• No results found

Kenmerken van het project .1 Aard en omvang van het project

Locatie: Rijnbandijk 199-201

3 Kenmerken van het project .1 Aard en omvang van het project

3.1.1 De omvang Nieuwbouwstal

Het aantal vleesvarkens in de nieuw te houden stal bedraagt totaal 1.992. Het voornemen betreft een stal met aan elke zijde van de centrale gang 8,5 afdeling met vleesvarkens. De stal heeft daarmee een omvang van 82,80 meter x 32,40 meter. De stal wordt geventileerd via de gecombineerde luchtwasser. De mestopslag die momenteel op deze plek staat zal worden verplaatst.

Bestaande stallen

In de bestaande stallen worden interne aanpassingen uitgevoerd zoals hiervoor omschreven De totale omvang op het bedrijf bedraagt in de nieuwe situatie 24 opfokzeugen, 392 zeugen, 1395 gespeende biggen en 3030 vleesvarkens. Als neventak worden 20 zoogkoeien en 13 jongvee gehouden.

3.1.2 Ruimtelijke ordening Bestemmingsplan

De locatie heeft binnen het bestemmingsplan Buitengebied Buren een agrarische bestemming en kent momenteel twee agrarisch bouwpercelen die zullen worden samengevoegd.

Tevens is het bestemmingsplan Dijkverbetering Hagesteijn – Opheusden van toepassing, waarbinnen het gebied mede bestemd is als vrijwaringszone voor de dijkverbetering. Middels het vierde veegplan Bestemmingsplan Buitengebied is een wijziging in voorbereiding.

Gemeente Buren hanteert beleidsregels voor mestopslag en voeropslag buiten het bouwvlak.

Omgeving

De inrichting ligt in het buitengebied van Maurik, tegen de rivierdijk. De omgeving kenmerkt zich hoofdzakelijk als landelijk gebied met enkele burgerwoningen.

Op circa 160 meter ten oosten van de dichtstbijzijnde emissiepunten is één woning gelegen. Aan de westzijde is een woning gelegen op 275 meter afstand. Op circa 1 km ligt een camping en op circa 1,5 km ligt de bebouwde kom.

Aan de andere zijde van de rivierdijk bevindt zich de Rijn met haar uiterwaarden. Deze uiterwaarden worden gebruikt als bouwland, weiland en waterbuffer voor de rivier. De uiterwaarden Neder-Rijn zijn aangewezen als Vogelrichtlijngebied en even verderop ook als Habitatrichtlijngebied. Aan de overzijde van de Rijn, in Utrecht, ligt het Natura 2000 gebied

Kolland en Overlangbroek. En ten zuiden ligt de Waal op circa 9300 m afstand. Alle andere Natura 2000 gebieden liggen op meer dan 10 km afstand.

Binnen 250 meter zijn er geen zeer kwetsbare gebieden in het kader van de Wet Ammoniak en Veehouderij. De Put van Buren is zo’n gebied en ligt op meer dan 8 km afstand.

3.1.3 Milieuvergunning

Op 29 oktober 1988 is een milieuvergunning verleend en in werking getreden voor de locatie Rijnbandijk 201. Voor de locatie Rijnbandijk is op 8 oktober 2007 een nieuwe

milieuvergunning (revisie) verleend. In de bijlage zijn tabellen toegevoegd, waarin de

vergunde diersoorten, -aantallen en stalsystemen worden benoemd, alsook de dieraantallen en bijbehorende stalsystemen voor de beoogde situatie

De RAV-code verwijst naar de meest actuele Regeling Ammoniak en Veehouderij (Staatscourant 24 oktober 2012). De ammoniaknormen zijn daarvan afgeleid. De

geurnormen zijn afgeleid uit de Regeling geur en veehouderij (Staatscourant 18 oktober 2011) en worden uitgedrukt in Odour Units per kubieke meter.

Productieproces

3.1.4 Omschrijving productieproces

Op het bedrijf worden fokzeugen en vleesvarkens gehouden ten behoeve van de productie van varkensvlees. Het is een gesloten bedrijfseenheid. Zowel de aanfok van de fokzeugen als de gefokte biggen worden zoveel mogelijk op het eigen bedrijf grootgebracht.

De ondernemer heeft onder andere als doelstelling te zorgen voor een gezonde productie en groei en varkens met een efficiënt voerverbruik en een zo hoog mogelijke

gezondheidsstatus. Dit productieproces kan worden beïnvloed door optimalisatie van voeding, verzorging, diergezondheid en klimaatregeling.

De varkens worden gevoerd met mengvoeders, kaaswei en drinkwater. Mengvoeders worden geleverd in droge pelletvorm. Deze worden door middel van bulktransport

aangevoerd met een interval van circa 7 dagen. De kaaswei is een nat product van circa 5% droge stof. Het product wordt eveneens aangevoerd door middel van bulktransport met een interval van circa 8 tot 9 dagen. Het drinkwater wordt opgepompt uit de grond.

De wei wordt uitsluitend gevoerd aan de vleesvarkens middels een nippelvoederingsysteem. Middels een voermachine met vijzels worden de mengvoeders naar de varkenshokken getransporteerd.

De geproduceerde mest wordt opgevangen in mestkelders onder de stal. De mest wordt afgevoerd in twee perioden, namelijk het voorjaar en het najaar. Dat zijn de perioden dat er mest mag worden uitgereden conform het Besluit Gebruik Meststoffen (BGM) en er ook werkelijk behoefte is aan deze mest. Er wordt circa 5000 m3 mest per jaar geproduceerd. Middels tankwagens wordt deze mest uit de putten en mestsilo gezogen en afgevoerd naar landbouwgronden. Afhankelijk van de situatie kan de mest ook worden afgevoerd naar mest be- en verwerkingsinstallaties elders.

