• No results found

II.1INLEIDING

In dit hoofdstuk zullen wij het theologisch € voor ons onderwerp schetsen: de protestantse theologie met betrekking tot Israël (met name het Jodendom). Deze schets zal ons in staat stellen om de resultaten van de enquête in historisch perspectief te kunnen duiden. Als invalshoek zullen wij de eerder geïntroduceerde stromingen hanteren. Ons doel is om in dit hoofdstuk de ontwikkelingen in het theologisch denken rondom het thema ‘Israël’ op de peilmomenten 1950 en 1980 nader in kaart te brengen. In de hierna volgende hoofdstukken zullen de enquête uitkomsten anno 2013 tegen deze achtergrond geanalyseerd worden.

Om te komen tot een systematische behandeling van de theologische litteratuur is een zekere toespitsing noodzakelijk in de vorm van een aantal karakteristieke theologische thema’s. Deze thema’s zijn min of meer direct af te leiden uit de theologische litteratuur. In het voorgaande hoofdstuk hebben wij dit Vertaalslag 1 genoemd.

Deze thema’s zijn vervolgens tot uitgangspunt genomen bij de ontwikkeling van de lijst met stellingen die aan de predikanten/voorgangers is voorgelegd. De analyse van de litteratuur anno 1950 en 1980 is tot op zekere hoogte leidend voor de analyse anno 2013. Zo is de inhoud van de enquête die aan de voorgangers is voorgelegd gebaseerd op de analyse van de litteratuur. Anders gezegd: uit de litteratuur van de afgelopen jaren komen de thema’s naar voren waarop de anno 2013 gestelde vragen betrekking hebben. De stap van thema’s naar stellingen is door ons in het vorige hoofdstuk aangeduid als Vertaalslag 2. Hieraan is Hoofdstuk IV gewijd.

Wij onderscheiden de volgende hoofdthema’s in de theologische litteratuur:

1. Zending of dialoog. Bij dit hoofdthema gaat het om de vraag: zijn de Joden een zendingsobject, vergelijkbaar met anderen die een niet-christelijke godsdienst belijden, of zijn Joden veeleer onze broeders en zusters in het geloof, gespreks-partners, van wie we veel kunnen leren? Ook is het denkbaar dat geen van bei-de mogelijkhebei-den relevant zijn en dat aan bei-de Joodse religie vanuit christelijke optiek geen bijzondere betekenis wordt toegekend boven andere godsdiensten. Bij gevolg kunnen er onder het hoofdthema Zending of dialoog, de volgende drie thema’s onderscheiden worden: getuigende dialoog, open dialoog en Isra-el non-issue19;

2. Verbonden. Hieronder vallen de volgende thema’s: onopgeefbaar verbonden, partners in de verwachting, Jodendom als weg naar God. Onder het

19 Hierna zullen wij de namen van thema’s en bijbehorende variabelen (zoals die bepaald worden in Hoofdstuk IV) cursief weergeven, indien de leesbaarheid daarbij gediend is.

ma vallen dus drie thema’s. Het thema onopgeefbaar verbonden heeft al de-cennia lang voor velen de verhouding van het Nederlandse protestantisme ten opzichte van het Jodendom gekarakteriseerd. De kerk kan ook verbonden zijn met de synagoge als beide partijen partners zijn; partners ter verkondiging van Gods heil, of –minder verheven en vergaand: partners in de hoop (i.c. de ‘ver-wachting’) op een betere wereld. Tenslotte kan men ook spreken over ‘verbon-den’ in verband met gemeenschappelijke bronnen van geloof. Kerk en synago-ge delen immers tweederde van de christelijke Bijbel in de vorm van het zosynago-ge- zoge-naamde Oude Testament i.c. de Hebreeuwse Bijbel. Hier rijst tevens de vraag of het Jodendom niet als aparte weg naar God gezien kan worden naast het christendom;

