• No results found

3. Translocatie

3.2. Keuze van translocatietechniek

Toen het Zuiderzeemuseum bezig was met de plannen voor het buitenmuseum, waren er al veel voorbeelden van translocatietechnieken bekend. Op dat moment kon er niet gesproken worden van een uitgebreide wetenschappelijke onderbouwing, maar de voorbeelden in de vorige paragraaf waren in die tijd niet onbekend. Toch keek het Zuiderzeemuseum voor translocatietechnieken voornamelijk naar voorbeelden uit eigen land. Het Openluchtmuseum in Arnhem was natuurlijk al jarenlang bezig met het verplaatsen van gebouwen naar Arnhem en ook de Zaanse Schans had een uitgebreide translocatieplannen (afb. 23).102

Ik heb de verschillende technieken die door het Zuiderzeemuseum zijn gebruikt in een schema gezet om aan te geven wat de opties waren in die tijd. Het translocaliseren van gebouwen is onder te verdelen in twee groepen: het geheel verplaatsen van een gebouw en het maken van een reconstructie. Reconstructies zijn weer onder te verdelen in verschillende categorieën: overbrengen van delen van gebouwen zoals kapconstructie of muuronderdelen waarbij de rest aangevuld wordt met ‘nieuw’ materiaal, een reconstructie van een gesloopt of te slopen gebouw, of een kopie van een bestaand gebouw. In het Zuiderzeemuseum zijn al deze translocatietechnieken gebruikt. De voorkeursmethode hing meestal af van de beschikbare financiële middelen en de snelheid waarmee het gebouw overgeplaatst moest worden. Daarnaast moest praktisch bekeken worden of de

mogelijkheid wel bestond om überhaupt het pand te verwerven. Er was dus niet een standaard draaiboek om gebouwen te verplaatsen, per pand werd besloten welke methode van translocatie het beste past in die specifieke situatie.

102 Meurs, “Vijftig jaar Zaanse Schans,” 159.

40 In de periode dat het plan van Heijligenberg voor het Zuiderzeemuseum werd uitgewerkt, was het museum al bezig een aantal panden aan te schaffen. Omdat de plannen nog niet definitief waren, werd besloten om de gebouwen gedeeltelijk te demonteren en herbouwen waarbij de herbouw enige tijd later kon geschiedden. Een voorbeeld hiervan is de Gasthuiskapel uit Den Oever die nog een gedeelte van de originele kap heeft, de rest van het gebouw is gereconstrueerd en herbouwd met oud materiaal.

Eind jaren zestig is er in veel steden in Nederland een ware sloopdrift aan de gang. Veel ‘oude’ panden werden bestempeld als klaar voor de sloop en moesten wijken voor de grootschalige nieuwbouwplannen. Door de saneringsplannen van gemeenten in het Zuiderzeegebied werden enkele panden uit de regio direct aan het Zuiderzeemuseum aangeboden, maar vaker moest het Zuiderzeemuseum toestemming van de eigenaar en/of gemeente krijgen om een pand over te kunnen plaatsen.103 Door de bouwkundige van het museum, meestal was dat Peter Bakker, werd het pand vervolgens bekeken, opgemeten en getekend, om te onderzoeken of het pand in het plan van Heijligenberg zou passen. Bij het plaatsen van een pand werd ten eerste rekening gehouden met de geografische herkomst, maar ook de functie en de bouwstijl speelden een rol. Het formaat en de gevelwand waren daarbij ook bepalend. Zo was er in 1971 sprake van de eventuele overname van het houten Noord-Hollands Koffiehuis van de architect Leliman uit 1912 aan het Amsterdamse Stationsplein tegenover het Centraal Station. Maar gezien de grootte van het pand en het feit dat de functie al ergens in de collectie vervuld werd, is ervoor gekozen om het pand niet over te nemen (afb. 24).104

In eerste instantie werd er als translocatietechniek voor het Zuiderzeemuseum voor de reconstructietechnieken gekozen. Voornamelijk omdat de wens was om het buitenmuseum zo snel mogen gereed te krijgen, en dus zo snel mogelijk de collectie te verzamelen. Maar ook de beperkte financiële middelen in die tijd speelden een rol bij de keuze van de manier van het verplaatsen van het gebouw. Om de panden nog in een grotendeels originele staat over te brengen werd er al snel voor het overbrengen van houten kapconstructies besloten waarbij de rest van de panden zo nauwkeurig mogelijk werden herbouwd. Voorbeelden daarvan zijn de panden uit de Vuldersbuurt in Harderwijk en de kapel uit Den Oever.

