• No results found

H.7 Informele Instituties

7.4 Kansen en dilemma’s op buurtniveau

Naast de eigenschappen van ambtenaren en burgers zijn er factoren die buiten de ambtenaar en de burger om invloed hebben op de ruimtes en beperkingen voor initiatieven. Deze factoren hebben te maken met de demografie en met de geschiedenis van maatschappelijk initiatief in de buurt. WestSide en de Meevaart zijn beiden voorbeelden van hoe deze factoren kunnen uitpakken in de praktijk. Naast de initiatieven zelf, zeggen deze voorbeelden ook iets over de buurt waarin zij zijn gesitueerd.

Investeren

Voor zowel WestSide als de Meevaart is vrij veel overheidsgeld gebruikt. De overheid wil investeren in burgerinitiatieven, maar deze keuze is niet altijd even eenvoudig. Zeker ook vanwege de onzekere uitkomst is het een grote stap om veel geld te investeren in een burgerinitiatief. Sanne noemt nog een andere reden waarom de keuze voor het investeren in een burgerinitiatief kan leiden tot een dilemma voor ambtenaren:

“[…] dat je op een gegeven moment hebt van jeetje, en in zo een arme wijk, ja dan weet je soms ook niet waar je dat geld dan in moet steken. Terwijl de voedselbank dan dreigt te sluiten. Daar is jarenlang sprake van geweest. En dan zie je dat het geld daarvan stopt, en dan stop je tonnen in zo een initiatief, en dan denk je ja, is dat nou wel handig? Dat heb ik weleens gedacht.”

De gemeente kan wel bewonersgericht willen werken en proberen maatschappelijk initiatief in de buurt zoveel mogelijk te belonen, maar als er andere prioriteiten zijn in de wijk kan dit leiden tot een dilemma voor ambtenaren die deze keuzes moeten maken. WestSide is een voorbeeld waarbij deze investering wel is gedaan.

De noodzaak

Een ander voorbeeld sluit aan bij het hierboven genoemde dilemma. Hierbij ligt het dilemma echter niet bij de ambtenaren maar bij de bewoners:

“Plus bijvoorbeeld, je kan wel heel erg willen stimuleren om initiatief te ontplooien, maar je hebt de hele motivatieladder van een Maslow [behoefte piramide], en als je niet aan de basisbehoefte voorziet, kan je niet verwachten van bewoners… Ja, ook tijdens die wandeling hoorden wij gewoon veel, dat, ja, die Marokkaanse vrouwen met hele grote gezinnen in piepkleine schimmelende huisjes wonen. Ja, die gaan echt geen bewonersinitiatief oprichten, die hebben wel wat anders aan hun hoofd, dus dat kan je niet verwachten.” (Liesbeth).

bezighouden met maatschappelijk initiatief, dan bewoners die moeite hebben om aan hun basisbehoeften te voldoen. Slotermeer, waar WestSide zich in bevindt, is een buurt die kampt met armoede waardoor deze dilemma’s zich hier voordoen. In principe is de Indische buurt in het stadsdeel Oost niet heel verschillend van Slotermeer op demografisch gebied. Ook in deze buurt kampt men met armoede, maar toch is deze buurt vol met bewonersinitiatieven. Het is hier ook al een lange tijd bezig, dus het is moeilijk om te achterhalen welke beperking armoede daar wel of niet in heeft gespeeld. Iets wat het succes van deze buurt wellicht wel kan verklaren, en in die zin ook boven de factor armoede uitstijgt, is de saamhorigheid in de wijk:

“Nou, wij vallen gewoon onder een grote familie in de Indische buurt” (Simon). Bad- en good practices

Armoede is ook bij de geschiedenis van de buurt Slotermeer een terugkerend thema. Liesbeth legt uit welke rol dit speelt in het vertrouwen dat ambtenaren hebben in de burgers:

“Ja, ik heb wel dingen fout zien gaan. Er was een tijdje dat er gekookt werd in de social garden voor een groep, heel leuk initiatief, maar er ontstond een beetje een Surinaams/Antilliaans initiatief, dus men werd een beetje buitengesloten, en er ontstond ook nog eens ruzie tussen de twee initiatiefneemsters en het koste te veel geld om daar echt interventies op te zetten. Dat soort dingen gaan ook mis. En fraude hebben wij ook gehad.”

