• No results found

Keulen: aartsbisdom en distributiecentrum van Noordwest-Europa 1 Archeologie en geschiedenis Keulen

5. Vroege steden getoetst aan ideeën over hun ontwikkeling

5.5 Keulen: aartsbisdom en distributiecentrum van Noordwest-Europa 1 Archeologie en geschiedenis Keulen

5.5.1.1 Samenvatting vroegste geschiedenis

De geschiedenis van Keulen gaat terug tot de Romeinse tijd. Keulen was een Romeinse stad sinds 50 na Christus. De stad is gelegen aan de rivier de Rijn en was de hoofdstad van de provincie Germania inferior. 269 Tot deze provincie behoorde ook Nederland tot aan de

limes. De stad was genaamd Colonia Claudia Ara Agrippinensium (CCAA).270 Mede dankzij

haar ligging aan een knooppunt van belangrijke wegen, ontwikkelde Keulen zich tot één van de belangrijkste steden in Romeins Noordwest-Europa.271 De stad had tempels, een forum,

een amfitheater, aquaducten en badhuizen. Verschillende producten werden in Keulen gemaakt of bewerkt, zoals aardewerk, metaal en glas. Weliswaar is het precieze jaartal onbekend, het is zeker dat ergens in de laat-Romeinse tijd de eerste munt geslagen werd in Keulen in opdracht van de Gallische keizers. Deze productie heeft echter slechts enkele jaren geduurd.272

Vanaf de vierde eeuw deed het christendom haar intrede en werden de eerste kerken gebouwd.273 Opvallend is dat de eerste Joodse synagoge ook op zijn laatst dateert uit de

eerste helft van de vierde eeuw.274 Niet lang na 476 versloeg de Frankische koning Chlodwig

de laatste koning van de Romeinen en trokken de Romeinen weg uit Keulen om plaats te maken voor de Franken.275 Anders dan de tot nu toe besproken steden, kende Keulen een

bewoningscontinuïteit van de laat-romeinse tijd tot de Vroege Middeleeuwen.

267 Schoneveld 1990, 245. 268 Schoneveld 1990, 248. 269 Farmer 2011, 44. 270 Höltken 2013, 95. 271 Dietmar/Trier 2011, 245. 272 Farmer 2011, 75, 162. 273 Farmer 2011, 233. 274 Farmer 2011, 91. 275 Höltken 2013, 96;Dietmar/Trier 2011, 50-51..

Ook in de Merovingische periode kende Keulen een voorspoedige tijd. Dit resulteerde onder andere in de hervatting van de muntslag in de zesde eeuw. Vanaf die tijd werden door de hele Middeleeuwen heen munten geslagen in Keulen. De Keulse munt was de belangrijkste munt voor Nederland.276 Keulen behoorde tot het Austrasische koninkrijk en begon zich in

toenemende mate te richten op de handel met de Noordzee regio.277 De productie van glas

en metaalbewerking bleven een belangrijke rol spelen in de economie van Keulen. Al werd Aken de nieuwe politieke hoofdstad onder het Karolingische bewind, Keulen bleef de economisch belangrijkste nederzetting. In 794 werd Keulen de plek waar de aartsbisschop zetelde. Productie en handel bleven wederom van grote waarde. Deze rijkdom bleef niet onopgemerkt en zoals veel steden uit die tijd werd ook Keulen geplunderd door de Vikingen in 881.278 Gedurende de negende eeuw werden bestaande kerken gerenoveerd en nieuwe

kerken gebouwd.