3. Schuldvragen. Hieronder vallen de volgende thema’s: schuldvraag Israël, dolend Israël, exclusiviteit van Jezus Christus en anti-judaïsme. Onder het hoofdthema vallen dus vier thema’s. Bij deze groep van samenhangende the-ma’s speelt bij de schuldvraag Israël, de klassieke vraag: in hoeverre kunnen de Joden (mede)verantwoordelijk gehouden worden voor het lijden en sterven van Jezus Christus? De volgende vraag houdt hiermee direct verband: is Israël dolende omdat zij is afgeweken van de weg Gods? Het antwoord op deze vra-gen hangt sterk samen met het antwoord op de vraag in hoeverre het persoon-lijk geloof in Jezus Christus gezien wordt als een absolute voorwaarde voor het persoonlijke, eeuwige heil. Anders gesteld: in hoeverre onderkent men een unieke, exclusieve betekenis van Jezus Christus als de enige weg tot God? Een bevestigend antwoord op deze vraag houdt veelal in dat het Jodendom als defi-ciënt wordt gezien. Zelfs is het denkbaar dat een afkeurende of zelfs vijandige houding wordt aangenomen tegenover de Joodse religie, ook wel aangeduid als anti-judaïsme;

4. Politieke en maatschappelijke thema’s. Hieronder vallen de volgende thema’s: landbelofte, (kritische) houding tegenover zionisme en de staat Israël en voor-oordelen als basis voor antisemitisme. Deze drie thema’s hebben een hoog po-litiek-maatschappelijk gehalte, maar raken eveneens de theologie met name als het gaat om het zogenoemde Schriftverstaan. Landbelofte en (kritische) hou-ding tegenover zionisme en de staat Israël zijn thema’s die sterk onderling sa-menhangen. Vooral het thema landbelofte heeft, naast een maatschappelijk as-pect, ook een sterk theologisch aspect. Houding tegenover zionisme en de staat Israël is een thema dat nagenoeg volledig van maatschappelijke aard is, hoewel er sterke verbanden liggen met theologische uitgangspunten. Antisemitisme wordt over het algemeen geïnterpreteerd als een maatschappelijk verschijnsel. Uit het navolgende moge blijken dat ook hier sterke religieuze onderstromen een rol spelen;

5. Eschaton. Hieronder vallen de volgende thema’s: profeten en aparte plaats voor Israël. In dit onderdeel gaat het over het Eschaton (het ‘laatste der dagen’ of ‘de voleinding’ van deze wereld) en de mogelijke rol van Israël daarbij. In dat kader komt het thema aparte plaats voor Israël en het thema profeten aan de orde. Het eerstgenoemde thema betreft de vraag: is er een bijzondere, aparte rol voor Israël weggelegd en zo ja, waaruit bestaat die dan? Met betrekking tot het thema profeten komt de vraag op: in hoeverre zijn de boodschappen die de

profeten mochten doorgeven te duiden als boodschappen bestemd voor Israël en haar toekomst of kunnen deze boodschappen vergeestelijkt worden zodat zij valide en relevant worden voor alle mensen, van alle generaties?

De bovenstaande thema’s (3 + 3 + 4 + 3 + 2, of wel: 15 thema’s in totaal) zijn voor ons de invalshoeken bij de inventarisatie, nadere beschrijving en bestudering van de visies en opvattingen zoals deze naar voren komen uit de theologische litteratuur vanaf ca. 1950 tot aan de jaren 80 van de vorige eeuw.20 Om deze periode bondig te karakteriseren hebben wij er voor gekozen om de onderscheiden stromingen te ka-rakteriseren rondom twee peilmomenten. Concreet zullen wij de volgende jaren als peilmomenten hanteren:

 rondom het jaar 1950. De jaren direct na WO II zijn te karakteriseren met het begrip Ontdekking. Midden jaren 30 was schoorvoetend en slechts bij enkelin-gen de gedachte opgekomen dat de Joodse godsdienst een eienkelin-gen betekenis heeft en niet louter als een voorstadium van de christelijke godsdienst gezien moest worden. Het proefschrift van dr. K.H. Miskotte (1894 – 1976) uit 1932 was hierin een mijlpaal. Hierin werd een positieve waardering voor het Jodendom uitgesproken.21 In 1949 werd binnen het belijden van de Nederlandse Hervorm-de Kerk (NHK) een plaats ingeruimd vor de religeuze entiteit Israël.22 Tegelijker-tijd werd afscheid genomen van de zending onder de Joden en werd het getui-gend gesprek gepropageerd. In dat licht kan de karakteristiek van de jaren rond-om 1950 geformuleerd worden als: de kerk ontdekt het Jodendrond-om;

 rondom het jaar 1980. Eind jaren 70 en begin jaren 80 stonden theologisch gezien in het teken van de bezinning op de plaats van het Jodendom in de pro-testantse theologie, of beter gesteld: de situering van het Jodendom in het belij-den van de grote protestantse belij-denominaties met name de NHK en de Gerefor-meerde Kerken in Nederland (GKN).23 De Handreiking van de NHK in 1970 is daarbij een belangijke aanleiding geweest.24 Deze jaren werden verder geken-merkt door politieke en maatschappelijke ontwikkelingen rondom de staat Isra-el. Politiek gezien brokkelde de steun voor de staat Israël af; het Palestijnse vraagstuk kwam op de agenda. Deze ontwikkeling mag evenwel niet geïnterpre-teerd worden als een afgenomen theologische belangstelling voor het thema.

20 Niet zelden treft men in de litteratuur ook als thema aan: de positie van de zogenaamde Messiasbelijdende Joden in de christelijke kerk. Wij hebben er vanaf gezien om dit thema apart op te nemen. De belangrijkste reden is dat deze problematiek een heel eigen karakter draagt en slechts een klein, ons inziens niet wezenlijk onderdeel is van onze centrale vraagstelling. Een minder belangrijke reden is dat de feitelijke omvang van deze problematiek in de Nederlandse verhoudingen erg klein is en niet meer tot de spanningen leidt die in de eerste decennia na WO II speelden. In paragraaf II.2.2.2 gaat wij nader op de positie van de Messiasbelijdende Joden in als excurs bij het thema partners in de verwachting.

21 In het proefschrift van Miskotte werd weliswaar een positieve waardering voor het Jodendom uitgesproken, maar dit werd te dien tijde niet door de kerken gevolgd.

22 Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk, Documenten Nederlandse Hervormde kerk 1945 - 1955. ‘s-Gravenhage, z.j.

23 In het navolgende zullen wij de namen van kerkgenootschappen de eerste keer dat zij in een hoofdstuk gebruikt worden, volledig vermelden, direct gevolgd door de daarna te gebruiken afkorting. Achter in dit werk is in Bijlage I een lijst met gebruikte afkortingen opgenomen. 24 Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk, Israël volk, land en staat. Handreiking voor

Theologisch gezien kwamen er juist nieuwe vraagstukken op. Onder meer inge-geven door het standaardwerk van prof.dr. Hans Jansen, theoloog (geb. 1931), Christelijke Theologie na Auschwitz,25 kwam er een discussie op gang over de rol van de kerk en haar theologie in relatie tot de Sjoa. Deze periode is te karak-teriseren door het begrip Verandering: het Jodendom krijgt haar theologische plaats in het protestantse belijden, afnemende steun voor de jonge staat, toene-mende polarisatie aangaande Israël binnen de protestantse kerken en het debat over wortels van antisemitisme in de theologie en/of het Nieuwe Testament. Zoals eerder gesteld; de uitkomsten van de enquête onder voorgangers betreffende hun opvattingen, komen in latere hoofdstukken aan de orde. Deze opvattingen vor-men in feite het derde peilmovor-ment en het hart van deze studie. Aldus staan ons drie peilmomenten ter beschikking: 1950, 1980 en 2013. De peilmomenten 1950 en 1980 steunen geheel op litteratuuranalyse. Deze analyse zal per thema en per stroming worden uitgevoerd.26

