• No results found

8.1 De initiatieven

In dit onderzoek zijn de burgerinitiatieven WestSide Slotermeer en de Meevaart met elkaar vergelijken. Er is gekeken naar welke ruimtes en beperkingen deze initiatieven ervaren door formele- en informele instituties; de institutionele context. De initiatieven hebben overeenkomsten, maar verschillen ook van elkaar op een aantal punten. Deze verschillen zijn het meest interessant gebleken voor het onderzoek. Hierbij gaat het niet alleen maar om de verschillen tussen de initiatieven zelf, maar ook de situatie waarin zij zich bevinden. De organisatiestructuur is echter wel een van de belangrijkste verschillen die zijn gevonden en veel invloed heeft op de ruimtes en beperkingen de initiatieven ondervinden. Het onderzoek heeft laten zien dat bij afwezigheid van meer professie binnen de organisatie, dit beperkingen oplevert voor het initiatief. Een burgerinitiatief is maatschappelijk georiënteerd en de kracht van een initiatief ligt vaak in de idealen van het initiatief. Op het moment dat de praktische en zakelijke onderdelen van een initiatief niet goed lopen – en de bewoners hier veel tijd aan kwijt zijn – dan vormt dit een belemmering voor het initiatief om de idealen in de praktijk te brengen. De vraag hierbij is echter wanneer professionaliteit in een organisatie te veel professionaliteit is om de organisatie nog een burgerinitiatief te noemen. WestSide is nu een zelfstandige coöperatieve vereniging. Dat brengt het belang met zich mee dat alle bewoners die hier aan mee doen ook daadwerkelijk bijdragen aan de organisatie en zich hiervoor verantwoordelijk voelen. Die verantwoordelijkheid is iets dat inherent is aan het idee van een burgerinitiatief. Burgerinitiatieven zijn, zoals gedefinieerd in de theorie (Innes & Booher, 2004; Albrechts, 2012), een groep mensen die de samenleving willen vormen naar hun ideeën. Om te dromen over een andere samenleving (op grote of kleine schaal), is het gevoel nodig dat men zich bekommerd en verantwoordelijk voelt voor zijn of haar eigen leefomgeving. De praktijk laat zien dat lang niet alle bewoners even betrokken zijn en meedoen aan een initiatief vanuit deze gedachte, maar door bewoners te betrekken en verantwoordelijkheid te laten dragen maakt een organisatie meer tot een echt burgerinitiatief. Hiermee is niet gezegd dat de Meevaart geen burgerinitiatief mag worden genoemd. Want ook daar zijn de bewoners die als vrijwilligers werken of gebruik maken van de faciliteiten betrokken bij de voortgang van de Meevaart en zijn zich bewust van het belang van de organisatie. Maar omdat zij de organisatie zelf niet hoeven te besturen, is men ook minder op de hoogte van wat er allemaal gebeurt binnen de organisatie. Daarbij moet wel worden gezegd dat de Meevaart ook een vrij grote organisatie is die niet eenvoudig is om te overzien. Meerdere respondenten hebben wel gezegd dat de transparantie van de organisatie op het gebied van communiceren naar bewoners door het in te lichten over de stand van zaken, beter kan worden georganiseerd.

Een tweede verschil tussen de initiatieven heeft te maken met de situatie waarin zij zich bevinden. De samenwerking met de overheid is voor beide initiatieven belangrijk gebleken voor de ruimtes en beperkingen die zij ervaren. WestSide is geïnitieerd door de overheid en de Meevaart heeft een lange samenwerkingsrelatie met de gemeente. Beide initiatieven zijn op een bepaald moment financieel ondersteund door de gemeente. Deze vorm van ondersteuning is belangrijk gebleken voor de initiatieven, zeker aangezien de Meevaart nog steeds jaarlijks wordt gesubsidieerd. Zonder het geld dat is gestoken in deze initiatieven, waren deze gewoonweg niet mogelijk geweest. Maar daarnaast is een andere vorm van ondersteuning misschien nog wel belangrijker dan de geldstromen van de overheid. De informele structuur van de eigenschappen van de ambtenaren die zijn betrokken bij de initiatieven, heeft laten zien dat dit uiterst belangrijk is voor de ruimte die de initiatieven ondervinden en tevens ook de beperkingen. De samenwerkingsrelatie met de buurtambtenaren en de Meevaart wordt als een voorbeeld gezien voor heel Nederland. Ook in dit onderzoek is naar voren gekomen dat deze samenwerking zeer vruchtbaar is en dat de betrokkenheid, bevlogenheid en inzet van de lokale overheid hier echt een verschil heeft gemaakt. Dit zien wij ook bij WestSide - maar in mindere mate omdat zij nu zelfstandig zijn – met als voorbeeld de samenwerking met Liesbeth.