5.5.1.2 Periode tussen de late negende en elfde eeuw

In de tweede helft van de negende eeuw bevonden zich reeds zeven kerken en één kathedraal in Keulen: de St. Gereon, de St. Severin, de St. Ursula, de St. Kunibert, de St. Columba, de St. Pantaleon en de Dom van Keulen.279 De eerder beschreven synagoge

bestond niet meer in dezelfde hoedanigheid, maar werd in de negende eeuw herbouwd en bleef bestaan tot aan het eind van de elfde eeuw.280 Gedurende de tiende eeuw zou Keulen

uitgroeien tot een belangrijkere plaats dan het in de Romeinse tijd geweest was. In tiende- eeuws Keulen woonden circa 10.000 mensen (afb. 5.7).281 De Ottoonse en Salische

koningen erkenden de grote waarde van Keulen en bezochten de nederzetting met regelmaat. Keulen was zelfs de grootste stad in Duitsland gedurende de elfde en twaalfde eeuw en één van de grootste steden ten noordwesten van de Alpen.282 Dit uitte zich onder

andere in de bouw van nog zes of zeven kerken en een klooster rond het jaar 1000.283

276 Farmer 2011, 162. 277 Farmer 2011, 142. 278 Farmer 2011, 234. 279 Farmer 2011, 220-223. 280 Farmer 2011, 230. 281 Eiden/Irsigler 2000, 44. 282 Farmer 2011, 235. 283 Dietmar/Trier 2011, 246.

Afb. 5.7: De vroegmiddeleeuwse situatie in Keulen. In geel aangegeven is het gebied waar archeologische resten van vroegmiddeleeuwse bewoning gevonden is. (Bron: Höltken 2013, 97)

De hiervoor beschreven productieactiviteiten namen nog verder toe in de Volle Middeleeuwen.284 Er zijn onder andere aanwijzingen voor de handel en productie tot

halffabricaten van diverse soorten metalen in en rondom Keulen.285 Het slaan van munten

stond onder kerkelijke controle. De aartsbisschop nam niet alleen het muntrecht over, hij controleerde vanaf de tiende eeuw de gehele stad. Deze controle leidde in eerste instantie tot welkome bescherming van de Keulse burgers, maar zorgde op den duur ook voor spanningen.286

De Keulse economie was gebaat bij de aanwezigheid van de grote ecclesiastische instituties die in Keulen huisden. Niet alleen het paleis van de aartsbisschop stond in Keulen, ook meerdere kloosters, parochiekerken en een kathedraal waren hier gevestigd. Deze

instanties genereerden een grote vraag naar luxegoederen. Ook de wereldlijke adel en later de rijke handelaren resideerden in Keulen en droegen bij aan deze vraag.287 Mede dankzij

deze vraag nam de handel met Oost-Europa en de Baltische regio toe gedurende de Ottoonse periode. Toch was ook de lokale en regionale handel van groot belang.288

In de negende en tiende eeuw vestigden een kolonie van handelaren zich in een voorstad net buiten de Romeinse stadsmuur van Keulen, genaamd de Rheinvorstadt.289 De

Rheinvorstadt was reeds in de tiende eeuw versterkt.290 Deze groep werd de handelaren van

St. Maarten genoemd.291 De eerste historische vermelding van een markt in Keulen

284 Höltken 2013, 101. 285 Verhulst 1999, 134. 286 Lewis 1939, 233. 287 Eiden/Irsigler 2000, 46. 288 Farmer 2011, 204. 289 Höltken 2013, 97. 290 Verhulst 1999, 116. 291 Lewis 1939, 234.

(mercatus coloniae) stamt uit 992.292 In de late tiende en elfde eeuw werden grote markten

gehouden in Keulen. Deze markten duurden meerdere weken en werden verschillende keren per jaar gehouden. Niet alleen handelaren trokken naar Keulen ten tijde van deze markten, ook grote groepen pelgrims vonden hier dan tijdelijk hun heil.293 Zodoende had

Keulen een belangrijke centrale functie die zich niet beperkte tot zijn directe omgeving, maar een groot gebied besloeg.