Het peilmoment 2013 heeft als belangrijkste steunpunt de enquête. De analyse van de uitkomsten van de enquête zal geschieden tegen de achtergrond van de resultaten van de litteratuuranalyse 1950 en 1980. De uitkomsten van de analyse van de littera-tuur van de afgelopen twee à drie decennia zullen daarbij als nadere achtergrond betrokken worden.

Gegeven onze probleemstelling staan uitkomsten van de enquête in deze studie centraal. Op basis van deze uitkomsten is een kwantitatieve analyse mogelijk van de thema’s die binnen de stromingen gevonden worden als ook een analyse van samen-hangen tussen deze thema’s. Het voornaamste doel van Hoofdstuk II is dan ook om achtergrond en decor te schetsen voor de analyse van de situatie anno 2013 en zo de enquête reliëf te geven.

II.2KARAKTERISTIEK VAN DE THEMAS

In de volgende paragrafen wordt een overzicht gegeven van de gedachtenvorming in de theologische litteratuur over de genoemde thema’s, gespecificeerd naar elk van de onderscheiden stromingen en de beide peilmomenten 1950 en 1980.

25  Jansen, H., Christelijke Theologie na Auschwitz. ’s-Gravenhage, 1980-1985. 2 dln.

26 Bij stromingen die zich nadrukkelijk manifesteren over kerkgenootschappen heen (en derhalve niet min of meer exclusief met één kerkgenootschap zijn verbonden), zullen wij (ook) aangeven hoe de betrokken kerkgenootschappen spreken. Zo zal bij de Neo-Calvinistische stroming aangeven worden hoe binnen de GKV over het desbetreffende thema gedacht wordt (engiszins onderscheiden van de gedachtenvorming binnen de GKN). Achtergrond is dat ca. 22% van de voorgangers van de

GKV als Neo-Calvinistisch gerekend wil worden (zie Tabel III.8 hierna). Wat betreft de Bevindelijke stroming geldt een soortgelijke situatie. Aangegeven zal worden hoe de CGK over het thema denkt; ca 15% van haar voorgangers karakteriseert zich immers als behorende tot de Bevindelijke stroming (zie Tabel III.8 hierna). Achtergrond is dat over sommige thema’s binnen de Bevindelijke stroming onderscheiden gedacht wordt; afhankelijk of men zich rekent tot de CGK of de GG. Verder is het goed in gedachten te houden dat de stroming van het Gereformeerd Protestantisme niet alleen gerepresenteerd wordt door de Gereformeerde Bond binnen de NHK resp.

PKN; meer dan de helft van de CGK-voorgangers en de GKV-voorgangers rekent zich tot het Gereformeerd Protestantisme (zie Tabel III.8 hierna).

II.2.1 Getuigenis

Zoals eerder gesteld kunnen onder dit hoofdthema, de volgende thema’s gerekend worden: getuigende dialoog, open dialoog en Israël non-issue.

Bij zending gaat het om het overtuigen van de andersdenkende, in dit geval: de Jo-den. Jodenzending beoogt de Joden te overtuigen en wel aan de hand van de uitleg van de Schrift (i.c. het Oude Testament), dat Jezus de verwachte Messias is. Dialoog kan als tegenpool gezien worden van Jodenzending. Al snel na WO II is de gedachte geopperd om tot een dialoog te komen. Bij een dialoog heeft men ‘in principe’ geen missionaire motieven, maar is men oprecht geïnteresseerd in de visies van de ander en in het ontdekken van gemeenschappelijke uitgangspunten en verwachtingen. Naast het begrip zending, wordt ook wel gebruik gemaakt van het wat modernere begrip ‘getuigende dialoog’. Inhoudelijk bestaat er ons inziens weinig verschil.27 Om de ‘getuigende dialoog’ te kunnen onderscheiden van de dialoog zonder missionaire motieven, zullen wij in contrast met ‘getuigende dialoog’, spreken van ‘open dia-loog’.