Afb. 31. WR-1, Kapel Den Oever in aanbouw, 1969.

103 “Selecteren, opmeten en slopen,” Het Peperhuis: Herbouwd verleden (1983): 32-33.

104 Notulen vergadering Commissie Buitenmuseum. Zuiderzeemuseum. (Enkhuizen: Zuiderzeemuseum, 12

41 Later werden er delen van muren en zelfs hele muren overgebracht. Dit gebeurde wanneer architect Cornelis de Jong of bouwkundige Peter Bakker het van belang achtte om voor behoud van de authenticiteit van het gebouw dat gedeelte niet op te breken. Een gebouw uit Paesens is het eerste gebouw waarvan de voorgevel in delen naar het museum is overgebracht, waardoor de hele originele voorgevel behouden is. De gevel werd hierbij in twee stukken gezaagd, verpakt in houten kratten en in het Zuiderzeemuseum weer aan elkaar gemetseld. Met latere verplaatsingen werden stalen frames gebruikt om muuronderdelen intact te verplaatsen.105

Kopiëren is alleen toegepast wanneer de panden die wel gepland waren uiteindelijk toch niet verworven konden worden. Deze panden waren al door het museum in het plan van Heijligenberg vast gelegd. Vanwege hun functie en bouwkundige kwaliteiten werd er voor kopiëren gekozen. Een replica in het Zuiderzeemuseum is bijvoorbeeld het koetshuis uit Hoorn, dat nu dienst doet als filmhuis.106

Het Zuiderzeemuseum heeft ook gebouwen in zijn geheel verplaatst. Dit is een kostbare en technisch moeilijke manier van translocatie. Logiserwijs gaat het vaak om wat kleinere gebouwen zoals de woonhuisjes uit Vollenhove, die ondanks hun gewicht toch in hun geheel per boot of per vrachtwagen verplaatst konden worden. De spectaculairste verplaatsing door het museum is wel het Kaaspakhuis uit Landsmeer. Het grote houten pakhuis is zowel over het water als over de weg naar Enkhuizen vervoerd.107

Afb. 32 en afb. 33. Mislukt transport van een huis, dat verplaatst moest worden i.v.m. bouw nieuwe woonwijk. Locatie onbekend.

Het verplaatsen van gebouwen is een gecompliceerd proces dat niet altijd een goede afloop heeft (afb. 33). Daarom heeft het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem in 2005 een protocol opgesteld over het verplaatsen van gebouwen. In het protocol staat omschreven dat er per pand afzonderlijk gekeken moet worden naar de beste methode om het te verplaatsen. Het pand dient van te voren grondig gedocumenteerd te worden: opmeten, tekenen en fotograferen. Er moet vastgesteld worden wat er van het pand moet worden behouden en waar gedemonteerd. Er moet een gekwalificeerde aannemer aangesteld worden voor het uitvoeren van de overplaatsing van het gebouw. De nieuwe plaats van het gebouw dient zorgvuldig klaargemaakt te worden voordat het pand er geplaatst of herbouwd gaat worden.108 Dit protocol zou voor het Zuiderzeemuseum ook goed toepasbaar kunnen zijn.

105 “Transport in fragmenten,” Het Peperhuis: Herbouwd verleden (1983): 34-35. 106 Baars, “De drie ontwerpen voor het buitenmuseum,” 153.

107 “Transport van complete huizen,” Het Peperhuis: Herbouwd verleden (1983):36-37. 108 Boot, Protocol Overplaatsing Gebouwen, 1-3.

42