5.5.2 Analyse proto-urbane ontwikkeling

5.5.2.1 Locatiekeuze

Keulen heeft haar ontstaan te danken aan haar uitstekende ligging aan de Rijn. De eerste Romeinse nederzetting was gevestigd op een hoogte langs de Rijn, welke zich buiten overstromingsgebied bevond. De Romeinse stad werd ommuurd, waardoor de oeverzone niet binnen de stad lag. De nabijheid van een eilandje zorgde voor het ontstaan van een aparte riviergeul. Dit eiland werd gebruikt als natuurlijke haven.294 Via de Rijn waren de

noordoostelijke Lage Landen, Scandinavië, de Baltische regio en het zuidelijke deel van Duitsland te bereiken. Daarbij liepen belangrijke landroutes vanaf Keulen naar verschillende grote steden en waren via deze wegen Vlaanderen, de Maasvallei, Westfalen en zelfs Noord-Italië te bereiken.295 Zodoende lag Keulen op een kruispunt van zowel land- als

waterwegen (waaronder heerwegen en een Hellweg).296 Een andere belangrijke factor was

de ligging nabij tertiaire klei. Met deze klei werd vanaf de elfde eeuw steengoed gebakken, welke via Keulen over geheel Europa verhandeld werd. De ligging nabij bossen zorgde bovendien voor de aanvoer van hout als brandstof.

Geconcludeerd kan worden dat de ligging van Keulen correspondeert met de algemene theorieën over de proto-urbane topografische kenmerken.

5.5.2.2 Agrarisch of proto-urbaan

Wanneer Keulen zich tot proto-urbane nederzetting ontwikkelde is lastig te zeggen. De belangrijkste reden hiervoor is het feit dat Keulen reeds in de Romeinse tijd een belangrijke stad was. In deze periode was Keulen ook al ommuurd. Ook tijdens de Merovingische periode bleef Keulen een belangrijke nederzetting, waar handel en ambachtelijke activiteiten een grote rol speelden. Reeds in de negende eeuw bezat Keulen zeven kerken, een

kathedraal en een synagoge. Het bestaan van een dergelijke hoeveelheid belangrijke gebouwen is exemplarisch voor de seculiere en kerkelijke interesse in Keulen.

Toch is de tiende eeuw wellicht de meest belangrijke periode voor Keulen, vanwege het ontstaan van de eerste markt in Keulen, de Alter Markt. In deze periode groeide Keulen uit tot de grootste nederzetting in Duitsland. Ook de handel en ambachtelijke productie namen grote vormen aan, met het ontstaan van de handelskolonie in het oude Romeinse castellum en de productie van onder meer metalen. Deze handelskolonie, de Rheinvorstadt, kan gezien worden als een belangrijke aanwijzing voor een proto-urbane ontwikkeling. De 292 Höltken 2013, 101.

293 Eiden/Irsigler 2000, 46. 294 Dietmar/Trier 2011, 18. 295 Farmer 2011, 48.

Rheinvorstadt bestond primair uit handelaren en ambachtslieden en zal dus afhankelijk zijn geweest van producten die extern aangevoerd werden. De aanwezigheid van een grote groep ambachtslieden is hier eveneens een aanwijzing voor.

Concluderend kan gesteld worden dat Keulen zich, naar de binnen dit onderzoek gehanteerde maatstaven, in negende eeuw en wellicht eerder al ontwikkelde tot proto- urbane nederzetting. Desalniettemin is de ontwikkeling van Keulen verschillend vergeleken met de andere vijf steden. Geen van de andere steden ontwikkelde zich zo vroeg tot een vergelijkbare grootte als Keulen. Zodoende voldeed Keulen aan alle voorwaarden van een urbane nederzetting in de tiende eeuw. De toename van de muntslag en de introductie van een markt in de tiende eeuw kunnen gezien worden als het begin van een urbane

nederzetting.

5.5.3 Actoren binnen de proto-urbane ontwikkeling

5.5.3.1 Elite

De aristocratie heeft van oudsher interesse gehad in Keulen. Eerst waren het de Romeinse, daarna de Merovingische en nog later de Frankische elite die interesse toonden in de nederzetting. In de Volle Middeleeuwen was dat niet anders. In deze periode werd echter de basis gelegd voor Keulen als knooppunt in de langeafstandshandel.