Kort na de oorlog hebben de kerken aanvankelijk onderling contact gezocht via het Interkerkelijk Contact Israël (ICI). Hierin vond nog geen interactie (open dialoog) met het Jodendom plaats. Het is verrassend te constateren hoe weinig feitelijk con-tact er is geweest tussen Joden en christenen in de eerste jaren na WO II. Het ICI had wel Messiasbelijdende Joden in haar gelederen. Eén van de eerste contacten tussen christenen en Joden (niet-Messiasbelijdend) vond plaats in de 50er jaren. De her-vormden, bij monde van hun ‘Israëlpredikant’ ds. Kleijs Kroon (1904 – 1983) en de secretaris van de Hervormde Raad voor Kerk en Israël, ds. Johan H. Grolle (1899 – 1972), hadden regelmatig contact met de Joodse geleerde (later directeur van de Anne Frankstichting en parapsycholoog) Henri van Praag (1916 – 1988), en met de liberale rabbijn Jacob Soetendorp (1914 – 1976). Vanaf 1960 voegde rabbijn Yehu-da Aschkenasy (1924 – 2011) zich bij dit gezelschap.28 Kroon speelde een sleutelrol. Hij wist niet zelden de zaak op scherp te zetten in kringen van de protestantse clerus. Hij bepleitte niet zozeer de bekering van de Joden, als wel ‘de bekering van de zo-genaamde christenheid tot de God Israëls’.29 Hij meende dat de prediking van Jezus allereerst een binnen-joods gebeuren was, waarin de kerk ‘uit de heidenen’ zich niet zomaar kon mengen.

Het directe contact dat Kroon had met vertegenwoordigers van het Jodendom was uniek in een tijd waarin het vooral draaide om ‘theologiseren over het Jodendom zonder het Jodendom’. Vele jaren heeft Kroon zich intensief bezig gehouden met

27 Het begrip zending is al snel na WO II bij de meeste stromingen verdwenen, deels omdat men zich voortaan oriënteerde op de dialoog, deels vanwege de negatieve connotatie die met de vooroorlogse Jodenzending verbonden is.

28  Bastiaanse, J.F.L., De Jodenzending en de eerste decennia van de Hervormde Raad voor Kerk en Israël 1925 - 1965 (Zoetermeer 1995). 2 dln, 519 - 524. Ook Poorthuis, M.J.M.H., Salemink, T., Een donkere spiegel, Nederlandse katholieken over joden, 1870 - 2005; tussen antisemitisme en erkenning (Nijmegen 2006), 548, 592 - 599. De informele gesprekken zijn bekend als ‘het Amsterdamse gesprek tussen kerk en Israël’. Zie ook Soetendorp, A., ‘Kroon, De Boer en mijn vader’, in: Venema, R., Kouwijzer, R., (eds), Veertig jaar ‘Tenach en Evangelie’ (Delft 1998), 29 - 35.

29  Bastiaanse, J.F.L., De Jodenzending en de eerste decennia van de Hervormde Raad voor Kerk en Israël 1925 - 1965 (Zoetermeer 1995). 2 dln, 506.

deze ontmoeting met het levende Jodendom.30 Vanaf de 60er jaren intensiveerde het contact tussen de Joodse pioniers en christenen, met name dankzij ontmoetingen op protestantse vormingscentra en katholieke seminaries.31 In het kader van de zich ontwikkelende dialoog wordt sinds de 60er jaren een bijzondere plaats ingenomen door de nederzetting Nes Ammin. Dit protestants-christelijke initiatief wordt al meer dan 50 jaar gezien als een pioniersplek voor de dialoog tussen Joden en christenen. De laatste decennia is daar de dialoog tussen Joden en Palestijnen bij gekomen.32