In de Indische buurt is er juist een tegenovergestelde geschiedenis waarbij burgerinitiatieven al voor een langere tijd toonaangevend zijn. Dit heeft het vertrouwen op burgers in de wijk sterker gemaakt:

“[…] in die tijd was ook de hele flow van bottom up en sociaal ondernemerschap, de wijken die op een gegeven moment zelf aan de slag gaan. En we waren hier ook al 5, 6 jaar bezig om veel dingen met de community te doen.” (Simon).

Daarnaast gaf deze geschiedenis van goede praktijken de overheid ook meer vertrouwen in de burger, om hier in te investeren:

“Ja. Maar wel ook op basis van dat zij wisten dat er in de Indische buurt veel actieve bewoners zijn, en dat er al wat gaande was op dat gebied. Dus in die zin hebben ook zij ingezien dat als je burger, of communities zoals wij het noemen, dus samenwerkingsverbanden van bewoners, als partner inzet, dat dat zowel je planvorming als de uitvoering ten goede komt.” (Simon).

Deelconclusie 2

Met het opzoeken van grijze gebieden en het informeel omgaan met de bestaande regelgeving, vinden burgers een weg om de formele beperkingen heen. Burgers creëren op deze manier zelf ruimte voor het initiatief. Hierbij is de welwillendheid van ambtenaren doorslaggevend. Niet alleen moeten zij de informele omgang met de regelgeving kunnen accepteren, zij moeten zelf ook moeite doen om initiatieven hier mogelijkheden voor te bieden. De informele ondersteuning van ambtenaren door middel van een experimentele houding tegenover maatschappelijk initiatief, grote betrokkenheid en daadkracht, creëert het meeste ruimte voor WestSide en de Meevaart. Vooral bij de Meevaart is het samenspel tussen ambtenaren die overtuigd zijn van het initiatief en krachtige burgers van grote waarde. Dit is een van de belangrijkste dingen die hen zo succesvol maakt als burgerinitiatief. Dat samenspel gebeurt zoals gezegd voornamelijk tussen overtuigde ambtenaren en krachtige burgers. Bij beide initiatieven komt naar voren dat bewoners met expertise op het gebied van maatschappelijk initiatief en de capaciteit om dit over te brengen, zeer sturend zijn voor het initiatief. Zonder deze bewoners is het samenspel met de overheid veel minder eenvoudig. Voor zowel de ambtenaren als de burgers geldt dat er een grote hoeveelheid inzet nodig is. Dat is niet weggelegd voor mensen met minder tijd en middelen. Zeker in buurten waar er veel minder ‘krachtige’ burgers zijn, is de noodzaak voor maatschappelijke betrokkenheid veel minder groot. Dit zorgt voor dilemma’s voor ambtenaren die willen investeren in maatschappelijk initiatief. Wanneer is investeren in maatschappelijk initiatief nog gerechtvaardigd, wanneer een groot deel van de bewoners behoefte heeft aan meer primaire zaken. Het is vanuit dit onderzoek niet goed te verklaren waarom dit in de Indische Buurt anders heeft uitgepakt waar men ook kampt met problemen zoals armoede. Vanuit dit onderzoek kan worden gesteld dat de aanwezigheid van ‘krachtige’ burgers die hier het voortouw nemen en de saamhorigheid die er al was in de buurt, eventueel een gedeelte hiervan kunnen verklaren. Daarnaast is natuurlijk de welwillendheid en betrokkenheid van de ambtenaren een belangrijke factor voor de groei van maatschappelijk initiatief in die buurt.