8.2 De theorie en de praktijk

De belangrijkste verschillen tussen de initiatieven wat betreft de ruimtes en beperkingen die zij ondervinden is duidelijk. Daarnaast zijn er in het onderzoek resultaten gevonden (die hierboven ook al deels zij genoemd) die inhaken op een aantal theoretische concepten die eerder zijn besproken. Allereerst is in het onderzoek naar voren gekomen dat de ondersteuning van de overheid zowel beperkingen als ruimtes met zich mee brengt. Volgens Marinetto (2003) vormt de ondersteuning een beperking, omdat het bepaalde machtsrelaties in stand houdt. Dit is ook terug te zien in het gemeentelijk beleid, waar voor subsidie bepaalde kaders worden gesteld voor initiatieven. Een vorm van macht die verder afstaat van het idee van de burger als vormgever. Ook bij WestSide zijn er beperkingen die voortkomen uit de vooraf bedachte eisen van overheid zoals het niet concurreren met de lokale economie. De interessante bevinding in dit onderzoek – wat hierboven al is genoemd- is dat de meer informele ondersteuning van de overheid (in de vorm van ambtenaren) juist zorgt voor ruimte. Voor deze ondersteuning worden geen eisen gesteld vanuit de overheid. Deze ondersteuning komt voort uit oprechte betrokkenheid en overtuiging van

meest betrokken zijn bij het initiatief – bij WestSide het bestuur en bij de Meevaart de stichting- mensen die al langer bezig zijn met maatschappelijk initiatief in de buurt. Uiteraard niet allemaal, maar veel van deze bewoners zijn bekend bij de gemeente en worden ook benaderd door de gemeente. Tonkens (2014) legt uit dat ook in het geval van maatschappelijk initiatief de sterkere burgers (met meer sociaal- en economisch kapitaal) het voortouw trekken van burgerinitiatieven. Hierdoor zijn het vaak dezelfde mensen die zich bezighouden met maatschappelijk initiatief. De beperking hiervan is dat minder krachtige burgers zich wellicht ontmoedigd voelen, of zichzelf in de schaduw stellen van de krachtige burgers. Dit is op zichzelf een informele institutie, die ook naar voren komt in het onderzoek. Namelijk, de persoonlijke eigenschappen van de bewoners. Bewoners met meer kennis van zaken en de capaciteit om dit uit te drukken en in de praktijk te brengen, staan aan het front van de initiatieven. En dit zorgt uiteindelijk ook voor ruimte voor de initiatieven, voor de een wat minder dan voor de ander, afhankelijk van de mate van het aantal krachtige bewoners (bovengenoemd professionals) dat hier mee samenhangt.

Als laatste kunnen een aantal resultaten worden teruggekoppeld aan twee meer abstractere theorieën die zijn besproken. De eerste theorie is die van Tonkens (2014) over het ‘democratisch tekort’. De participatiesamenleving die zou moeten draaien om de interventie van burgers die meer verantwoordelijkheid nemen voor hun omgeving, is in de praktijk een politiek beleid wat opnieuw wordt opgelegd aan burgers. In het onderzoek zien wij dit sterk terug in de kaders die de overheid stelt voor het subsidiëren van initiatieven. Aan de ene kant is het logisch dat de overheid zijn subsidies moet kunnen onderbouwen en om die reden een kader moet stellen voor deze subsidies. Aan de andere kant is het merkwaardig dat burgerinitiatieven op deze manier worden beperkt door de overheid. De overheid zou namelijk niet moeten voorschrijven met welke onderwerpen burgerinitiatieven zich zouden moeten bezighouden. Het idee van de participatiesamenleving is juist dat de burger dit bepaald. Op deze manier zijn burgerinitiatieven nog steeds onderworpen aan het idee van de overheid over wat maatschappelijk initiatief zou moeten inhouden. Hier op aansluitend laat dit onderzoek op lokale schaal zien hoe het dilemma van rechten en plichten (Tonkens & Verhoeven, 2013) voor burgers zich voordoet in de praktijk. De participatiesamenleving brengt een hoop plichten met zich mee (SCP, 2014), maar welke rechten krijgen burgers om aan deze plichten te voldoen? In de het onderzoek komt naar voren dat er in de praktijk eigenlijk geen formele rechten zijn waar burgers aanspraak op kunnen maken. Het document ‘Ruimte voor Maatschappelijk Initiatief’ is hiervoor een stap in de goede richting, maar ook dit blijft bij ambities die in de praktijk eigenlijk alleen op informele manier tot uiting komen. Het ruimte geven op het gebied van wet- en regelgeving wordt lang niet door elke ambtenaar omarmt. Burgerinitiatieven zijn hiervoor afhankelijk van een hand vol betrokken ambtenaren die de strijd aangaan in naam van de burger en de werkwijze die wordt gesuggereerd door het beleid levert deze ambtenaren vervolgens ook beperkingen op. De waarde van deze ambtenaren valt niet te bagatelliseren, maar het blijft op dit moment een minderheid. Corbet & Walker hebben in enige mate gelijk wanneer zij zeggen dat de verantwoordelijkheden die aan de burger worden

toegeschreven door de overheid kan worden gezien als een verkapte bezuiniging. Burgers de taken van overheden over laten nemen onder het mom van ‘meer zeggenschap voor de burger’, blijkt in de praktijk toch minder te berusten op de zeggenschap van de burger en meer op de uitbesteding van de overheid. Op deze manier hebben burgers relatief gezien meer plichten dan rechten voor het nemen van verantwoordelijkheid voor hun directe omgeving (Uitermark, 2014). De Meevaart en de Indische Buurt kunnen op dit gebied worden gezien als een uitzondering. Hier zijn de beperkingen die bijvoorbeeld WestSide, maar ook vele andere initiatieven in Amsterdam ondervinden, minder van toepassing. Om deze reden wordt het ook een voorbeeld genoemd voor heel Nederland. Dit onderzoek heeft echter laten zien dat dit meer te maken heeft met de informele instituties, dan met hoe het beleid voor maatschappelijk initiatief nu is ingericht.