Een belangrijke ontwikkeling was ophanden toen de aartsbisschop Bruno, de broer van keizer Otto, in 953 werd verkozen tot kerkelijk leider van Keulen. Deze aartsbisschop hield zich echter ook met wereldlijke zaken bezig en werd, na het neerslaan van een opstand in Lotharingen, ook verkozen tot hertog van Opper-Lotharingen waarmee hij de wereldlijk leider van Keulen werd.297 Opvallend is het feit dat Bruno in 929 zijn opleiding genoten had in

Utrecht onder leiding van bisschop Balderik.298 Op het toppunt van zijn macht bevond Bruno

zich in het midden van een netwerk van kerkelijke instanties die beetje bij beetje meer macht kregen. Vanwege zijn relatie met de keizer en omdat hij zorgde voor bondgenoten op

belangrijke posities binnen het Heilige Roomse rijk, werd hij één van de machtigste mannen in Noordwest-Europa.299 De aartsbisschoppen na Bruno bleven deze positie houden tot de

slag bij Worringen in 1288. Bruno controleerde de markt en onder zijn leiding werden kloosters en abdijen (stiften) uitgebreid of opgericht. De ecclesiastische interesse in de handel bleek ook uit de door Bruno geïnitieerde bouw van een kerk in de Rheinvorstadt. Voorts bouwde Bruno een palts in de buurt van de kathedraal van Keulen. Deze palts diende als verblijfplaats voor de keizer wanneer deze de nederzetting visiteerde.300

De kerkelijke instanties bestonden onder andere uit de gebouwen van de aartsbisschop waaronder de bisschoppelijke palts, kloosters, abdijen en vele kerken. Binnen de muren van Keulen bevond zich een ecclesiastisch gebied waarbinnen de kathedraal, een kapel en het paleis van de bisschop bevond.301 Deze plek was het bestuurlijke centrum van de

nederzetting. De geestelijken hadden niet alleen behoefte aan het voedsel en de producten die de regio kon bieden, maar hadden ook vraag naar luxeproducten als vis en wijn. De

297 Klose/Ladewig 2009, 168.

298 Oudhof/Verhoeven/Schuuring 2013, 128;de Groot 2000, 47. 299 Forse 1991, 263-264.

300 Klose/Ladewig 2009, 169. 301 Eck 2006, 92.

groeiende klasse van de rijke handelaars en lokale adel droegen eveneens bij aan deze vraag. De vele kerken en hun heiligen genereerden ook pelgrimages welke meestal plaatsvonden tijdens de verschillende (jaar-)markten.302 Om in hun basisbehoeftes te

voldoen, bezat de ecclesiastische elite agrarische landerijen rondom Keulen. De kerkelijken bezaten zelfs twee vijfde van het omringende land. De agrarische producten werden in grote hoeveelheden opgeslagen en geconsumeerd.303

De macht van de aartsbisschop bleek ook uit het slaan van munten. Waar dit onder koninklijk gezag nog op relatief kleine schaal gebeurde, nam de productie significant toe nadat het vanaf 936 onder ecclesiastische controle stond. Deze controle was zelfs zo

duidelijk dat de aartsbisschop vanaf het laatste kwart van de elfde eeuw als enige afgebeeld werd op de munten.304 De kerkelijke controle uitte zich ook op andere manieren. Zo bevond

zich in Keulen een gebied dat bestemd was voor ambachtslieden. Deze plek was reeds vanaf de vijfde eeuw in gebruik voor ambachtelijke activiteiten en handel.305 Echter, in het

midden van de tiende eeuw werden de gebouwen afgebroken en het gebied geëgaliseerd. Het bevel hiertoe was gegeven door aartsbisschop Bruno. De aartsbisschop maakte van deze plek een open marktplaats waar handel gedreven kon worden. Hieruit kan opgemaakt worden dat de ambachtslieden waarschijnlijk onder gezag van de kerk stonden en een onvrije status hadden.306 Dit was vermoedelijk reeds enkele eeuwen het geval. Ook in de

periode na Bruno oefenden bisschoppen controle uit op de economie van Keulen. Zo zijn er aanwijzingen dat Aartsbisschop Pilgrim (1021-1036) de markt vernieuwde en hadden diens opvolgers eveneens een belangrijk aandeel in de ontwikkeling van Keulen.307

De belangrijkste conclusie die uit het voorgaande getrokken kan worden, is dat de koning en vooral de aartsbisschop zich in hoge mate bemoeide met de economie van Keulen. Zowel de handel als de ambachtelijke activiteiten werden door hem gecontroleerd. Zodoende zorgde de aanwezigheid van de kerkelijke elite direct en indirect voor een constante vraag naar goederen. In geen van de andere steden huisde elite van een vergelijkbare rang en met een vergelijkbare invloed.