Het hoofdstuk over de informele instituties laat zien dat deze vorm van instituties even, dan wel niet belangrijker zijn dan de formele instituties. De ruimte die hiermee wordt gecreëerd – en potentieel mee kan worden gecreëerd - is groter dan die bij de formele instituties. Het feit dat nog lang niet alle ambtenaren zijn overtuigd van de ambities in het document ‘Ruimte voor Maatschappelijk Initiatief’, laat zien dat met dit kleine aantal ambtenaren die hier wel van overtuigd zijn al veel ruimte kan worden gecreëerd. Als meer ambtenaren deze werkwijze meer zouden volgen, zou dit nog veel meer ruimte op kunne leveren voor maatschappelijk initiatief. Op dit moment is de kans voor initiatieven echter groter om te stuiten op een ambtenaar die weinig heil ziet

H.8 Conclusie

8.1 De initiatieven

In dit onderzoek zijn de burgerinitiatieven WestSide Slotermeer en de Meevaart met elkaar vergelijken. Er is gekeken naar welke ruimtes en beperkingen deze initiatieven ervaren door formele- en informele instituties; de institutionele context. De initiatieven hebben overeenkomsten, maar verschillen ook van elkaar op een aantal punten. Deze verschillen zijn het meest interessant gebleken voor het onderzoek. Hierbij gaat het niet alleen maar om de verschillen tussen de initiatieven zelf, maar ook de situatie waarin zij zich bevinden. De organisatiestructuur is echter wel een van de belangrijkste verschillen die zijn gevonden en veel invloed heeft op de ruimtes en beperkingen de initiatieven ondervinden. Het onderzoek heeft laten zien dat bij afwezigheid van meer professie binnen de organisatie, dit beperkingen oplevert voor het initiatief. Een burgerinitiatief is maatschappelijk georiënteerd en de kracht van een initiatief ligt vaak in de idealen van het initiatief. Op het moment dat de praktische en zakelijke onderdelen van een initiatief niet goed lopen – en de bewoners hier veel tijd aan kwijt zijn – dan vormt dit een belemmering voor het initiatief om de idealen in de praktijk te brengen. De vraag hierbij is echter wanneer professionaliteit in een organisatie te veel professionaliteit is om de organisatie nog een burgerinitiatief te noemen. WestSide is nu een zelfstandige coöperatieve vereniging. Dat brengt het belang met zich mee dat alle bewoners die hier aan mee doen ook daadwerkelijk bijdragen aan de organisatie en zich hiervoor verantwoordelijk voelen. Die verantwoordelijkheid is iets dat inherent is aan het idee van een burgerinitiatief. Burgerinitiatieven zijn, zoals gedefinieerd in de theorie (Innes & Booher, 2004; Albrechts, 2012), een groep mensen die de samenleving willen vormen naar hun ideeën. Om te dromen over een andere samenleving (op grote of kleine schaal), is het gevoel nodig dat men zich bekommerd en verantwoordelijk voelt voor zijn of haar eigen leefomgeving. De praktijk laat zien dat lang niet alle bewoners even betrokken zijn en meedoen aan een initiatief vanuit deze gedachte, maar door bewoners te betrekken en verantwoordelijkheid te laten dragen maakt een organisatie meer tot een echt burgerinitiatief. Hiermee is niet gezegd dat de Meevaart geen burgerinitiatief mag worden genoemd. Want ook daar zijn de bewoners die als vrijwilligers werken of gebruik maken van de faciliteiten betrokken bij de voortgang van de Meevaart en zijn zich bewust van het belang van de organisatie. Maar omdat zij de organisatie zelf niet hoeven te besturen, is men ook minder op de hoogte van wat er allemaal gebeurt binnen de organisatie. Daarbij moet wel worden gezegd dat de Meevaart ook een vrij grote organisatie is die niet eenvoudig is om te overzien. Meerdere respondenten hebben wel gezegd dat de transparantie van de organisatie op het gebied van communiceren naar bewoners door het in te lichten over de stand van zaken, beter kan worden georganiseerd.