘automata’. Ze kunnen dankzij een
vernuftig ingebouwde mechaniek spreken. Floris zegt: ‘Kus me schoonheid’. Vgl.
v. 593: ‘Basiés moi, belle […]’. En Blanchefleur antwoordt: ‘Ik houd meer van u
dan van wie ook’. (Vgl. v. 596: ‘Je vos aim plus que riens vivant’ ). (Citaten uit
Leclanche 2003, zie over dit wonder der techniek Winkelman 1987). Maar in de
‘Aiol’ ligt de zaak anders. Het sprekende vermogen van het beeld berust niet op
techniek, maar op bedrog. In de holle buik van het beeld zit een bedrieger gestopt.
De truc is zelfs in de 12eeeuw niet nieuw. Jonker merkte nog onlangs op dat al bij
de de Egyptenaren rond 2500 voor Christus de gelovigen werden beduveld door
priesters die zich in godenbeelden verstopten zodat de beelden als sprekende orakels
gingen functioneren (Jonker 2008, 3). Het gegeven van het sprekende beeld is in de
Oudfranse literatuur bekend. (Foerster 492, aant. bij F, v. 9638).
Wat gebeurt er nu verder? Makaire smeekt het beeld om de Fransen te vernietigen.
En ja hoor, het beeld antwoordt, dat het Makaire tot toekomstige koning van Frankrijk
zal maken. (Vgl. F, v. 9639: ‘Roi te ferai de Franche’). Makaire moet zich dan wel
tot de islam bekeren en enkele rituele handelingen verrichten. Dat gaat als volgt. Een
moslim leidt een ‘auferant’ (F, v. 9642, Moors strijdros) naar binnen. Makaire moet
de bek van het paard kussen, als teken van onderwerping. Verder moet hij zijn
verachting voor Jezus bewijzen door krachtig op de grond te spugen. En tenslotte
moet hij, zo beveelt de verborgen stem, het beeld zijn kont (letterlijk: anus) kussen.
(Vgl. F, v. 9645: ‘Et puis me baiseras en mi le treu del culi’). Dit ist het ‘Zeichen
der Verleugnung Gottes.’ (Kruger 1999, 131). En ja hoor, Makaire doet het. (Vgl.
v. 9652). Mibrien ziet na lange tijd zijn dochter terug. Ze heeft door de lange
gevangenisstraf in de donkere kerker haar stralende schoonheid verloren. Mibrien
is woedend, vooral op Aiol, die zijn dochter heeft geroofd. Enkele familieleden
proberen Mibrien te kalmeren. Aiol is immers een goede partij, hij moet alleen ertoe
bewogen worden om moslim te worden. Aiol wijst deze suggestie af, dat zal niet
gebeuren. Mirabel vraagt haar vader haar vrij te laten. Als dat is gebeurd, begeeft
zich naar het beeld, zogenaamd om het te aanbidden. Maar dan gebeurt er iets
onverwachts. Ze pakt het beeld dat gegoten is uit puur goud, beet. (Vgl. v. 763: ‘si
nam […]’). Hier breekt het fragment af. Wat er verder gebeurt, ervaren we uit het
Frans. Ze grijpt het beeld
bij de arm en stoot het om zodat het in stukken op de grond valt. Dit gegeven komt
in de Franse literatuur wel vaker voor. Ook in de ‘Chanson de Roland’ gaan beelden
aan diggelen. Mogelijk zijn dit soort verhalen verzinsels. Het is immers twijfelachtig
of er werkelijk beelden van Mohamed bestaan hebben. Willem Kuiper (Repertorium,
s.v. Mamet) maakt er terecht op attent dat het binnen de islam verboden is om de
profeet af te beelden. Toch, zo merkt hij op, heeft er volgens de ‘Spiegel Historiael’
IV I: 12, 7 in Andalusië een beeld gestaan, dat door Mohammed gemaakt zou zijn.
In het holle beeld heeft Momammed volgens de tekst een bende duivels verstopt, die
het beschermen zodat men het niet kan verwoesten. (Vgl. 12, 15: ‘Datment ghebreken
niet en can’). Vermoedelijk gaat het ook hier om een fabeltje.
Dat Mirabel het beeld verwoest is opmerkelijk. Haar daad rijkt verder dan de wens
materiële schade toe te brengen. Het gaat om een symbolisch gebaar. Het verschijnsel
wordt ‘repraesentatio’ genoemd. Men omschrijft hiermee de veronderstelde relatie
die tussen beelddrager en uitgebeelde zou bestaan. Schubert zegt het als volgt: Het
gaat om de overdraagbare identiteit van beeltenis en afgebeelde persoon. Dit heeft
consequenties: ‘Wenn man das Bild eines Abwesenden verletzt, so stirbt er […].’
(Schubert 1998, 260). Bij het zien van het vernielde beeld verzucht Mibrien: ‘Kijk,
alles zal dood gaan en tot zwijgen worden gebracht (monddood worden gemaakt)’.
(Vgl. F, v. 9713: ‘Voire, dist Mibriens, tout ert morte et sosprise’). Over Mirabel
zegt de ene moslim tegen de ander: ‘Deze dame is Maria!’. (Vgl. F, v. 9712: ‘Ceste
dame est Marie’). Nu wordt ons duidelijk waarom Mirabel bij de doop geen nieuwe
naam kreeg, zoals in die tijd gebruikelijk was. In de Vlaamse ‘A&M’ wordt
bijvoorbeeld gezegd dat Mirabel na de doop Johanna werd genoemd. (Vgl. v. 509:
‘Dat mense Johane hiet’). Mira-bel (‘mooie Mira’). de naam leest als een cryptogram.
De vrouw draagt in haar naam alle letters die naar Mari(e), de Moeder Gods,
verwijzen.
Rovers bevrijden intussen Aiol uit de gevangenis van Mibrien en bieden hem tegen
een losgeld aan koning Gratien van Venetië aan. De koning koopt Aiol vrij. Aiol
treedt nu bij hem in dienst en overwint de vijand van Gratien, de moslimvorst Florien
van Thessaloníki.
Fol. 165: Links vechten de dieven op leven en dood om het losgeld dat Aiol opbrengt, als keizer
Gratien van Venetië (rechts met kroon) hem met de linker hand aanwijst en uit de slavernij vrij koopt.
De ‘high-five’ van de twee betrokkenen bevestigt de transactie. Achter Aiol is een hoveling als getuige
aanwezig. Simultane voorstelling (‘expolitio’) van twee in tijd verschillende, op elkaar volgende
gebeurtenissen.
Tekstfragmenten
In document
De Limburgse ‘Aiol en Mirabel’ · dbnl
(pagina 69-72)