Pas in de jaren 80 is het institutionele contact tussen Joden en christenen op gang gekomen en wel dankzij de oprichting van het OJEC (Overlegorgaan Joden en Chris-tenen). Vanaf dat moment kon feitelijk van een open dialoog gesproken worden. Onderlinge gedachtenuitwisseling vormt de basis voor het OJEC. Op de website (www.ojec.org) meldt het overlegorgaan: ‘OJEC wil het onderlinge vertrouwen tus-sen joden en christenen herstellen en vergroten, vooroordelen uit de weg ruimen en oplossingen aandragen voor problemen die de relatie kunnen vertroebelen. OJEC wil een landelijk forum zijn, een platform, een plek waar de dialoog met respect kan worden gevoerd’.

In het hierna volgende gedeelte van deze paragraaf zullen wij voor elk van de onder-scheiden stromingen aangeven hoe de gedachten rondom het hoofdthema Getuigenis gekarakteriseerd kunnen worden op de tijdstippen 1950 en 1980.

Midden Orthodoxie en Confessionele stroming

Anno 1950 was de open dialoog gebaseerd op individuele, persoonlijke contacten. Bij uitzondering vond een openbare bijeenkomst plaats. In de nieuwe Kerkorde van de Nederlandse Hervormde Kerk van 1951 werd niet langer gesproken over het begrip zending. Wel sprak de kerkorde over de ambitie om ‘vanuit de Schrift te betuigen dat Jezus de Christus is’.33

In plaats van het begrip ‘zending’ pleitte prof.dr. Arnold A. van Ruler (1908 – 1970) voor het begrip ‘getuigend gesprek’.34 De Gereformeerde Bond binnen de NHK rea-geerde afwijzend op dit voorstel.35

30 Kroon is de oprichter geweest van Tenach en Evangelie, een op het leerhuismodel geschoeid initiatief om de Joodse stem bij het Bijbellezen te laten klinken. Het beluisteren van de Joodse stem ging bij hem niet zelden samen met een politiek uitgesproken progressieve opstelling. Zo kan men Kroon zien als een voorloper van de links-Barthiaans-Miskottiaanse beweging die zich in de zeventiger jaren verbond met socialisme en communisme (Christenen voor het Socialisme). Zonder twijfel is Kroon van grote invloed geweest op de meningsvorming over de dialoog met het Jodendom in het eerste decennium na WO II; dankzij zijn optreden en analyse zijn doorbraken mogelijk geworden. Na 1955 was zijn rol binnen de Hervormde Raad voor Kerk en Israël evenwel grotendeels uitgespeeld vanwege zijn moeilijke, vaak confronterende gedrag. In vele vergaderingen was hij in de contramine. Dit wijst er op dat zijn ideeën sterk afweken van die van zijn collegae.

31  Poorthuis, M.J.M.H., Salemink, T., Een donkere spiegel, Nederlandse katholieken over joden, 1870 - 2005; tussen antisemitisme en erkenning (Nijmegen 2006), 648 - 652.

32 Schoon, S., Christelijke presentie in de Joodse staat. Kampen, 1983. Zie ook van recente datum: Elias, M., Schoon, S., (eds), Van rozenkassen tot dialoog. Gorinchem, 2013.

33 Kerkorde van 1951. Onderdeel VIII lid 2 luidt: ‘De Kerk richt zich in het gesprek met Israël tot de synagoge en tot allen, die bij het uitverkoren volk behoren, om hun uit de Heilige Schrift te betuigen, dat Jezus de Christus is’.

34 Van Ruler kan o.i. vooral gerekend worden tot de Confessionele stroming. Aan het einde van zijn leven (1970) zou hij wellicht evengoed ingedeeld kunnen worden bij het Gereformeerd Potestantisme. Samen met vertegenwoordigers van o.a. de Gereformeerde Bond verscheen in 1971