5.5.3.2 Handelaren

De belangrijke handelsfunctie van Keulen uitte zich onder meer door de grote jaarmarkten die in Keulen plaatsvonden. Deze jaarmarkten duurden tot vier weken en zorgde ook voor een enorme toestroom van pelgrims. Zo waren er de Paasmarkt, de Severinusmarkt en de Petruskruismarkt (vrij vertaald).308 Er bestond een netwerk van markten waar Utrecht,

Duisburg, Aken en Keulen deel vanuit maakten, al was Keulen was de belangrijkste. De regionale handel voorzag de inwoners van Keulen van basisvoedsel zoals graan. Het is dan ook te verwachten dat inwoners van het achterland naar Keulen trokken om hun surplus te verhandelen voor de meer exotische producten die aldaar op de markt te verkrijgen waren. Daarbij was, zoals hiervoor beschreven, een groot deel van de landbouwgrond in handen van de ecclesiastische elite. Keulen speelde een belangrijke rol in de graanhandel

302 Eiden/Irsigler 2000, 46. 303 Eiden/Irsigler 2000, 47. 304 Farmer 2011, 202. 305 Höltken 2013, 98. 306 Höltken 2013, 202. 307 Dietmar/Trier 2011, 248. 308 Eiden/Irsigler 2000, 46.

over lange afstand. Over de Rijn werd onder andere tarwe, gerst, rogge en haver verhandeld. Het achterland leverde ook hout en houtskool aan Keulen.309 Vanuit

mijngebieden en ertsafzettingen in de Eifel, Siegerland en Sauerland werd metaal

aangevoerd. Deze metalen werden in Keulen verhandeld als halffabricaten zoals stukken voor pijlen en lanskoppen of als eindproducten zoals gespen, ketels en pannen.310

Dientengevolge gingen kleine nederzettingen zich specialiseren in bepaalde producten, zodat deze op de Keulse markt verhandeld konden worden. Een voorbeeld is de stad Huy aan de Maas die de ruwe materialen koper en tin, maar ook ketels verhandelde aan Keulen.311 Ook het in Keulen geproduceerde glas was een langeafstandhandelsproduct.312

Dergelijke ambachtelijke productie is tevens uit archeologisch onderzoek gebleken. Zodoende was Keulen tot in de Late Middeleeuwen de grootste Noordzeehaven. Een Engelse bron verhaalt over handelaren als ‘mannen van de keizer’ (homines

imperatoris). Deze mannen hadden dezelfde privileges als de handelaren van de Engelse koning. Met deze homines imperatoris worden waarschijnlijk voornamelijk de handelaren uit Keulen genoemd. 313 De Keulse handelaren handelden namelijk op grote schaal met

Engeland. Waarschijnlijk was er sprake van een wederdienst, waarbij de Engelse handelaren eveneens privileges genoten in Keulen.314

Munten van Keulen zijn teruggevonden in de Lage Landen, rond Baltische zee en in Oost- Europa. Onder andere in Polen, Denemarken, Tsjechië, Nederland en België. Toch concentreerde Keulens internationale handel zich tijdens de Ottoonse periode in

toenemende mate op Oost-Europa en Scandinavië, al was de Noordzee regio nog steeds van groot belang. Desalniettemin zal de meerderheid van de handel zich afgespeeld hebben in of nabij Keulen en was dus lokaal of regionaal van aard.315 De belangrijkste handelsroute

was dan ook een noord-zuid weg die op de Rijn georiënteerd was.316

De Rheinvorstadt was gelegen in het gebied tussen de Romeinse stadsmuren en de Rijn, maar binnen de middeleeuwse nederzetting (afb. 5.8).317 In dit gebied vestigden zich

gedurende de negende en tiende eeuw koloniën van onder andere handelaren. Deze werden de handelaren van St. Maarten genoemd.318 Binnen dit gebied woonden ook

ambachtslieden. Archeologische vondsten zouden zelfs indiceren dat binnen dit gebied Friezen gewoond hebben.319 Deze groep zou zich later gaan verenigen tot gildes.