Alle varkensstallen worden mechanisch geventileerd door middel van ventilatoren die een onderdruk opbouwen in de stal. In de nieuwe situatie zijn er twee stal uitgevoerd met een luchtwasser. De ventilatoren zuigen de lucht uit de stal en drukken die door de luchtwasser, waarna de lucht via de wasser de stal verlaat.

De luchtwasser bestaat uit een kunststof wasserpakket dat wordt besproeid met proceswater en bestaat uit meerdere wassystemen. De vrijgekomen ammoniak, stof en geur worden opgevangen door het proceswater. Een deel van het proceswater wordt telkens afgevoerd en kan worden gebruikt als meststof op landbouwgrond. Het proces wordt volledig

automatisch gestuurd en gecontroleerd. Er worden twee type wassers toegepast, de chemische en de biologische combiwasser.

Bij de zeugen wordt de chemische wasser toegepast. Aan het proceswater is een zeer kleine hoeveelheid zwavelzuur toegevoegd. De ammoniak en geur van de stallucht lossen op in het proceswater en reageren met het zuur. Het proces wordt volledig automatisch gestuurd door een PLC en gecontroleerd door automatische metingen van concentratie zuur en

reactieproduct. Het reactieproduct van zuur en ammoniak wordt automatisch afgevoerd naar een spuiwatertank. Het reactieproduct is een erkende meststof.

Bij de nieuwe vleesvarkensstal wordt een combiwasser geplaatst. Het systeem bestaat uit een watergordijn in de voorruimte met daarachter een biologische wasser, welke is

opgebouwd uit een filterelement. Het betreft een kolom met vulmateriaal, waarover continue wasvloeistof wordt gesproeid. Bij passage van de ventilatielucht door het luchtwassysteem wordt de ammoniak opgevangen in de wasvloeistof. De bacteriën, die zich op het

vulmateriaal én in de wasvloeistof bevinden, zetten de ammoniak om in nitriet en/of nitraat. Deze stoffen worden met het spuiwater afgevoerd. Verwijdering van geur en stof vindt plaats in het watergordijn en de biologische wasser. Gezuiverde lucht verlaat via een druppelvanger de installatie. Spui- en sproeiwater worden opgevangen in de wateropvangbak onder de wasinstallatie en gebruikt als meststof op het land.

Voor het verwarmen van de stallen wordt gebruikt gemaakt van een biomassakachel. De bestaande gasgestookte CV-ketels blijven voorlopig wel aanwezig, maar zullen slechts sporadisch worden gebruikt (privé uitgezonderd). Voor het verwarmen van de nieuwe stal bij de vleesvarkens wordt gebruikt gemaakt van een rondpompsysteem. Dit systeem omvat kunststof slangen onder de dichte ligvloer. De door de zwaardere varkens geproduceerde warmte wordt afgegeven aan deze ligvloer en naar de jongere varkens geleid, omdat deze jonge varkens een hogere warmtebehoefte hebben. Door een dergelijk susteem wordt energie bespaard.

3.1.5 Grond en hulpstoffen

Jaarlijks worden er circa 2800 ton mengvoeders en 1300 ton kaaswei aangeleverd. De mengvoeders bestaan uit droge mengvoeders, welke worden geleverd door de

mengvoerindustrie. De kaaswei is een restproduct uit de zuivelverwerkende industrie. Indien de marktomstandigheden het toelaten is het mogelijk dat in de toekomst meer regionaal geteelde producten (maïs/ccm en graanteelt) worden gevoerd.

Het bedrijf verbruikt circa 7500 kubieke meter water (hoofdzakelijk drinkwater, reiniging stallen en toepassing luchtwassers). Het elektriciteitsverbruik is circa 185.000 kWh. Deze energie wordt hoofdzakelijk gebruikt voor ventilatie, luchtwassing, verlichting en

m3 aardgas, waarvan circa 90% voor rekening van de twee bedrijfswoningen komt. Tevens wordt circa 80.000 kg biomassa aangevoerd en verbruikt.

Ten behoeve van de luchtwasser wordt naar schatting ruim 2000 liter zwavelzuur per jaar aangeleverd.

3.1.6 Vrijkomende afvalstoffen

Tijdens de aanlegfase wordt een nieuwe stal gebouwd en zal er dientengevolge afvoer zijn van grond. De hoeveelheid is afhankelijk van de grondslag ter plaatse. Deze gronden zullen voor een gedeelte binnen de inrichting blijven en voor het overige wordt het product (schone grond) afgevoerd via erkende afnemers. Voor het overige zijn er geen andere bijzondere afvalstoffen dan gebruikelijk bij een bouwproces. Voor renovatie, verbouwing en sloop van de bestaande stallen ontstaat er enig sloopafval.

Tijdens de gebruiksfase bestaan de afvalstoffen uit ventilatiegassen, afvalwater en kadavers. De ventilatiegassen bestaan uit stallucht en bevatten onder andere ammoniak, geur en stof. In het hoofdstuk ‘effecten op het milieu’ wordt dit nader toegelicht.

Het afvalwater, afkomstig van reiniging, wordt in mestputten verzameld en als zodanig afgevoerd. Spuiwater afkomstig van de luchtwasser wordt in de spuiwateropslag verzameld en periodiek (als meststof) afgevoerd.

Het houden van levende have brengt met zich mee dat er kadavers ontstaan. Deze worden afgevoerd naar erkende destructiebedrijven.

4 Effecten op het milieu