309 Eiden/Irsigler 2000, 47. 310 Eiden/Irsigler 2000, 49. 311 Verhulst 1999, 73. 312 Eck 2006, 93. 313 Middleton 2005, 345. 314 Middleton 2005, 346. 315 Farmer 2011, 204. 316 Farmer 2011, 206. 317 Eck 2006, 92. 318 Lewis 1939, 234. 319 Höltken 2013, 105.

Afb.5.8: Middeleeuwse situatie van Keulen. De roze lijnen staan symbool voor de ommuring van de Rheinvorstadt. (Gedownload op 25-06-2018 van www.legalhistorysources.com)

Om vat te krijgen op het regionale belang van Keulen is het belangrijk naar een

archeologische site in het rurale achterland te kijken Een serie grote opgravingen hebben plaatsgevonden in het Hambacher bos, circa 37 kilometer van Keulen. Dit bos bevindt zich in het bruinkolengebied. Bij de opgraving met het toponiem ‘Hambach 500’ werden

archeologische resten uit de Middeleeuwen gevonden. Op de plek van deze opgraving bevond zich tussen de Merovingische periode en de twaalfde eeuw een aantal kleine boerderijen, maar waren ook resten van activiteiten uit de Romeinse tijd.320 Nabij de site is

onder meer een Romeinse villa opgegraven.

In de Merovingische periode werd op de plek van Hambach 500 gewoond en ijzer gesmeed. Het is belangrijk de bouw van twee hofplaatsen in de zesde eeuw te vermelden. In de Karolingische periode werden deze hoven eveneens bewoond.321 Aan het eind van de

Karolingische periode werd de site verlaten, waarna het tot de tweede helft van de elfde eeuw duurde voordat men zich hier weer ging vestigen.

Op basis van het botmateriaal kan geconcludeerd worden dat hier sprake was van een agrarische nederzetting. Er werd in de elfde eeuw tevens een derde hof gebouwd. Elk van de hofplaatsen beschikte over minstens minstens één oven waarvan de functie niet geheel duidelijk is. Dit zal waarschijnlijk met de productie van voedsel van doen gehad hebben. Gedurende de elfde en twaalfde eeuw verkregen de hoven een binnenplaats en werden ze omgracht. Aan het einde van de twaalfde eeuw werd de nederzetting definitief verlaten, vermoedelijk vanwege klimatologische redenen. 322

Opvallend is dat op de site vanaf de elfde eeuw op grote schaal metaalbewerking heeft plaatsgevonden, getuigende het vele slakmateriaal dat is aangetroffen bij de opgraving. Dit slakmateriaal wijst expliciet op de bewerking van ijzer en niet op het smelten van ijzer. Het

320 Heege 1997, 1. 321 Heege 1997, 185. 322 Heege 1997, 186.

smelten van ijzer, de ijzerwinning, heeft dus elders plaatsgevonden.323 Toch zijn het gebrek

aan delen van metalen voorwerpen aanwijzingen voor de productie tot bewerkbare halffabrikaten.324 Dit is opvallend omdat veel onderzoekers ervan uitgingen dat het rurale

achterland afhankelijk was van de grote handelsnederzettingen. Deze afhankelijkheid kenmerkte zich voornamelijk door het gebrek aan specialistische ambachtslieden in het rurale achterland. Deze opgraving toont aan dat dat niet altijd het geval was.

Ook het aardewerk suggereert een min of meer onafhankelijke rol van deze nederzetting. Het grootste deel van het aardewerkspectrum bestond uit kogelpotten. Kogelpotten werden vaak op huishoudelijk niveau geproduceerd. Slechts een klein percentage van het

aardewerk bestond uit Pingsdorf (12 tot 16 procent) en nog minder uit ander

importaardewerk als Andenne uit de Belgische regio en aardewerk uit Zuid-Limburg en